Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Afrikaner en het isolement

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afrikaner en het isolement

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu de stem van de wereldopinie in steeds donkerder dreiging klinkt tegen Zuid-Afrika's apartheidsbeleid, blijft de houding van het merendeel der Afrikaners de zelfde. Onverzettelijk en zelfbewust gaan zij hün weg, schijnbaar ongekwetst door de gewette pijlen der kritiek. Men kan deze houding zien als een pose, als een vluchthouding, aangenomen om de zorgen van het héden te verbergen. Doch heeft men dan niet te weinig oog voor het verléden van Zuid-Afrika? Dat verleden kan de Afrikanerhouding misschien net even scherper belichten.

Toen Jan van Riebeeck op 6 april 1652 in de Tafelbaai aan land ging, werd Kaapland vrijwel alleen bewoond door het nomadenvolk der Hottentotten. Het slachtvee, dat hij nodig had, kocht Van Riebeeck van deze mensen, die hij vriendelijk behandelde, vergeefs probeerde te kerstenen en nooit begreep. Voor hem, drager van de eeuwenoude westerse beschaving, was dit primitieve volk met zijn geestenvrees en gezamenlijk eigendom uiteindelijk „een botte, plompe, ende luye stinckende natie". 1 ). Die waardering mogen we hem niet kwalijk nemen; begrip voor het denken en handelen van primitieve volken, zou de blanke eerst eeuwen later weten op te brengen. Doch toen was het voor de Hottentotten te laat; zij waren al lang ondergegaan in onderlinge oorlogen, geveld door de gesel van de pokkenepidemie of versmolten met andere volken. Zuidelijk Afrika wachtte verlaten op nieuwe bewoners.

De opdracht van Van Riebeeck, verstrekt door de Oostindische Compagnie, was beperkt; het stichten van een verversingspost voor schepen op weg van en naar Indië. Het ging de V.O.C. hier uitsluitend om de belangen van de handelsvloot. Alle beroepen op het gebied van kopen en verkopen, nijverheid en scheepvaart werden dan ook stelselmatig gesloten voor de schaarse kolonisten, die zich nu wel moeten toeleggen op het boerenbedrijf. Bij deze nijvere lieden, voor de handel van geen betekenis, had de Compagnie géén belang. En het Hollandse bewind van later dagen bemoeide zich evenmin met hen. Zo konden gevoelens van onafhankelijkheid en vrijheid zich een gróte plaats verwerven in het bewustzijn der boeren. Hun aantal nam snel toe door de komst van nieuwe Hollandse, Duitse en Franse immigranten, die samen met de oude kolonisten spoedig tot een eenheid groeiden, waarin het Hollandse element bleef overheersen. Het volk der Boeren, der Afrikaners was ontstaan.

Dit volk, ver verwijderd van het gouvernement aan de Tafelbaai, leefde in het isolement en verlangde niet anders. Geen buitenlandse gebeurtenis kon dan ook hun belangstelling wekken. De eigen omgeving, en die alleen, had de interesse van de Boer. Op zijn uitgestrekte boerderij leefde hij in een patriarchale verhouding met zijn slaven, een strenge calvinistische levensstijl handhavend en wakend voor zijn individuele vrijheden. Zo gingen Verlichting en Revolutie, die Europa ten diepste beroerden, ongemerkt aan de Afrikaner voorbij. Was Europa niet ver weg en een bron van onenigheden over zaken, die de Boer niet kende noch begreep? Prof. Serton heeft wel heel scherp de gevolgen van het isolement voor deze mensen getypeerd: „Op deze basis is het mogelijk zelfs een oorlog te ervaren als iets, dat zich in onbekende verten afspeelt en ons persoonlijk slechts raakt door zijn invloed op de economische omstandigheden." 2 ) Het isolement van anderhalve eeuw werd op onzachte wijze verstoord, toen de Engelsen in 1806 het 'bewind van de Hollanders overnamen. Zij vatten hun taak veel ernstiger op dan de V.O.C. ooit had gedaan, zodat de Afrikaner zich aangetast voelde in zijn persoonlijke vrijheden en rechten. Vooral het uitroepen van de Engelse taal tot de enig officiële, oogstte verzet en verbittering, Ook verklaarde de Britse regering in Londen blank en zwart gelijk voor de wet; daarmee zag de Boer zich in de praktijk de gelegenheid ontnomen zich te verdedigen tegen rondzwervende, rovende stammen.

Toen in 1834 bovendien de slavernij werd afgeschaft zonder dat er van een wezenlijke schadeloosstelling sprake was, verbrak de Afrikaner de banden met Albion en begon „die Grote Trek." De motieven voor deze gigantische tocht, vol ontberingen, waren niet zozeer van materiële aard: boerderijen, gronden en wijngaarden liet men achter.

(Van dit artikel waarin de achtergronden worden belicht van de lezing die de heer M. Hol verdingen op de jaarvergadering van het L.V. hoopt te houden volgt het slot in het volgend nummer).


J ) Dr. G. D. Scholtz: Les origines et 1' essence etc., Pretoria. 1958, p. 4.

2 ) Prof. Dr. P. Serton: Zuid-Afrika, Meppel, 1955, 2e druk, blz. 11.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1964

Daniel | 8 Pagina's

De Afrikaner en het isolement

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1964

Daniel | 8 Pagina's