Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods onderhouding in de voorzienigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods onderhouding in de voorzienigheid

De werken Gods (12)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer we nu enigszins dieper op het stuk der Voorzienigheid trachten in te gaan, dan moeten we beginnen met een overbekende, maar geenszins overbodige onderscheiding te maken; en wel deze, dat Gods Voorzienigheid zich betoont in drie daden, n.1. in onderhouding, medewerking en regering.

Deze drie daden zijn wel te onderscheiden, maar toch niet te scheiden. In God zijn ze één. Voor ons besef zijn het er drie. De drieheid in het werk der Voorzienigheid heeft God zelf in Zijn Woord ons geopenbaard, want Hij spreekt daarin op menselijke wijze, om onzer zwakheid wil. En cle onderscheiding, clie God zelf goedgedacht heeft te maken, mogen wij niet terzijde stellen.

Laten we dan trachten deze drie uitingen van Gods Voorzienigheid eens van naderbij te bezien.

Allereerst dan cle onderhouding Gods. Ze is clie almachtige en alomtegenwoordige werking Gods, waaronder Hij alles doet voortbestaan zodanig en zolang als het Hem behaagt.

Brakel zegt er van in zijn „Redelijke Godsdienst": „Hield deze onderhoudende werking Gods maar één ogenblik op, het schepsel zou dadelijk verdwijnen tot zijn niet".

Iloe God cle wereld onderhoudt, kan geen mens verklaren. Al de werkingen Gods zijn immers een verborgenheid!

Wie zou ze kunnen nagaan? God is groot, en wij begrijpen Hem niet! Maar dit weten wij er toch wel van, clat cle onderhouding Gods toont, clat elk schepsel, in alle delen, geheel en absoluut van Hem afhankelijk is.

De Remonstranten willen daarvan natuurlijk niet weten. Ze zeggen bijna hetzelfde als cle Gereformeerden leren, doch ze hebben met hen één woordje verschil; en clat is juist het éne woordje, waar alles op aankomt. De Remonstranten leren n.1. clat God al het schepsel Iaat bestaan. De Gereformeerden daarentegen belijden, clat God al het schepsel doet bestaan.

De lezer gevoelt zeker wel het verschil tussen clie beide gezegden? Laten bestaan, betekent, clat God toelaat dat het schepsel bestaat; clat Hij er niet tegen ingaat; dat Hij het voortbestaan niet tegenhoudt; clat God alleen maar toekijkt, hoe cle wereld bestaat. Maar als we zeggen, clat God cle wereld doet bestaan, clan betekent clat heel wat meer, n.1. dat hij er zelf cle hand in heeft; clat Hij het niet slechts toelaat, en als een toeschouwer er naar kijkt, maar clat Hij zelf dat voortbestaan uitricht; clat het Zijn Goddelijke werking, Zijn heilige wil is, aan wie het schepsel zijn voortbestaan te danken heeft.

Natuurlijk vatten we direct, waarom cle Remonstrant alleen maar van „laten" en niet van „doen" spreekt. Immers hij wil cle volstrekte onafhankelijkheid van de mens niet geloven; hij ziet in het schepsel altoos iemand, clie, los van God, ook nog wel wat kan uitrichten; en clie nog invloed kan uitoefenen op het voortbestaan der wereld en haar bewoners.

Onze Godgeleerden hebben zich daar scherp tegen verzet, en cle volstrekte afhankelijkheid van cle mens beleden, en daarbij tegelijk cle volstrekte zeggenschap Gods over heel de wereld en haar voortbestaan. Ze zeggen clan ook op grond van de Heilige Schrift, clat de onderhouding, d.i. cle instandhouding enkel en alleen Gods werk is, en dat, als God Zijn hand één ogenblik van het geschapene aftrok, en Zijn aangezicht zou verbergen, dit reeds voldoende zou wezen om aan al het thans bestaande een einde te maken.

Die onderhouding van het geschapene geschiedt op tweeërlei wijze: hetzij middellijk, hetzij onmiddellijk. Eigenlijk is er bij God tussen clie twee geen onderscheid. Hij doet alles rechtstreeks, door Zijn alvermogende kracht. Maar wij, mensen, spreken toch van een middellijke en van een onmiddellijke werking van Gods onderhoudende kracht, al naar mate oorzaak en gevolg dichterbij of verder van elkander af liggen. En zeker, clie onderscheiding mogen wij wel maken, mits we maar nooit vergeten, clat achter alle middellijke werkingen, achter alle zogenaamde tweede oorzaken, cle hand des Heeren is, die dan toch van alles cle eerste oorzaak blijft. Wij, mensen, zeggen wel: het regent; het sneeuwt; het vriest en daarmede hebben wij clan het oog op cle natuur, als tweede oorzaak, maar

Gods Woord wijst ons telkens op God als de Werkmeester ervan terug, als het zegt: „Hij Werpt Zijn ijs daarheen als stukken; de Gocl der ere dondert; Hij geeft sneeuw als wol." Zo leren we achter alle „middellijke oorzaken" toch de grote Oorzaak opmerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1956

Daniel | 8 Pagina's

Gods onderhouding in de voorzienigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1956

Daniel | 8 Pagina's