Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rond en Uit de Bijbel  (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rond en Uit de Bijbel (7)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

6) De belofte van overvloed aan Geestesvruchten.

Hfd. 2 : 28-32 geeft de bekende Pinksterprofetie: En daarna zal het geschieden dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees. ..." Dit alles ziet op de „eindtijd", maar binnen deze eindtijd is nog een geleding te bespeuren: e uitstorting van de Geest, de wondertekenen van bloed, vuur en rook en de verduistering der hemellichamen zullen plaats vinden eer dat die grote en vreselijke Dag komt (vgl. Mal. 4 : 5 met dezelfde bewoordingen). De genoemde gebeurtenisen zijn een soort voortekenen van de Dag des Iieereii. Toch bedoelt het „en daarna zal het geschieden" wel één periode aan te geven, die we de Messiaanse Heilstijd mogen noemen. Dit is de tijd tussen Hemelvaart - Pinksterfeest en de Wederkomst des Ileeren. De uitstorting van de H. Geest is het kenmerk van deze eindtijd, hier volgens Joël, maar ook b.v. volgens jes. 32 : 15. Men heeft deze periode ook wel genoemd: e periode van de Geest. De Geest betekent: ijkdom, maar ook „voorlopigheid". Dat wil zeggen dat met Pinksteren de gemeente mag delen in de rijkdom van Gods Geest: e inwoning, de verlichting, de heiliging, dc ontdekking, de vertroosting, het getuigen, het profeteren zijn vruchten en gaven van de H. Geest, om er maar enkele te noemen. Maar tegelijkertijd wil het zeggen dat God nog slechts de „eerstelingen des Geestes" schenkt. Dat ziet op het onvoltooide, voorlopige karakter van deze eindtijd: e Geest is onderpand van wat nog komen gaat, „het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen" (b.v. Rom. 8). Dat blijkt ook hier in Joël. Er is nog geen sprake van volledige overwinning op de vijand (en dc zonde), maar van profeteren, dromen dromen en gezichten zien. Dit alles ziet dacht ik op een rijkdom van Godsopenbaring die echter nog gericht is op de toekomst. Gods volk, en Zijn gemeente zal dan leven uit het „Maranatha, Jezus komt", uitziende naar de volle erfenis. Het is geen „karig" leven: et voorhangsel is gescheurd, de troon der genade (beeld voor: et voorhangsel) is toegankelijk (Hebr. 4 : 16), Jood en heiden, priesters en volk, Koning en bedelaar delen in de vrijheid van de Geest. Het juk der dienstbaarheid heeft plaats gemaakt voor: Waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid" (2 Cor. 3 : 16).

Meer directe voortekenen van de grote Dag schijnen de wondertekenen op aarde en aan de hemel te zijn; tekenen van oorlog en gericht. Maar ook hier weer: ericht en heil ineen, want al wie in dat gerichtshandelen zijn toevlucht neemt tot de God van het gericht en de Naam van Jahwe aanroept, die zal behouden worden. (2 : 32).

7) De Dag des Heeren.

Over de Dag des Heeren spreken ook Jesaja (2, 13), Jeremia (46), Ezechiël (13), Amos (5), Obadja (vs. 15), Zefanja (1) en Micha (4). ITet wil zeggen: e dag waarop de Ileere zal komen met zijn definitief gericht voor de afvalligen in Israël en de goddeloze heidenen. De Ileere zal zich dan op schrikwekkende wijze openbaren (Jes. 2), de natiën zal ITij met toorn dorsen (Hab. 3), de inwoners der aarde zullen verdelgd worden (Zef. 1). Het is het oordeel over de zonden (Jes. 2 : 8, Zef. 2:8). Maar de toorn Gods is geen blinde toorn, doch billijke, rechtvaardige toorn; het is rechtspraak (Jes. 51 : 5, Dan. 7 : 9, 10). Daarom zal er ontkoming zijn, ja zelfs bevrijding van de vijanden en overwin-

ning op de zonde, voor allen „wier Toevlucht de Heere is" (Joël 3 : 16).

8) De Dag des Heer en als gericht.

Ilfd. 3 van Joël vormt een beschrijving van de Dag des Heeren zelf. Joël ziet deze voornamelijk als een richten van God tussen Israël en de vijandelijke volkeren. Deze zienswijze berust niet op nationale trots, want Israël wordt niet automatisch verlost omdat het Israël is; dat zagen we in het voorafgaande al. De tegenstelling tussen Israël en de volkeren blijkt dan ook uit het al of niet aanroepen van de Naam des Ileeren zoals 2 : 32 zegt, en deze Heere is nu eenmaal, nee: s door Zijn welbehagen de God van Israël die op Sion woont (2 : 32 en 3 : 21). De vijanden van Israël, dus Gods vijanden, zullen worden samengebracht in het dal Josaphat, dat betekent: et dal „waar de Heere richt." De Heere zal hen daar vergelden naar wat ze hebben gedaan met Israël en zijn bezittingen. Israëls zilver was Gods zilver, zijn goud Gods goud (5). De Heere roept de heidenen op tot de krijg (9, 10, 11), maar de overwinning staat bij voorbaat vast, want „aldaar zal Ik zitten om te richten alle heidenen van rondom" (12). Joël ziet de Dag des Heeren profetisch als aanwezig: De zon en de maan zijn zwart geworden en de sterren hebben haar glans ingetrokken" (15). Ook Openb. 20 : 7 beschrijft deze vernietiging van Gods vijanden: En zij zijn opgekomen op de breedte der aarde, en omringden de legerplaats deiheiligen en de geliefde stad en er kwam een vuur neder van God uit de hemel en heeft hen verslonden."

9) De Dag des Ileeren als heil.

„Maar de Heere zal de Toevlucht Zijns volks en de Sterkte der kinderen Israëls zijn" temidden van het beven van hemel en aarde (16). Daar begint de volledige zegepraal van de kinderen Gods. Nooit zullen zij meer behoeven te bidden: „Waarom zouden zij zeggen: Waar is hun God? ", want „gijlieden zult weten dat Ik de Heere ben", en „vreemden zullen niet meer door haar doorgaan" (17). Het nieuwe Juda en Jeruzalem zullen druipen van wijn, vlieten van melk en uit het huis des Heeren zal een fontein uitgaan (18). liet hoogtepunt van deze profetie en tevens het laatste woord is: „En de Heere zal wonen op Sion". Daar zal de volmaakte en eeuwige gemeenschap zijn van God en Zijn volk. Daar zal de Heere de dorstige geven uit de fontein van het water des levens om niet. Een fontein ontspringt dan aan de troon van God en het Lam.

„Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn en God zelf zal bij hen en hun God zijn", zie Openb. 21 en 22. Daar zal God zijn alles in allen (1 Cor. 15) en daar zullen de inwoners rein zijn (Joël 3 : 21), omdat zij door Gods welbehagen in het offer van Christus Gode en het Lam zijn gekocht. Hier was het vasten en geween en scheuren van het hart omdat Hij (alleen) genadig en barmhartig is (2 : 12, 13). Daar is God in Christus nog (alleen) het heil, maar dan zingen zij zonder ophouden: Want Gij zijt geslacht en hebt ons Gode gekocht met Uw bloed" (Openb. 5 : 9). Johannes besluit zijn boek zo: Die deze dingen getuigt (dat is Christus Jezus; en getuigt Hij ook niet als de meerdere Profeet in het boek Joël? ), zegt: a, Ik kom haastiglijk. Amen. Ja, kom Heere Jezus."

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1967

Daniel | 16 Pagina's

Rond en Uit de Bijbel  (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1967

Daniel | 16 Pagina's