Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALEXANDER COMRIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALEXANDER COMRIE

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VII).

Comrie als polemicus

Comrie was van nature niet de man om zich uit eigen beweging te mengen in theologische discussies. Hij zou dan ook als polemicus weinig naam hebben gemaakt, indien een meer strijdbare figuur als ds. Nicolaus Holtius van Koudekerk hem niet uit zijn schuilhoek tevoorschijn had gehaald.

had gehaald. Uit het feit dat Comrie op 1 mei 1735 door Holtius in het ambt was bevestigd, heeft men ten onrechte de konklusie getrokken, dat de vriendschap tussen de beide predikanten al van die tijd af dateerde. Holtius echter heeft Comrie niet bevestigd als zijn persoonlijke vriend, maar als konsulent van Woubrugge. In de daaropvolgende jaren kan er geen sprake van vriendschap zijn geweest, want in het conflict over het collatierecht (waarover we in een vorig artikel gehandeld hebben) stond Comrie aan de

is omzwerf en gunstig ontvangen wordt. Men greep er enigen die het feit bekenden en op hun aanwijzing nam men er een grote menigte gevangen. Zij werden overtuigd, minder van brandstichting dan wel van haat tegen het menselijk geslacht. Men martelde hen op het ogenblik van hunnen dood, men bedekte hen met dierenhuiden, teneinde hen door de honden te doen verscheuren. Aan kruisen gehecht en verbrand, dienden hunne vlammende lichamen de voorbijgangers tot fakkels."

Toch nam deze man het nog op voor het verdrukte volk van God.

„De keizer verlustigde zich, temidden van zijn tuinen in het schouwspel hunner dood, en gedurende die tijd schonk hij het volk het vermaak van de renspelen, waarbij hij zich zelf, in het gewaad van een voerman vertoonde. Hierdoor wekte hij het algemene medelijden voor de veroordeelden op en men beschouwde hen, hoewel zij schuldig waren, als niet aan het algemeen welzijn, maar aan de wreedheid van één énig man te zijn opgeofferd."

Het bloed der martelaren is het zaad dei-Kerk. Het christendom bloeide en in Rome kreeg het steeds meer aanhang.

A. E.

zijde van de overheid, terwijl Holtius meestal de woordvoerder van de classis was. Zelfs heeft hun beider tegenstander, Prof. J. J. Schultens hen later verweten, „dat zij vóór de opkomst der Zwolse troebelen zulke grote maats niet waren en dikwijls met elkander overhoop lagen; daar Holtius Comrie verachtte als een femelaar en Comrie Holtius geringschatte als een onbegenadigd leraar, tenminste als een leraar met zeer weinig genade...." Maar na 1752 hadden ze plotseling gedaan „alsof ze van kindsbeen af als David en Jonathan geleefd hadden.. .." Hier is natuurlijk overdrijving en hatelijkheid in het spel, maar in elk geval zijn Comrie en Holtius pas intiem bevriend geworden in het jaar 1752.

De „Zwolse troebelen." waarover Prof. Schultens sprak en die aanleiding waren geweest tot het gezamenlijk optreden van Comrie en Holtius waren niet uit de lucht komen vallen. Reeds geruime tijd waaide er een nieuwe wind door de vaderlandse kerk, die de Gereformeerde belijders met angst en beven vervulde. De Voetianen en de „ernstige" Coccejanen hadden hun twisten gestaakt om gezamenlijk front te kunnen maken tegen de nieuwe ketterijen, die op verschillende plaatsen terrein wonnen.

Reeds in de 17e eeuw bleek de Groningse hoogleraar Jac. Alting te zijn besmet met de filosofische denkbeelden van de Franse wijsgeer Descartes (= Cartesius) Na diens dood was het de Zutphense predikant Joh. Vlak, die de ketterij verspreidde. Ook dr. Balthasar Bekker en dr. H. A. Roëll hadden Catesiaanse sympathieën. Zij werden weliswaar officieel door de kerk veroordeeld, doch in stilte woekerde het kwaad voort.

Het grote conflict onstond echter pas rondom cle figuur van ds. Anthony van der Os, in 1722 geboren te Zierikzee, van 1746 tot 1748 predikant te 's Graveland en daarna in Zwolle. Daar Van der Os een begaafd kanselredenaar was, trok hij grote scharen volk, doch al spoedig bleek, clat hij dingen leerde, die volkomen in strijd waren met de Gereformeerde belijdenis. Al zijn dwalingen op te sommen, zou ons te ver voeren, we willen er slechts enkele noemen:

le Van der Os had een vreemde voorstelling van het leerstuk der Drieeenheid.

2e Hij zag het geloof als een daad, die de mens oefent.

3e Hij had een Remonstrantse opvatting van de praedestinatie.

4e Hij leerde dat men buiten cle kennis van Christus, toch God wel kon vrezen.

Terecht verklaarden Comrie en Holtius later, dat de leer van Van der Os bestond uit een mengsel van Pelagiaanse, Sociniaanse en Anniniaanse gevoelens." Het geval-Van der Os zou misschien met een sisser afgelopen zijn, ware het niet dat verschillende professoren van de theologische faculteit te Leiden (die om advies was gevraagd) min of meer openlijk de zijde van Van der Os hadden gekozen.

Nicolaus Holtius, predikant te Koudekerk (onder cle rook van Leiden!) besefte het gevaar en wist Alexander Comrie van het nabijgelegen Woubrugge voor zijn doel te winnen. Samen zouden ze een banier oprichten voor cle waarheid. Daar ze echter van de Leidse faculteit nooit cle vereiste approbatie zouden krijgen, besloten ze, hun geschriften anoniem uit te geven.

Het eerste werkje, clat van de hand van Holtius en Comrie verscheen, had tot titel:

„Aanspraak aan ds. Anthonius van der Os, predikant te Zwolle."

Toen cle Leidse professor J. v. cl. Honert dit geschrift aanviel, schreven zij een nieuwe brochure: „Beschermer van de Aanspraak aan ds. A. v. d. Os."

Opnieuw reageerde Van den Honert, ditmaal op hooghartige en laatdunkende wijze. Doch Holtius en Comrie waren daardoor niet van hun stuk gebracht en antwoordden met de

„Baniere, vanwege de waarheid opgericht tegen de Heer Joan van den Honert."

We zullen deze genoemde werkjes nu verder buiten beschouwing laten om nog even stil te staan bij het belangrijkste werk, dat van de hand van Holtius en Comrie het licht zag, namelijk het:

„Examen van het Ontwerp van Tolerantie" (= „Onderzoek naar het Ontwerp van Verdraagzaamheid").

De schrijvers doen het voorkomen alsof er een genootschap van 20 personen bestaat van „voorstanders der Nederlandse Formulieren van Enigheid." Dit genootschap heeft gehoord dat er een „ontwerp van verdraagzaamheid" is opgesteld, „om cle leer van de Dordtse Synode met de leer der Remonstranten te verenigen."

Van tijd tot tijd komt dit genootschap nu bijeen om dat ontwerp te examineren (onderzoeken). De bedoeling van het geschrift was dus, de afwijkende leerstellingen te signaleren en te wederleggen.

Vijf personen nemen aan de samenspraken deel. Ze treden op onder Griekse namen, die we hieronder zvdlen noemen, met de vertalingen en daarachter de personen die naar het oordeel van tijdgenoten met deze pseudoniemen worden bedoeld.

1. Orthodoxus = Rechtzinnige (Holtius).

2. Philalethes = Liefhebber der waarheid (Comrie).

3. Panta nechomenus = Iemand, die alles duldt (Prof. Schultens).

4. Eurodius = Wandelaar op de brede weg (Prof. Alberti).

5. Adiaphorus = Onverschillige (Wie met deze schuilnaam wordt bedoeld, is niet zeker).

De opzet van het werk is te breed om zelfs maar beknopt te worden weergegeven. De bestudering van het „Examen van Tolerantie" is zeer de moeite waard. De kwestie-Van der Os is slechts een aanleiding tot de bespreking en weerlegging van allerlei andere dwalingen, die in die tijd opkwamen en die ook thans nog niet uitgestorven zijn.

Het spreekt vanzelf dat de Leidse theologische faculteit haar best deed, Holtius en Comrie tot zwijgen te brengen. Daarom wachte ze op een gunstige gelegenheid om te zien of de predikanten van Koudekerk en Woubrugge inderdaad de schrijvers waren. Helaas heeft Holtius, ontaktisch als hij was, zelf die gelegenheid geschapen. Voor de tiende samenspraak van het „Examen" schreef hij een voorrede, waarin een levensbeschrijving van de onlangs overleden prof. Van den Honert was verwerkt. Dit stuk, vol met persoonlijke beledigingen aan het adres van de overleden hoogleraar, siert Holtius niet.

De Leidse faculteit was beledigd en stelde een onderzoek in. De uitgever (Bijl te Amsterdam) verklapte dat Holtius, buiten medeweten van Comrie, het stuk had geschreven.

Aan Holtius werd een publicatieverbod opgelegd. De verdere uitgave van het „Examen" was daardoor — jammer genoeg — onmogelijk geworden.

W. v. G.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1960

Daniel | 8 Pagina's

ALEXANDER COMRIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1960

Daniel | 8 Pagina's