Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dankdag voor het gewas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dankdag voor het gewas

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

n.a.v. Hos. 2 : 7.

Zij bekent toch niet....

Zo moest de profeet Ilosea in de naam van Jehova prediken. De profeten van het oude testament stonden tussen God en het volk Israël. En nu moet de Heere dit bedroevende van Zijn volk Israël getuigen, het volk dat heel goed wist dat het alleen de Heere was aan Wie zij alles te danken hadden. God had alles door Zijn goddelijke voorzienigheid onderhouden en geregeerd.

Israël bekende niet dat Hij haar het koren, de most en de olie gegeven heeft, het zilver en het goud vermenigvuldigd 1 eeft, dat zij tot de Baal gebruikt hebben. Dat was Israëls nationale zonde: het miskennen van Hem aan Wie Israël alles te danken had.

In Sions tempelzalen zongen de koren de grootheid en heerlijkheid van Israëls God, Zijn verbondstrouw en liefde. Wat is het dan smartelijk wat de Heere door middel van Zijn getrouwe knecht laat prediken. Het is een groot misverstand en onverstand om God niet te erkennen voor al de weldaden, in het afgelopen seizoen uit Zijn hand ontvangen; daarmee de grote Gever te miskennen en volkomen te negeren. Dc Heere schonk mild en overvloedig en Israël erkende de Baiil voor alles wat God schonk. Aan de afgoden van de landbouw, van de natuur ging Israël de lof en de offers wijden. Dc geschenken die Israël ontving wijdde ze aan de goden van hout en steen. Israël legde de schatten aan de voeten van Baiil neer. Wist Israël dan niet meer dat zij alles aan de Heere te danken had? Natuurlijk, maar Israël wilde God niet erkennen. Bij Baiil was het allemaal veel prettiger en fijner en niet zo streng en ingetogen als in eigen huis. Bij Baiil kon je je zo echt uitleven en je zelf zijn. Dat was het ware. Schep vreugde in het leven. Israël was in de bossen met z'n afgodische feesten en ze vergaten de Heere, ja erger, ze sloegen Hem met de weldaden in Zijn heilig aangezicht en dienden de duivel. Wat was Israël diep gezonken.

Maar is het in Nederland beter? Beseffen wij dit nog wel, lezers, lezeressen? Het geldt immers voor alle schepselen dat het God de Heere is Die vanuit de Hemel alles vervult.

Gij sterkt door spijs te rechter tijd hun krachten. G' ontsluit uw hand ontfermend Opdat Uw gunst al wat er leeft en weldadig verzadig!

Hoe veel te meer voor Israël, voor Nederland, voor u en mij die bij Gods Woord leven en bij onze belijdenis die

aldus luidt: „dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede en alle dingen niet bij geval maar van Zijn vaderlijke hand ons toekomen."

In de „Ziekentroost" zeggen onze vaderen: Daarom is het verwonderlijk dat de gelovigen niet nog meer tegenspoed hebben, vanwege de heerlijke vreugde die voor hen bereid is en daartegen dat de goddelozen niet nog meer voorspoed hebben dan zij doen om de gruwelijke verdoemenis die voor hen aanstaande is. Is dit besef ook in ons hart? Israël, ja Nederland versmaadt de grote liefde waarmee de Heere land en volk, kerk en staat, vorstenhuis en volk nog dagelijks weldoet.

„Zij zullen ons niet hebben, de goden van de tijd." De Baiils zijn primitief maar een onderzoek naar het aantal afgoden in huis en hart zou niet meevallen, vooral wanneer wij het eerlijk en oprecht in het licht van des Heeren aanklacht stellen.

Onze Ned. Gel. Belijdenis zegt: , , opdat de mens daarmee God diene" en onze H.B.C.: „opdat ik de nooddruftige helpen moge." Toen Israël in de woestijn leefde brachten zij vrijwillig hun versierselen van goud en zilver voor de eredienst des Heeren. In de tijd van Jerobeam moet de Heere klagen dat het Gods goud en zilver wegbracht naar de tempel der afgoden. En waarom zegt de Heere dit? Deze klacht der versmade liefde van Israël en Nederland? Niet om ze te grieven maar liefdevol te waarschuwen. In vers 8 staat het: Daarom zal Ik wederkomen en Mijn koren wegnemen, (denk eens aan de hongerwinter '44—'45), Mijn most, Mijn wol en Mijn vlas dienende om haar naaktheid te bedekken. Israël heeft het aan den lijve ondervonden; Nederland in de tweede wereldoorlog. Israël is bedrogen uitgekomen met het dienen van Bai.il, zo ook ons land. Israël is in volslagen armoede geraakt en in de nood gedreven zeggende: „Ik zal heengaan en wederkeren tot mijn vorige man, want toen was mij beter dan nu."

Voorkomen is beter dan genezen. Israël beleed dat het per slot van rekening bij God beter is clan bij de goden van de wereld. Het komt er op aan terug te keren tot de Heere. De grondtoon is dan: ik heb gezondigd. Het is beter door de goedertierenheid weder te keren en te beseffen dat Hij het is Die ons het goud en het zilver, koren, most en olie schenkt dan in de weg van de roede en bittere tegenheden.

Dankdag is dan tevens biddag; om met de weldaden op de rechte plaats te komen.

Dat zal de lieer' veel aangenamer zijn Dan os of var die hunne klauw verdelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1966

Daniel | 16 Pagina's

Dankdag voor het gewas

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 november 1966

Daniel | 16 Pagina's