Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

zicht op ons jeugdwerk (slotartikel)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

zicht op ons jeugdwerk (slotartikel)

vragen van nu en straks (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groen van Prinsterer en de jeugd

Het eerste begin van georganiseerd jeugdwerk ligt meer dan een eeuw achter ons. Met name een man als Mr. G. Groen van Prinsterer heeft in de eerste helft van de vorige eeuw het oprichten van jongelingsverenigingen bijzonder bevorderd. Hij wilde de jeugd niet prijsgeven aan de invloeden van het vrijzinnig denken van die dagen. Naast scholen met de Bijbel voor de kinderen, dienden verenigingen te worden opgericht voor de rijpere jeugd. Deze Réveil-man dacht en handelde vanuit één groot verlangen: jonge mensen behouden voor het christelijk geloof.

Jeugdwerk in onze Gemeenten

Zijn voorbeeld en appèl hebben vele jaren nagewerkt. De door Groen aanbevolen weg is door velen gegaan, ook in de kerken van de Afscheiding waar hij groot gezag had. Naast de jongelingsverenigingen kwamen al vrij snel meisjesverenigingen tot stand. Ook onze Gemeenten kenden na de eerste wereldoorlog reeds een aantal verenigingen. In de twintiger jaren werd dan ook de oprichting van een „landelijk verband" — een letterlijk aan het Duits ontleende naam — of bond mogelijk.

Deze vooroorlogse verenigingen hadden in veel gevallen nogal een schools en verstandelijk karakter. Na '45 is dit langzamerhand veranderd mede door het ontstaan van jeugdverenigingen, waarvanjongens en meisjes lid zijn. De schoolse kant is er wat afgegaan; er is meer aandacht gekomen voor een praktisch gerichte aanpak van het werk.

De perioden van inzinking hebben in al die jaren niet ontbroken. Het is echter een reden tot dankbaarheid dat de laatste jaren een langzame, maar gestadige groei van het jeugdwerk is zichtbaar geworden. In 1967 waren er 58 aangesloten verenigingen met circa 1350 leden. De „Jaarstukken 1968" maken melding van 63 bij de bond aangesloten verenigingen met ongeveer 1550 leden.

Hét probleem

De bovengenoemde cijfers mogen echter niet tot zelfgenoegzaamheid en tevredenheid stemmen. Want een groot deel van de jongeren van onze Gemeenten worden door het jeugdwerk nog niet bereikt. Dat geldt vooral voor de verenigingen in de grote steden, die vaak maar een betrekkelijk klein aantal leden hebben. Op het platteland liggen de verhoudingen wat gunstiger — er zijn heel wat plattelandsgemeenten met een bloeiend verenigingsleven — maar ook daar ontbreekt de vraag niet: Hoe bereiken we de gehele jeugd van onze gemeente?

Enkele oorzaken

In veel gevallen is de oorzaak bij d e jongelui zelf te zoeken. Vaak ontbreekt de belangstelling voor het gezamenlijk Schriftonderzoek op de verenigingen. Andere interesses overheersen en regeren: mijn auto, m'n vrienden, door de ouders niet gewaardeerde belangstelling voor wedstrijdsport. De tijd dat onze Gemeenten een gesloten geheel vormden is voorgoed voorbij. Allerlei machten doen een greep naar onze jeugd, die midden in een wereld vol bekende en onvermoede gevaren haar weg moet zoeken door dit leven.

Er is echter geen enkele reden om verwijten te richten aan bepaalde jongeren. Ook het jeugdwerk zelf draagt schuld aan het gebrek aan interesse in heel veel gevallen. In sommige verenigingen zijn de onderlinge verhoudingen nogal stijf en strak, domineert een bestuurslid of een gewoon lid te sterk en te veel, is er kort gezegd gebrek aan werfkracht.

Zijn de avonden niet te vaak eentonig en zonder afwisseling? Is er wel genoeg warmte en medeleven met elkaar? Voelt men zich — in een enkel geval — niet te veel een afzonderlijke groep jongelui in het geheel van de plaatselijke gemeente? Vooral dat laatste is levensgevaarlijk! Het stoot af, neemt kontaktmcgelijkheden weg, maakt in een woord het gehele jeugdwerk tot een totaal onvruchtbare zaak.

Dan is er het probleem van het gebrek aan goede leiding. Bij het vertrek van een goede voorzitter zie je nog-

al eens een vereniging achteruitgaan in snel tempo. De vergaderingen worden saai, het hele werk pakt niet meer. Gevolg: het verenigingsleven verliest zijn aantrekkingskracht op de jeugd.

Leeft U mee?

Er zijn nog heel wat andere oorzaken te noemen voor het geconstateerde gebrek aan belangstelling. We zijn er beslist niet met het hameren op één oorzaak. Er zijn vele oorzaken; het is met recht een ingewikkeld probleem.

Vandaar dat we nog slechts een oorzaak signaleren. Het komt nog al eens voor, dat er in de gezinnen, in de gemeente als geheel te weinig medeleven is. Beseffen we wel hoe uitermate belangrijk dit werk voor jonge mensen kan zijn? Neem slechts de bespreking van de Heilige Schrift op de vereniging. Die kan door de zegen van de Heere van bijzondere waarde zijn of worden.

Over de historische kennis van het Woord van God wordt nog wel eens te gering gedacht. We verliezen dan uit het oog, dat de Heere middel-lijk werkt. Hij kan een woord, een geschiedenis, al was het twintig jaar nadat we er kennis van namen, zegenen tot zaligheid. Is het ons wel eens opgevallen, dat de Schriftkennis in de prediking op de dag des I-Ieeren wordt verondersteld? Het is een heel leerzame en verootmoedigende bezigheid om ook op dit punt bij ons voorgeslacht naar school te gaan. Zeventiende-eeuwse predikanten als Ridderus, Koelman en Fruytier hebben met de grootst mogelijke nadruk de ouders voorgehouden, dat zij hun kinderen niet genoeg met de Heilige Schrift in aanraking konden brengen, biddend om de zegen van de Heilige Geest. Wie de blz. teksten en bijbelhoofdstukken in hun boeken leest, geschikt naar het oordeel van d.e schrijvers om van buiten(!) geleerd te worden, komt tot de ontdekking, dat ten aanzien van Schriftkennis wij met onze opvoeding in de gezinnen en het werk op de verenigingen nog niet in hun schaduw kunnen staan. Laat er dan ook in de gemeenten veel meeleven zijn met het werk van en door de jeugd. Daar schuilt een verborgen zegen in voor jongeren en ouderen. Daar bloeit het jeugdwerk op. Het is hartverwarmend om te bemerken dat er gelukkig nog veel van deze gemeenten zijn.

Vragen, vragen

De vragen rijzen nu vanzelf. Hoe kunnen we de belangstelling wekken? Wat kan er gedaan worden om de gehele jougd van de gemeente te bereiken?

Tevens verdienen andere vragen in een afrondend artikel als dit aandacht. Waarheen gaan we met ons jeugdwerk? In welke richting wordt er gedacht?

In het volgende en laatste artikel in deze serie willen we een bescheiden poging doen om enkele antwoorden — heel beknopt — te geven en enkele ontwikkelingslijnen zichtbaar te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1969

Daniel | 16 Pagina's

zicht op ons jeugdwerk (slotartikel)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1969

Daniel | 16 Pagina's