Hei volk der joden na de hemelvaart van Christus

2

Toen de zoon van Annas, Jonathan, hogepriester werd, had de viervorst Herodes, onder bescherming van keizer Tiberius, een bijna koninklijk gezag. Zijn macht was echter meer schijn dan werkelijkheid. Herodes wilde zijn vrouw, , een Arabische prinses verstoten om met zijn zuster Herodias in het huwelijk te treden. De vader van de wettige vrouw van Herodes, Aretas, koning der Arabieren nam dit niet en er ontbrandde een hevige strijd. Aretas versloeg zijn schoonzoon. De Joden beschouwden deze tegenslag als een straf van God, omdat hij Johannes den Dooper had vermoord. Immers Johannes den Dooper heeft destijds Herodes gewaarschuwd.

„Want Herodes had Johannes gevangen genomen en hem gebonden en in den kerker gezet om Herodias wil, de huisvrouw van Filippus zijnen broeder, want Johannes zeide tot hem. Het is u niet geoorloofd haar te hebben." (Matth. 14 vers 3 en 4a.) Herodus sloeg de waarschuwing van Johannes in de wind en huwde later met Herodias.

In deze tijd stierf keizer Tiberius. Hij werd opgevolgd door Cajus Caligula. Dit werd het behoud van Agrippa, een kleinzoon van Herodes. Omdat Agrippa tegen het beleid van Tiberius was geweest en liever Caligula op de troon zag, had de keizer hem in Rome in de gevangenis geworpen. Een spion had Agrippa verraden.

De nieuwe keizer herinnerde zich dat Agrippa nog altijd in de gevangenis zat. Hij liet Agrippa uit zijn kerker halen en schonk de ex-gevangene een viervorstendom in Judea met de titel van koning. Ook kreeg Agrippa een gouden keten van dezelfde zwaarte als de ijzeren boeien die hij in de gevangenis had gedragen.

Herodias werd jaloers op Agrippa, maaide keizer wilde haar niet met eerbewijzen overladen. Met haar gemaal, viervorst Herodes werd zij naar Lyon in Gallie verbannen.

Claudius volgde keizer Caligula op en voegde bij het viervorstendom van Agrippa, geheel Judea en het land van Samaria. Hij schonk het koninkrijk van halcida aan Herodes, de broer van Agrippa en vaardigde gunstige besluiten uit in het voordeel van de Joden.

Toen koning Agrippa in Jeruzalem kwam, wijdde hij de gouden keten, die Caligula had geschonken, aan de Tempel. Agrippa herstelde de orde en de krijgstucht in zijn gebied. Het spreekt vanzelf dat de Joden achting kregen voor de nieuwe heerser. Agrippa merkte dit en om zijn dankbaarheid te tonen, schafte hij de belasting af die ieder huis moest betalen.

Hij zette de hogepriester af en maakte Simon hogepriester, omdat hij nog uit de familie was.

Het bevel over het leger gaf Agrippa over aan zijn vertrouweling Silas.

Agrippa wilde van Jeruzalem een onneembare vestingstad maken, maar dit kwam de landvoogd van Syrië te horen. Afarsus gaf bevel om onmiddellijk met bouwen te stoppen.

De koning zorgde ook voor „vermaak" in Jeruzalem. In een renbaan liet hij veertienhonderd ter dood veroordeelden met elkaar vechten. In het huiveringwekkend gevecht bleeft er niet één levend over.

In het derde jaar van zijn regering vierde Agrippa de verjaardag van cle keizer met grote feesten. Enige tijd daarna stierf Agrippa. Algemeen werd hij door de Joden betreurd.

De zoon van de overleden koning Agrippa, die eveneens Agrippa heette, was echter nog te jong om te regeren. Hij werd wel koning, maar keizer Claudius gaf het bewind over Judea voorlopig aan Caspius Phaedus. Aan Herodes, de oom van Agrippa, gaf hij zolang Agrippa nog niet kon regeren, het bestuur over de schatkist en het recht om de hogepriester te benoemen.

Phaedus werd spoedig door Tiberius Alexander vervangen en deze moest niet lang daarna het veld ruimen voor Cumanus. Deze Cumanus wilde eens de onlusten, die tijdens de paasfeesten dikwijls voorkwamen, verhinderen. Daarom zette hij een wacht aan cle poort van de Tempel. Een soldaat die zich te buiten ging door zich gedeelteijk te ontkleden, werd de oorzaak van een groot bloedbad. De Joden beschuldigden Cumanus ervan deze heiligschennis in de Tempel te hebben bevolen. Cumanus wist echter van niets en trachtte het volk te sussen. Dit lukte hem echter niet. Toen gaf hij bevel om op te rukken. Duizenden Joden namen de vlucht, maar in de paniek die er ontstond verdrongen zij elkaar zodanig, dat er meer dan twintigduizend Joden werden gedood.

Na een regering van dertien jaar stierf keizer Claudius. Nero volgde hem op. Deze gaf Klein-Armenië aan Aristobulus, zoon van Herodes: Nero vergrootte ook het koninkrijk van de jonge koning Agrippa.

(Wordt vervolgd)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen