Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„If Ik ben dood geweest"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„If Ik ben dood geweest"

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij legde Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: rees niet, Ik ben de Eerste en de Laatste; en Die leef, en ik ben dood geweest en zie: k ben levend in alle eeuwigheid. Amen." (Openb. 1 : 17, 18).

IV.

De verheerlijke Levensvorst openbaart aan de moedeloze Johannes, die in ballingschap op Patmos verkeert, dat Hij degene is, Die leeft.

, , En Die leef", zegt Hij in onze tekst, 't Leek immers voor Johannes alsof de Heere niet meer leefde, of de vijand alles maar mocht doen en de opbouw van Gods Koninkrijk in bloed zou worden gesmoord door de machtigen der aarde. Zo kan het ook voor Gods kinderen menigmaal zo donker zijn, zowel van buiten als van binnen, dat het lijkt of de Heere niet meer leeft en ze met Asaf gaan vragen: „Dan peinst de ziel, is 't waar, zou God wel weten van mijn droevig lot?

Doch nu openbaart Christus "ich aan die moedeloze Johannes en s^ ^ekt: „Ik leef Johannes, en de gouden teugels van het wereldbestuur liggen in Mijn doorboorde handen en daarom kar. de vijand nooit verder gaan, dan dat Ik toelaat." Hoe donker de tijden ook mogen worden, hoe de vijand zich ook kan verheffen, nochtans behoeven Johannes en al Gods gunstgenoten nooit te vrezen, want Christus, hun Koning en Levensvorst is de Levende. En dan heeft Christus als eeuwig levende Herder een nimmer stervende kudde, die Hij voert naar de schaapsstal hierboven, en niet één schaapje van die kudde zal ooit kunnen omkomen. Hij spreekt: „Ik heb U in beide Mijn handpalmen gegraveerd en niemand zal ze uit Mijn hand, noch uit de hand Mijns Vaders rukken".

Bent U een schaap van de kudde van die levende Herder, lezer?

Ja, Christus zegt in onze tekst tot Johannes: , , en Ik ben dood geweest".

De dood heeft een geweldige macht. Hij is de bezoldiging der zonde en er is geen mens, die zijn ziel kan redden van het graf. Wij liggen allen in de ontzettende greep van de dood besloten en zijn waardig om daar eeuwig in weg te zinken.

Maar nu gaat de Heere Jezus in onze tekst het heilgeheim ontsluiten, dat Hij de dood is ingegaan, plaatsbekledend voor Zijn kerk. Hij heeft als de goede Herder Zijn leven gegeven voor Zijn schapen en roept het een volk, dat zich de eeuwige dood en het oordeel moet waardig keuren, toe: „Ik voor U, daar gij anders de eeuwige dood moest sterven .

Hij heeft de straf gedragen in de plaats der Zijnen en door Zijn dood een verloren volk met God verzoend.

„Ik ben dood geweest". Hij, de eeuwig Levende, is waarlijk gestorven. Hier ligt dan ook de troostbron van het Evangelie der genade. „Ik ben dood geweest", dat wil zeggen: het werk der verzoening is volbracht, er is een volkomen verlossing aangebracht door een volkomen Zaligmaker. De liefde, die Hem bewoog te sterven was een levende liefde en nu blijft de verdienste van Zijn dood van eeuwig geldende kracht.

Nog is er een volheid van genade en leven in Hem, Die dood is geweest. In Hem is de fontein van het levende water, Bethlehems bornput.

Daarom: , , Wie dorst heeft, kome tot Mij en drinke — en die wil, kome en neme van het water des levens voor niet".

Hoort ge dat wel, gij dorstende ziel, schreiende naar God, zuchtend naar verzoening? O hoort, en Uw ziel zal leven, want zo wie gehoord zal hebben de stem van de Zoon van God, die zal leven.

Hij getuigt: „Ik ben dood geweest". Immers, Hij is niet in de dood gebleven, doch Hij heeft de dood overwonnen. Het graf kon Hem niet besluiten, de dood moest Hem loslaten, omdat Hij de prikkel des doods had gebroken.

Als Christus in de dood was gebleven, was er nog geen zaligheid mogelijk, doch Hij heeft de dood verslonden tot overwinning en het leven aangebracht,

want Hij spreekt in onze tekst: „En zie Ik ben levend in alle eeuwigheid.

Christus zegt: „En zie." Hij wekt hier Johannes op om van zichzelf af te zien en op Hem te zien, en dat is steeds weer zo nodig in het leven van Gods Kerk. De nachten kunnen zo donker zijn, maar als wij van ons en het onze mogen afzien en op Jezus zien, dan worden alle lasten afgewenteld.

Toen bij de Emmaüsgangers de schellen van hun ogen vielen en ze op Christus mochten zien, veranderde hun nacht van droefheid in een heldere dag van blijdschap.

Christus is nu levend, ten goede voor Zijn Kerk waar Hij voor hen werkzaam is aan 's Vaders Rechterhand. Ja, ook daarom moest Hij ten hemel varen om te leven aan 's Vaders Rechterhand, opdat Hij vandaar Zijn Geest zou kunnen uitzenden, waarbij wij met Pinksteren hebben stilgestaan.

Zo buigt de Levensvorst in onze tekst Zich neer over een amechtig zondaar, om hem te troosten en op te richten.

Zalig, wie door die uitgestorte Geest in het hart, mag belijden: In mij was de dood, in Hem is het leven en nu werd Zijn dood mijn leven, zodat ik mag leven door en in en uit Hem.

Ik zal niet sterven, maar leven, en de werken des Heeren vertellen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1961

Daniel | 8 Pagina's

„If Ik ben dood geweest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 augustus 1961

Daniel | 8 Pagina's