Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MAARTEN LUTHER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MAARTEN LUTHER

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De kanselier vraagt hem andermaal, of hij zijn geschriften wil herroepen. En nu geeft Luther met vaste, krachtige stem een bescheiden, maar vrijmoedig antwoord: „Doorluchte keizer, edele vorsten en heren! Ik sta heden voor U, dewijl ge mij ontboden hebt en ik smeek U met geduld te luisteren naar de verdediging van een zaak, die ik voor rechtvaardig en waar houd. Van sommige der dingen, die ik geschreven heb, verklaren zelfs mijn vijanden, dat zij goed zijn. Ik heb boeken geschreven tegen de paus en de priesters, die door hun valse leer de mensen naar ziel en lichaam verderven. Als ik deze herriep, zou ik er slechts toe meewerken, de tirannie te bekrachtigen; ik zou voor een zo grote goddeloosheid niet alleen de ramen, maar ook de deuren openen en zelf oorzaak zijn, dat ze verder en vrijer om zich heen zou grijpen dan ooit te voren. En door mijn herroeping zou haar nietswaardige heerschappij, die voor het arme volk reeds nu onverdraaglijk is, in haar willekeur en straffeloosheid nog meer versterkt en bevestigd worden, daar men zou aannemen, dat dit op gezag van de keizerlijke majesteit en van het gehele roomse rijk zou zijn geschied. Wat zou ik dan een monster van slechtheid en tirannie zijn!

De derde soort mijner boeken zijn die, welke ik tegen private personen geschreven heb, namelijk tegen hen, die getracht hebben, de roomse tirannie te steunen en de door mij verkondigde godzalige leer te ondergraven. Ik beken, dat ik tegen deze heftiger geweest ben, dan misschien gepast was. Want ik maak mij niet tot een heilige, strijd ook niet voor mijn leven, maar voor de leer van Christus; herroepen mag ik ook deze niet, omdat ik daardoor de tirannie en goddeloosheid zou bevorderen, zodat ze heviger tegen het volk Gods zouden woeden en heersen, dan zij geheerst hebben."

De kanselier staat op en vordert van Luther, dat hij duidelijk zal zeggen, of hij herroepen wil wat hij geschreven heeft. Daarop neemt deze opnieuw het woord en zegt: „Welnu dan, daar van mij een klaar, eenvoudig antwoord verlangd wordt, zal ik dat ook geven. Indien ik niet door uitspraken der Heilige Schrift, of door openbare, heldere en duidelijke bewijzen overwonnen en overtuigd word, zodat mijn geweten door Gods Woord wordt gevangen genomen — want aan cle paus en de kerkvergaderingen alleen geloof ik niet, daar het duidelijk is, clat zij dikwijls gedwaald en zichzelven weersproken hebben, dan kan en wil ik niet herroepen, omdat het noch veilig, noch raadzaam is, om iets tegen zijn geweten te doen. Hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij! Amen!" Diep is de indruk op de aanwezigen, vooral door het laatste gedeelte. Frederik cle Wijze, die met welgevallen geluisterd heeft, zegt: „Hoe schoon heeft pater Martijn voor de keizer en de stenden gesproken."

Zelfs de keizer kan niet nalaten te betuigen: „De monnik spreekt met onverschrokkenheid en als een, die zeker van zijn zaak is. Hertog Erik von Branswijk doet Luther een zilveren kan met bier overhandigen, opdat deze zich wat zal verkwikken.

Daarop verlaat Luther de vergadering om er niet weer te keren. Zijn vijanden, die zeer verbitterd zijn over zijn stoutmoedig optreden, dringen er bij de keizer op aan, het vrijgeleide in te trekken en de „ketter" gevangen te nemen. Doch Karei weigert dit. Hij heeft zijn woord gegeven en wil dit gestand doen.

Na enige dagen, waarin cle legaten van cle paus tevergeefs beproeven, Luther tot andere gedachten te brengen, verlaat deze Worms, om de terugtocht naar Wittenberg te aanvaarden.

De keizer heeft hem doen aanzeggen, dat hij zo spoedig mogelijk uit de stad moet vertrekken en clat hij onderweg niet als prediker op mag treden.

Tegen het eerste bevel heeft Luther geen bezwaar. Hij verzocht de bode, die hem het bevel overbrengt, de keizer en cle vorsten zijn dank te betuigen voor de welwillendheid, waarmee ze hem hebben aangehoord. Gaarne zal hij de keizer in alles gehoorzamen, alleen mag hij dat niet doen, waar het de prediking van het Evangelie betreft, „want, " zegt hij, „Paulus schrijft, dat het Woord Gods niet gebonden moet zijn."

Begeleid door de keizerlijke heraut, enige edelen te paard en een grote menigte, verlaat Luther Worms. De menigte keert al spoedig tot de stad terug. Ook de edelen vergezellen hem slechts een eindweegs. En het duurt niet lang, of ook Caspar Sturm, de heraut, wordt met een vriendelijke dankbetuiging teruggezonden, zodat Luther in gezelschap van een paar vrienden zijn weg vervolgt, meer vertrouwend op de hoede des Heeren clan op het keizerlijk vrijgeleide.

Luther heeft juist bijtijcis Worms verlaten, want heel spoedig na zijn vertrek weet cle pauselijke legaat Aleander de keizer te bewegen, een mandaat tegen Luther uit te vaardigen, het Wormser Edict genoemd, waarin de ketter vogelvrij verklaard en een ieder bevolen wordt, hem gevangen te nemen en aan het keizerlijk gericht over te leveren.

Aanvankelijk is de reis zeer voorspoedig. Op verschillende plaatsen treedt Luther voor de gemeente op en overal vindt hij een dankbaar gehoor. Ook bezoekt hij nog het plaatsje Mora, waar familie woont. Hij brengt er een genoeglijke dag door en vervolgt daarna zijn reis, nog slechts vergezeld door zijn vriend Amsdorf en zijn broer Jacob. Hun weg leidt door het donkere Thüringerwoud.

Daar springen plotseling, op een ogenblik dat zij door een holle weg rijden, niet ver van Waltershausen, enige gemaskerde ruiters te voorschijn.

Luthers broeder zet het, zonder een woord te spreken, op een lopen en kwam tegen de avond te voet in Waltershausen.

De koetsier wil zich nog verdedigen, doch wordt op de grond geworpen. Ook Amsdorf houdt men stevig vast.

Intussen hebben zich een paar andere ruiters van Luther meester gemaakt. Zonder een woord tot hem te spreken, werpen zij hem een mantel om en zetten hem op een paard.

Alle ruiters bestijgen nu hun (rossen.

Met de hervormer in hun midden rennen zij weg, steeds dieper het bos in, Amsdorf en de koetsier verschrikt achterlatend.

Uren aaneen wordt er gereden. Om alle nasporing te verijdelen, maakt men allerlei omwegen. Voor Luther, die niet gewoon is paard te rijden, is het een hoogst vermoeiende tocht. Slechts éénmaal staat men hem toe, af te stijgen, om zich aan een bron door een teug fris water te verkwikken.

Eindelijk, na uren rijden, wordt halt gehouden voor een groot, sterk kasteel. Het is de Wartburg, geheel door de zware Thüringse bossen omringd.

De zware poortdeur wordt geopend; Luther mag afstijgen. Om in een gevangenis te worden opgesloten? Neen, gelukkig niet.

Luther is niet in de handen van vijanden gevallen. Integendeel. De edele keurvorst van Saksen, Frederik de Wijze, heeft hem laten oplichten om hem aan de nasporingen van de vijanden der hervorming te onttrekken. Die ruiters, het zijn vrienden van Luther, die de gevangene naar een veilige schuilplaats gebracht hebben.

Ook is de gebeurtenis voor Luther niet geheel onverwachts gekomen. Toen hij nog te Worms was, heeft Frederik de Wijze hem al een wenk gegeven, dat er iets met hem gebeuren zou en dat hij zich maar niet ongerust moest maken.

Wie van de overval horen, kunnen niet anders denken, dan dat het nu met Luther gedaan is. En spoedig verspreidt zich alom het gerucht, dat de grote man in de handen van vijanden gevallen is, zodat aan zijn dood niet te twijfelen valt.

Maar intussen is Luther buiten gevaar. Een kamer is voor hem ingeruimd, waar hij studeren en werken kan, zoveel hij wil. Nu, daar heeft hij een dankbaar gebruik van gemaakt, want hier begint Luther zijn beroemde Bijbelvertaling. Onder de naam „Jonker George" slijt hij er tien rustige maanden, waarin hij gelegenheid vindt zich voor te bereiden voor de grootse en moeilijke taak, die hem daarna nog wacht.

Wij willen hier het verhaal over Luther beëindigen. We hebben enkele hoogtepunten aangeroerd uit de geschiedenis van de grote hervormer, een geschiedenis die we als zonen en dochters der Reformatie ook dit jaar weer zullen herdenken bij de verschijning van dit nummer van „Daniël".

In de slotkapel van Wittenberg, waar zijn woorden als bazuingeklank hebben geklonken, werd Luther in 1546 begraven.

Luther is heengegaan, maar de kerken der Hervorming blijven alle eeuwen door. De poorten der hel zullen haar niet overweldigen.

Gods Woord houdt stand in eeuwigheid En zal geen duimbreed wijken. Beef, satan! Hij, die ons geleidt, Zal u de vaan doen strijken! Delf vrouw en kind'ren 't graf, Neem goed en bloed ons af, Het brengt u geen gewin: Wij gaan ten hemel in En erven koninkrijken!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1958

Daniel | 8 Pagina's

MAARTEN LUTHER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1958

Daniel | 8 Pagina's