Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het najaar druipt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het najaar druipt

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Martien Beversluis)

Het uitzonderlijke zomerweer kan niet blijven duren. Wanneer de herfstmaand nog zomers aandoet, zal de ommekeer des te pijnlijker worden gevoeld. En we weten, dat al het mooie en verrukkelijke slechts tijdelijk is. Als we over de top zijn, dan volgt de gang naar omlaag.

Zo gaat het in cle seizoenen, zo is de loop in de wereldrijken en zo zal het ook met ons leven vergaan.

De herfst „predikt" ons deze dingen: de aftakeling.

Martien Beversluis schrijft in „Kruisbogen", de bundel die al meer is genoemd, een vers, dat tot titel heeft: Het najaar druipt.

Al dadelijk zitten we in de herfst:

Het najaar druipt van alle bomen in bladeren en in regenval.

Het rept hier naar een onderkomen. De vlegel dreunt naar overal.

Daar is een donker tegenstromen dat 't lichtende verdoven zal.

De spin loert tussen 't web der dromen. Het late vee roept om cle stal.

De bloemen in hun bloei verlomen. De avond-blinden denderen al — 't wordt tot geraamte en fantomen en alles predikt zondeval.

Wat cle vorm betreft, kan al direct worden gezegd, dat Beversluis niet mee doet aan de nieuwerwetse dichtkunst, die voor een groot deel het rijm verwaarloost en die spot met hoofdletters en leestekens. Integendeel, de dichter gebruikt slechts twee rijmwoorden, het gehele gedicht door.

De beelden, die hij oproept, zijn beelden uit zijn jeugd: de vlegel dreunt niet meer eentonig op de dorsvloer en er zijn maar weinig ramen meer met buitenblinden in onze tijd. Wat blad en bloem was, is geraamte geworden en spookachtig gaat alles er uit zien (fantomen). Alles spoedt zich naar het einde en dat einde is een gevolg van cle zondeval, want was die niet gekomen, dan was er geen dood en ondergang.

Tot nu toe heeft cle dichter het gehad over de natuurlijke dingen. Nu gaat hij verder over de ondergang van landen en steden, over grote figuren in cle wereldgeschiedenis, over hooggeroemde culturen. Hoor maar:

't Ging met Athene zo en Rome, met Caesar en met Hannibal.

Culturen gaan, culturen komen naar God het wil en wenden zal.

Alles wat op aarde gebeurt gaat niet buiten Gods Voorzienigheid om. De Heere wendt het alles naar Zijn ondoorgrondelijke wil.

En hoe staat nu de mens daar tegenover? Wordt hij er niet klein onder, wanneer hij ziet, dat alles slechts voor een tijd is en dat alle grootheid eenmaal zal vergaan? Neen, zegt de dichter:

Wij tillen hoog de mantelzomen en ijdel zien we neer op al.

Gods burcht moet worden ingenomen! En onze geest zweept het heelal.

De mens is trots, hij verheft zich als God en zal de aarde en het ganse heelal aan zich onderwerpen. Wat Gods eigendom is, zal het eigendom van de mens zijn. Afstanden op aarde bestaan niet meer en de hemelen zijn niet meer onmetelijk. Buiten de luchtlaag, die bij de aarde behoort, zal de mens zich wagen. Waaróm ook niet! Zoals de najaarswind de takken van de bomen zwiept en in zijn macht heeft, zo zal de menselijke geest, het vernuft, de wereldruimte aan zich onderwerpen en ermee doen wat hij wil.

En dan komt er een aangrijpend slot. In slechts vier regels vermag de dichter het einde van alle dingen te zeggen:

Het najaar druipt door onze dromen, En de wind wordt tot bazuingeschal! Maar haast u om een onderkomen als de maan in bloed verand'ren zal.

Wat zijn de mensen al niet van plan! Geregelde pogingen worden ondernomen om tot verantwoorde ruimtevaart te komen. Welke droombeelden worden er gemaakt! Maar door deze dromen druipt het najaar, zegt de dichter. Dus er zal een eind aan komen: het najaar is een beeld van ondergang en verwelken. Men kan het niet meer beschouwen als een hoogtepunt, maar als een neergang. En dan wordt het beeld van het najaar met zijn stormen volgehouden: de wind wordt tot bazuingeschal. Het einde komt, het grote einde, cle vol-einding! De maan zal worden als bloed!

Wat schieten we dan op met al onze vermeende hoogheid en met al ons kennen en kunnen?

Zoekt vóór die tijd een onderkomen, zegt de dichter. Haast u, wordt ons toegeroepen.

Dat onderkomen zal alleen kunnen zijn in de enige Ark der behoudenis.

Wij weten de tijd niet wanneer het Laatste Oordeel zal plaats vinden, maar toch. ... het is niet ver af: haast u, het wordt najaar!

INDEX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1959

Daniel | 8 Pagina's

Het najaar druipt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 oktober 1959

Daniel | 8 Pagina's