Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONS LAND ROND DE REFORMATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONS LAND ROND DE REFORMATIE

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

In dit artikel willen wij de aandacht schenken aan één der martelaren die zijn belijdenis met de dood heeft bezegeld, te weten Gidclo de Bres.

Vij willen hem in het bijzonder gedenken, omdat hij een grote en blijvende invloed heeft uitgeoefend op de calvinistische reformatie in de Nederlanden en het in 3 967 juist 400 jaar geleden was dat hij is terechtgesteld.

Guido de Brés is in 1522 te Mons (of Bergen) in Henegouwen geboren. Oorspronkelijk was hij bestemd om glasschilder te worden en om de bijbelse taferelen in beeld te kunnen brengen, moest hij regelmatig de Heilige Schrift lezen. Dit werd hem tot rijke zegen: tussen zijn 18e en 25e jaar sloot hij zich bij de Hervorming aan. Toen in 1548 in Bergen de vervolging uitbrak moest hij uitwijken naar Londen, waar koning Eduard VI de gelovigen gaarne ontving.

In de vier jaar dat hij daar vertoefd heeft ontving hij van godgeleerden als Melanchton en a Lasco een theologische opleiding en bekwaamde hij zich tot de dienst des Woords.

Aldus geschoold keerde hij in 1552 naar zijn vaderland terug waar hij in Rijssel, Gent, Doornik en vele andere plaatsen het evangelie verkondigd heeft. Wij kunnen ons moeilijk indenken hoe gevaarlijk dit werk in die tijd was. Het prediken moest in het geheim, meestal 's nachts, geschieden. Als plaats van vergaderingOND DE R koos men meestal een geheime kelder of bergplaats. Reeds de voorbereiding van zo'n samenkomst was een enerverende taak: er moest een wachtwoord worden afgesproken, de tijd en plaats van samenkomst moest in stilte worden doorgegeven, evenals de wijze waarop de (vermomde) prediker en de

DE MODERNE DEVOTIE

hoorders de plaats van samenkomst moesten bereiken. Hoewel Guido de Brés veel plaatsen bezocht heeft, had hij zijn vaste woonplaats in Doornik. Van daaruit onderhield hij een levendige correspondentie met tal van vooraanstaande personen uit binnen-en buitenland. De vijand vermoedde wel dat deze man één der voornaamste ketterleiders was, maar ze konden hem bij gebrek aan bewijs niet gevangennemen. Eén van zijn vrienden had hem een ouci, vervallen tuinhuis afgestaan, dicht bij de stadsmuur.

Hier heeft hij, onopgemerkt cloor de vijand, in 1561 de Nederlandse Geloofsbelijdenis (de 37 artikelen) opgesteld, die voor de kerk van Nederland van blijvende betekenis is geweest. In de nacht van 1 op 2 november 1561 werd een exemplaar van deze geloofsbelijdenis over de muur van het kasteel van Doornik geworpen, opdat de gouverneur van het kasteel het aan de landvoogdes Margaretha en deze EFORMATIE op haar beurt het weer aan koning Filips II zenden zou. In de brief die er voor de koning was bijgevoegd schreef hij o.a.: „Verleen ons, genadige Heer, in de Naam van God tenminste datgene, wat geen mens zelfs aan de beesten weigeren kan, namelijk om ons klagelijk roepen als uit de verte aan te horen." De beschuldiging, dat zij revolutie in de zin zouden hebben, wordt daarna uitvoerig weerlegd. Als de schrijver aan alle ellende dacht, die nog zou komen, brak hij uit in de klacht: „Welk oog zal droog en zonder in tranen te baden aanzien, dat zoveel heerlijke burgers, van een ieder bemind en van niemand gehaat, na een duistere en verschrikkelijke gevangenis, na pijnigingen en verdrukkingen overgeleverd worden tot een zo schandelijke dood en kwelling, het allerwreedste en vreemdste, wat ooit heidense en onheilige tirannen hebben mogen uitdenken? " De brief heeft, samen met een exemplaar van de Belijdenis, inderdaad Filips bereikt: men heeft ze later in de archieven te Madrid aangetroffen, maar het gewenste gevolg heeft het voor cle gelovigen in de Nederlanden niet gehad.

Al spoedig kreeg men in Doornik de bewijzen in handen dat Guido de Bres de opsteller van de Belijdenis was, waarop deze de vlucht moest nemen. Vermomd als schaapherder, marskramer of ambachtsman zwierf hij als balling rond. Tenslotte vestigde hij zich in Valenciennes, een stad waar zich het grootste deel van de be

volking bij de Hervorming had aangesloten. Zijn ambtgenoot in deze stad was Péregrin de la Grange.

Ou 24 augustus 15GG brak in Valenciennes, ondanks de vermaningen der 2 predikanten, een beeldenstorm uit. Geweld zou met geweld beantwoord worden; in december verscheen het leger van de gouverneur van Henegouwen voor de stad. Na een wanhopige verdediging van drie maanden moest de stad zich overgeven. De Brés en De la Grange waren gevlucht maar werden in een herberg te St. Amand herkend en gearresteerd. Hierop volgde een kwellende gevangenschap van twee maanden, in een vunzige kerker. De bisschop van Atrecht en verschillende Augustijner monniken kwamen hem in 't eerst regelmatig bezoeken, teneinde hem tot afval te bewegen. Zijn grote vaardigheid in Gods Woord deed hen echter spoedig afzien van verdere pogingen. Ontroerend zijn de brieven die De Brés uit zijn gevangenschap heeft geschreven aan zijn gemeente, aan zijn vrouw en 5 kinderen, aan

zijn moeder. Zaterdag 31 mei om 3 uur in de morgen wordt De Brés en De la Grange aangezegd dat ze zich moeten voorbereiden op de dood. Over enkele uren zullen ze worden opgehangen. Beiden zijn voorbereid. De Brés neemt afscheid van zijn ambtsbroeder en van zijn medegevangenen en spreekt hen toe: „Mijn broeders, heden ben ik ter doocl veroordeeld om de leer van de Zoon van God. Geloofd zij daarom Zijn Naam! Ik ben zeer verheugd. Nimmer had ik gedacht, dat God mij zulk een eer zou schenken. Ik voel, dat mijn aangezicht verandert door de genade, die God meer en meer in mij doet toenemen. Ik word van ogenblik tot ogenblik gesterkt, ja mijn hart springt op van vreugde!" Ook De la Grange neemt met gevoelvolle woorden afscheid van de broeders. Toen hij uitgesproken was, vroeg hij orn een borstel om zijn kleding te reinigen, want zo zei hij: „Ik ben uitgenodigd tot de bruiloft; ik ga naar het eeuwig feestmaal van het Lam." Onder zware bewaking worden ze naar cle gerichtsplaats gebracht. De la Grange is het eerst aan de beurt. Wanneer hij op de ladder staat betuigt hij, voor geen andere zaak te sterven dan omdat hij de zuivere waarheid Gods verkondigd en gehandhaafd heeft.

heeft. Daarna zal Guido de Brés de ladder beklimmen, maar eerst knielt hij neer om te bidden.

Ruwe handen trekken hem overeind en dwingen hem de ladder op te gaan. Op de ladder staande vermaant hij de saamgestroomde menigte de overheid te eerbiedigen, en te volharden in de leer der waarheid die hij hun verkondigd heeft. Men wil hem echter niet laten uitspreken. De beul krijgt opdracht clat hij haast moet maken, waarop hij hem met een ruwe stoot van de ladder werpt. Zo mogen op die gedenkwaardige morgen 2 dienstknechten ingaan om te beërven het Koninkrijk, dat voor hen bereid is van de grondlegging der wereld, alwaar de getrouwe leraars zullen blinken als de sterren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1968

Daniel | 16 Pagina's

ONS LAND ROND DE REFORMATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1968

Daniel | 16 Pagina's