Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De koster

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De koster

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

RONDKIJK

De koster is een man, die mede een belangrijke rol speelt in het verenigingsleven. Daarom wil uw rondkijker deze keer de aandacht eens op hem vestigen.

Kosters zijn onmisbare mensen; zij vervullen een belangrijke taak in het kerkelijk werk. Zonder koster en zonder kosteres zouden onze kerken totaal vervuilen. Alles heeft zijn onderhoud nodig, zeer zeker ook het huis des gebeds. De koster is de man, die niet alleen zorgt dat des zondags (en door de week) wanneer er godsdienstoefeningen worden gehouden, de deuren open staan en wij onze plaatsen kunnen bezetten, maar ook, dat het behoorlijk warm is; dat in de winter de kachels worden gestookt en verzorgd en in de zomer, dat er voldoende wordt geventileerd en de kerklucht wordt „ververst." Wanneer in de winter de kerk goed is verwarmd en koel in de zomer, is dat veel waard. De koster is de man, die dat in goede banen moet leiden.

Maar er is nog veel meer. De koster is dikwijls — vooral in drukke kerkdiensten — een vraagbaak; men vraagt hem naar een plaats en hij moet op de hoogte zijn van de mogelijkheden om er een te kunnen geven; hij moet weten welke mensen meest 's morgens of 's avonds komen, wie wegens ziekte verhinderd zijn, van wie de plaatsen kunnen worden afgestaan. Stoelen of banken moet hij bijzetten, of verzoeken in de bank door te schuiven. Ja, daar is tact voor nodig f Om wat ruimte af te staan, zijn de mensen soms zeer gevoelig! Een „vreemde" die in onze kerk komt, om mede het Woord Gods te horen, moeten we toch niet afstoten maar met welwillendheid tegemoet treden en aan een plaats zien te helpen. De koster moeten we daarbij zeker niet tegenwerken.

Als er door-de-weeks een huwelijk wordt bevestigd, moet de koster ook weer present zijn. Hij moet het bruidspaar — meestal ietwat nerveus — aan de kerkdeur opvangen en hen met de familie en de gasten hun plaats wijzen.

Over tientallen andere dingen, waar de doorsnee-kerkganger geen erg in heeft moet hij zijn gedachten laten gaan; het juist aangeven van de psalmen op de borden, het briefje voor de orgelist, het glaasje water voor de dominé of voor de dienstdoende ouderling. Het moet alles precies gebeuren, om de kerkdienst goed en ordelijk te laten verlopen. Laat de koster b.v. eens vergeten om de geluidversterker of de ziekentelefoon — als die er is — aan te zetten! Dan zal hij daar tijdens de dienst op worden geattendeerd en zo'n vergissing is dan voor hem wel een beetje pijnlijk. De koster is echter ook maar een mens.

Het is niet alleen het kerkgebouw waarover zijn aandacht moet gaan, maar ook over de kerkeraadskamer en de e.v. bijbehorende vergaderlokalen voor catechisatie, de jongelings en meisjesvereniging, de zondagsschool, kortom over het gehele jeugdwerk. Hij moet zorgen, dat de stoelen netjes op zijn plaats staan, de asbakken leeg en schoon zijn en zoveel andere dingen meer. Ik wil er hier eens op wijzen, dat onze jongens en meisjes de koster — e.v. de kosteres — hierbij zeer in de hand kunnen werken. Als voor een „goede sfeer" in de vergaderruimte gezorgd wordt, laten wij dan meehelpen, om die sfeer te behouden. Geen as en papiertjes op de grond deponeren, maar de as in de asbak en de papiertjes in de zak! Ook niet na afloop de stoelen of banken dwars door het lokaal om spoedig bij de uitgang te zijn, maar in dezelfde orde op zijn plaats, zoals we er in gekomen zijn!

Thuis lopen we ook niet zonder onze voeten te vegen naar binnen — in de kerk, in het catechisatie-en verenigingslokaal dienen we ook ordelijk te zijn. De mat ligt daar niet voor niets.

Het is voor de koster en kosteres ook niet aangenaam wanneer zij iedere week weer het papier van de rollen King pepermunt en van kleverige toffee's van onder stoelen en banken moeten opruimen! Deze zomer was ik op een maandag in een van onze grootste kerken om daar een kijkje te nemen, waar juist de kosteres met nog een paar vrouwen, bezig waren de „rommel van de zondag" op te ruimen. Emmers vol! „De dominé heeft het wel eens „afgezegd van de kansel" beklaagde zich de kosteres, „maar U ziet wel, het helpt niet veel." Die rommel van de kerkvloer is een aanklacht, zowel tegen de volwassen gemeenteleden als tegen onze jeugd. Doen de eerstgenoemden er niet aan mee, wat ik betwijfel, dan hebben ze hun kinderen het ongeoorloofde daarvan te leren inzien. Primair gaat het dan niet om de koster werk te besparen, voorop dient te staan dat we niet naar de kerk gaan om te snoepen, maar om vol eerbied en ontzag te luisteren naar hetgeen ons van Godswege wordt aangezegd.

Uw rondkijker heeft respect voor een koster en een kosteres die kerkgebouw en vergaderlokalen netjes en proper houden en hij meent dat in ons jeugdblad „Daniël" wel eens mag worden gezegd hem en zijn werk in ere te houden. Hij doet ook veel voor het verenigingsleven, laten we dat waarderen en zorgen, dat hij — en zijn echtgenote de kosteres — niet te veel extra werk en moeite aan ons heeft. Meestal doet hij al die arbeid voor weinig geld. Er zijn maar weinig kerken in onze gemeenten die een „vrijgestelde" koster hebben, voor het merendeel is het een nevenbetrekking die, voor het vele dat er aan verbonden is, waarvan ik lang niet alles genoemd heb, niet al te best wordt gehonoreerd. Gelukkig gaat het bij de meeste kosters en kosteressen niet enkel om het geld, maar om de liefde voor het werk. Nogmaals: laten we dat waarderen en met z'n allen kerk en vergaderruimten netjes helpen houden.

De koster heeft geen „ambt", hij wordt door de kerkeraad aangewezen of benoemd. Onder oud-Israël waren het de Levieten: e „dorpelwachters of dorpelbewaarders", waarvan we lezen in 2 Kron. 23 : 4 en ook in Ps. 84 : 11: Want één dag in uw voorhoven is beter dan duizend elders; ik koos liever aan de dorpel in het huis mijns Gods te wezen, dan lang te wonen in de tenten der goddeloosheid." De kanttekenaar van onze Statenvertaling zegt er van, dat het betekent „in een geringe staat te leven, bedienende het ambt van portier des tempels."

Ja, over die tekst had de dominé eens gepreekt. En de koster had er met bijzondere aandacht naar geluisterd. De dominé had de gewoonte bij het naar huis gaan niet alleen de ambtsdragers maar ook de koster een hand te geven. Hij ging dan gewoonlijk vanuit het consistorie door de kerk heen; in het portaal waar de koster zich bevond, begroette de dominé hem met de woorden: „in de hemel zijn geen dorpelwachters meer nodig!" De koster hield de hand van de prediker vast en antwoordde, dat hij daar die avond wat van had ervaren. Onder de preek had hij „eens naar binnen mogen gluren in het heiligdom." Hij had er maar een voorproefje van gehad wat het eenmaal wezen zal te zijn voor de troon van God en van het Lam en Hem dag en nacht te dienen in Zijn tempel. Die dorpelwachter was een echte Leviet moet U weten, de Heere had het voor hem weer eens waar gemaakt. Er werd in dat portaal, met de broeders kerkeraad er om heen, nog eens nabetrachting gehouden. De dominé en de koster verstonden elkaar. De preek werd nog eens herkauwd, gelijk de reine dieren het voedsel. Wat komt dat tegenwoordig weinig meer voor.

RONDKIJKER

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1959

Daniel | 8 Pagina's

De koster

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 februari 1959

Daniel | 8 Pagina's