Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een schrijver en zijn boeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een schrijver en zijn boeken

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een interview met Te Merwe. Op de treinreis naar zijn woonplaats aan zee, liet ik m'n gedachten er eens over gaan.

Natuurlijk maak je je dan al een voorstelling. Ik wist dat hij al gepensioneerd was — dus een wat excentrieke oude schrijver, dacht ik zo. Klein van postuur, met een kromme pijp en een snor misschien.

Het was niet moeilijk het opgegeven adres te vinden. Na een keer vragen aan een paar kinderen, die met wapperende haren rumoerige spelletjes speelden in de frisse zeewind, kwam ik al gauw in de goede straat terecht. Een brede, zonovergoten straat was het, met aan het eind een moderne, vierkante kerk.

Nu het zo dichtbij kwam, begon de moed me toch wel een beetje te begeven. In de trein had ik al een paar zinnetjes zitten repeteren, die ik zou zeggen bij het binnenkomen'. Maar toen ik daar op de stoep stond, kon ik er met de beste wil opeens niet meer opkomen, wat ik bedacht had. Dat was ook niet nodig. Zijn vrouw deed me open. En ze was zo vriendelijk en sympathiek en kwam zo moederlijk-bezorgd met thee aan dragen, dat het ijs meteen gebroken was.

En daar zat ik dan. Een beetje op het puntje van m'n stoel nog. Tegenover me zat de heer Te Merwe — met een snor. Toen ik dat zag, bekroop me even de lust om heerlijk hard te lachen, maar gelukkig ging dat over. Die snor was trouwens het er.ige, dat met mijn voorstelling klopte. Hij had een vriendelijk, verstandig gezicht, was vrij lang van postuur en was bijzonder vitaal. Zó vitaal, dat ik zijn geboortejaar verbouwereerd opnieuw vroeg. 1896 — dus 75 jaar, rekende ik vlug uit. Hoe is het mogelijk, ik schatte hem veel jonger.

Onder het theedrinken keek ik eens rond. Dat mag als je voor dit doel — een vraaggesprek — op visite komt. Een ruime kamer met warm-aandoende meubels. Hier en daar pluche kleedjes. Veel schilderijen langs de wand. Twee van die schilderijen — riviergezichten — kwamen me erg bekend voor.

Te Merwe legde het me uit. , , Dat is Gorinchem, daar ben ik geboren, ziet u." „O, dus dat is dan gelijk de verklaring van het feit, dat veel van uw boeken in Gorinchem en omgeving afspelen "

Te Merwe knikte. Onder het spreken nam hij af en toe zijn bril af.

„Ja, je kent die omgeving nu eenmaal goed. Dan schrijf je er gemakkelijk over. Verder is het een streek, waarover nogal wat historische gegevens zijn".

Na de thee stelde hij me voor het gesprek verder voort te zetten op zijn studeerkamer.

Het eerste wat me opviel waren de grote kasten met boeken. Eén wand was van boven tot onder bedekt met dichte rijen boeken. Tegen de muur bij het raam stond een eikenhouten bureau. Achter een stoel een schrijfmachine. Ook hier hingen weer wat schilderijen. Tegen een kastwand was een kleine tekening van een poortje geprikt — Gorinchem.

„Misschien wilt U eerst wat rond kijken", zegt de heer Te Merwe. Hij liet me zijn boeken zien. Vondel, Bavinck, zag ik staan. Een grote verzameling mappen van Openbaar Kunstbezit en verder heel veel boeken over cultuur en geschiedenis natuurlijk. Halverwege de kast ontdekte ik die van de schrijver H. te Merwe. Met verbazing bekeek ik de aanzienlijke hoeveelheid — bijna twee flinke rijen vol. Luyt Lievensz., Geuzenpioniers, Gebleven Trouw, Kerk in de woestijn, Wout en de douanier Teveel om op te noemen!

„Dat U daarvoor tijd hebt gehad", verzucntte ik, „zóveel boeken. En deed U clat allemaal in uw vrije tijd? "

„Ja", zegt Te Merwe en gaat er bij zitten. „Toen ik onderwijzer was ben ik begonnen. Maar ik schrijf dan ook al vijftig jaar, moet U rekenen!"

En daarmee waren we gelijk in de interview-sfeer terecht gekomen. Op scherpzinnige wijze beantwoordde de heer Te Merwe alle vragen, hier en daar iets illustrerend met leuke anekdotes.

Kunt U iets vertellen over uw opleiding en uw loopbaan als onderwijzer?

Om te beginnen natuurlijk de lagere school. Daarna de H.B.S. en de kweekschool in Gorinchem. Bij het onderwijs ben ik begonnen bij het doofstommenonderwijs, daarna ging ik over naar het christelijk onderwijs. De verdiensten waren niet zo best in het begin. Later verdiende ik ƒ 1.200, — per jaar; maar m'n collega bij het openbare onderwijs ƒ 1.900, —.

In welke plaats was dat?

In Den Haag. Daar heb ik nog de huldiging van koningin Wilhelmina op het Malieveld meegemaakt 'k Weet het nog goed, ik kreeg er nog van langs van een sergeant, omdat ik onder het touw van de afzetting doorglipte.

Verder heb ik nog in Bodegraven gewoond

en in Utrecht, Stadskanaal, Schiedam. Inmiddels hacl iik mijn M.O.-Nederlands gehaald. Tenslotte ben ik leraar aan het Lyceum in Den Haag gewerden. Een hele zwerftocht zoals U ziet!

Hoe kwam U er toe te gaan schrijven?

Vroeger wilde ik al journalist worden. Maar mijn vader wilde daar niets van horen. „Nee, eerst je akte en dan kunnen we verder zien".

Maar hoe ik nu precies tot schrijven kwam.. O ja, ik had eens — lang geleden — een collega. Op een Gelderse dorpsschool. Hij vertelde me een verhaal, dat. zo aardig was, dat ik zei: „Je moet het eens opschrijven!" Maar hij meende dat niet te kunnen en zodoende heb ik een poging gewaagd.

En is dat verhaal ook geplaatst?

Ja. Toen ik het af had stuurde m'n collega het naar De Spiegel — maar onder zijn naam. Het werd ook opgenomen. Toen dacht ik: laat ik het nog eens proberen. Wat later stuurde ik weer een verhaaltje naar De Spiegel, nu onder mijn eigen naam. En wat denk je? Ik kreeg het terug! 't Was wel goed, schreven ze, maar ze hadden juist een' nieuwe connectie in mijn woonplaats gekregen

Wat was uw eerste boek?

Dat was een zondagsschcolboekje. „Bertus" heette het.

Wat wilt U door middel van uw boeken aan de jonge mensen meegeven? Kunt U in het algemeen de strekking typeren?

Dat is niet gemakkelijk uit te drukken. In ieder geval wil ik de jongelui natuurlijk graag een paar prettige uurtjes bezorgen door het lezen van een verantwoord bosk. Maar bovendien — nee vooral — probeer ik de boodschap van het Evangelie mee te geven en daardoor jonge mensen te dienen door hen de weg te wijzen.

Misschien kunt U over dat laatste nog wat meer vertellen . . .

Mag ik een voorbeeld noemen? Vroeger had ik op school de gewoonte in de decembermaand wat boekjes cadeau Ie geven. Die verlootte ik dan. Nu hacl ik een meisje in mijn klas, dat ongelukkig was. Hetty heete ze. Op een dag stuurde ik Hetty met een smoesje even de klas uit. 'k Zei: „Jongens, ik wil dit boek „Alwin" onder jullie verloten. Maar eigenlijk vind ik, dat we het maar aan Hetty moeten' geven. Vinden jullie dat goed? " Natuurlijk gingen ze daar allemaal mee akkoord. Later kwam Hetty bij me. „Meester", vertrouwde ze me toe, „ik wou, dat ik zo'n groot geloof had als die Alwin."

We zouden U ook graag wat vragen vit de praktijk willen stellen. Hoe komt U bijvoorbeeld aan het onderwerp voor een boek'?

Dat is heel verschillend. Soms moet ie er lang naar zoeken, sems kom je echter zomaar op een idee. Het is ook wel eens gebeurd, dat de uitgever zei: „Vindt U dit niet eens een aardig onderwerp? " Eén keer is het voorgekomen, dat de uitgever met een serie plaatjes zat van een boek dat niet uitgegeven werd. Toen heb ik aan de hand van die plaatjes een verhaal geschreven. Dat was het boek „Cowboy op de Creekranch". Soms vertelt iemand me een anekdote of een gebeurtenis, die ik wTeer in m'n boeken verwerk.

Komt er veel voorstudie aan zo'n boek te pas? Of zet U het verhaal al schrijvendl in historisch kader vanuit uw algemene kennis van de geschiedenis?

Je moet natuurlijk altijd studeren. Neem nu eens dat boek over Luyt Lievenszoon. De hoofdfiguur zelf is gefantaseerd. Maar de omstandigheden en veel andere voorkomende figuren kloppen met de werkelijkheid. Als er in „Oranje Aert, de Prinsenbode" b.v. staat dat het op 20 december 1795 regende, dan regende het ook op die dag in dat jaar. Maar dat ik zo'n uitvoerige archiefstudie maak als mevr. Bosbocm-Toussaint vroeger, kan ik niet zeggen.

Is het moeilijk om geschiedenis te verwerken?

Het heeft voor-en nadelen. Een voordeel is, dat er al een stuk van het geraamte van het boek gegeven is door de historische gebeurtenissen en omstandigheden. Aan de andere kant moet je natuurlijk wel erg uitkijken, dat je de historische gebeurtenissen geen onrecht aandoet. Als ik iets vertel over het karakter van Prins Mauritz, moet dat overeenkomen met de gegevens, die daarover bekend zijn.

U neem daarvoor natuurlijk heel veel historische boeken door . . .

Ja, 'k Heb er heel wat, zoals U ziet. Maar je kunt ook niet altijd op die boeken

aan. Hier heb ik b.v. een paar boeken over Philips II, geschreven door verschillende auteurs. In het ene boek wordt Philips II ons getekend als een schurk, in het andere als een heilige!

Hoe komt U aan cle gegevens over kleding, wapens, gebruiken enz. in vroeger tijd?

Je kunt Prins Mauritz nu eenmaal geen sigaar op laten steken Die gegevens 'naai ik ook uit oude boeken en geschriften natuurlijk. Je moet je verhaal helemaal aanpassen. Zo langzamerhand krijg je daar wel wat ervaring mee.

Vroeger was het woordgebruik natuurlijk anders. Brengt U veel van die oude woorden en begrippen over in uw boeken?

Niet zo veel meer. Je kunt met die oude woorden natuurlijk heel goed de sfeer tekenen. Maar de meeste mensen kennen ze niet meer. Wie weet nog wat een „amerijtje" geduld is, om maar iets te noemen?

Ik weet het in ieder geval niet zo precies

In feite is het de tijd, die nodig is om een Ave Maria te bidden. In het algemeen kan het vertaald worden: met „poosje, tijdje"' Er zijn echter ook woorden, die je niet kunt vertalen. Een harnas is nu eenmaal een harnas en een musket blijft een musket.

We zouden ook wel iets willen weten over het tot standkomen van een manuscript. Schrijft U achter elkaar door?

Dat is ook weer heel verschillend. Soms kan ik me zo in de geschiedenis inleven, dat ik aan één stuk door schrijf.

Het gebeurde eens dat de uitgever bij me kwam en me vertelde, dat hij dringend om kopij verlegen zat. „Als ik je een stenotypiste stuur, kun je me dan helpen" vroeg hij. Gelukkig had ik wel een idee voor een' boek. 'k Heb toen in anderhalve dag de helft van het eerste deel van Luyt Lievenszn. gedikteerd.

Maar het komt ook wel voor, dat het schrijven niet erg vlot. Soms laat ik een manuscript een tijdje liggen en begin tussen door vast aan een ander werk.

Staat de compositie U bij het begin al voor de geest of krijgt die meer al werkend gestuite?

Van tevoren maak ik altijd wel een kort overzicht. U mag het een schema noemen. Ik wil altijd wel graag weten hoe het verhaal afloopt. Maar het is niet zo, dat ik strak aan dat schema gebonden ben. Ik wijk er rustig van af. Ook de lengte van een boek valt vaak heel anders uit, dan ik me had voorgesteld.

Hoe brengt U als schrijver vaart en spanning in een boek? Moet er een duidelijke climax zijn?

Meestal wel. Daar werk je dan langzamerhand naar toe. Als ergens iets zit dat opgelost moet worden, geeft dat vanzelf

al een zekere spanning. Wanneer de climax van het verhaal eenmaal is bereikt, is liet m.i. goed om het verhaal snel af te ronden. De belangstelling is dan nl. bevredigd.

Denkt U bij het schrijven veel aan de stijl? Wanneer U de kopij getikt hebl, verandert U er dan nog veel in?

Nee. Niet dat ik nou direkt voor de vuist weg schrijf, maar de tijd van de prachtige volzinnen, die een kunstwerk op zichzelf waren, is echt voorbij. Ik tik mijn kopij met een doorslag. Daarna lees ik het nog even over. Of er soms teveel hetzelfde woord in één alinea wordt gebruikt, om maar iets te noemen.

U hebt de laatste jaren enkele boeken gepubliceerd, die zich afspelen in het Spanje van heden. Bent U wel eens in Spanje geweest?

Ja, met een kennis ben ik daar drie weken geweest. We hebben veel met protestantse dominees gesproken.

Tussen de protestanten is daar onderling een sterke band. Eens moesten we op bezoek bij een bepaalde dominee. Aan een politieagent vroegen' we toen de weg. Deze politieagent bleek ook protestant te zijn. „O, moet U bij de dominee zijn? Dat zullen we U dan wel even wijzen!" Onmiddellijk werd een motoragent geroepen en zo kwamen' we onder geleide bij de predikant aan.

Hebt U veel voorvallen en indrukken gebruikt voor uw boeken over Spanje?

Dat spreekt vanzelf. We zijn eens in een chauffeurscafé geweest, dat komt ook in een van m'n boeken voor. Ook foto's e.d. hebben we gebruikt. In het boek „Weggeduwden" staat een foto van het graf van Alva.

Op een keer bracht ik een bezoekje aan een soort protestants instituut of school in Madrid. Toen ik aan een medewerkster vertelde dat ik schrijver was, schrok ze geweldig. „Maar U gebruikt toch zeker geen namen? " vroeg ze dringend. „Als er moeilijkheden van komen!" De protestanten hebben het nog steeds niet gemakkelijk in Spanje.

Kunt U ons vertellen met welke door U geschreven boeken U zich nog het meest verbonden voelt?

Die drie delen van Luyt Lievenszoon vind ik wel aardig. Vroeger werden ze voor ƒ 0, 75 per deel verkocht

Wat zou U aan jongeren, die voor het eersteen jeugdverhaal gaan schrijven, voor adviezen geven?

Ik zou zeggen, laten ze hun best maar doen! Verder zou ik ze de raad willen geven: overleg eerst goed de loop van het verhaal, maak een schema en leg het

schema daarna weg, zodat je er toch van af kunt wijken.

Maar wanneer je zegt: Ik begin te schrijven en zie dan verder alles voor me gebeuren, kan dat ook heel goed gaan. Er zijn ook schrijvers, die volgens die methode werken.

U schreef ook enkele vertelboeken: „Der Vad'ren pand", „De wereldweg der kerk". Ook op jeugdverenigingen wordt daarvan een dankbaar gebruik gemaakt. Kunt U over het ontstaan van deze werken iets zeggen?

Dat is wat merkwaardig gegaan. Op een goede dag kwam de uitgever naar me toe en zei: „Ik wil een groot vertelboek over Vaderlandse Geschiedenis uitgeven". „Dat is een goed idee", vond ik. „Maar dan zul je toch wel een schrijver moeten vinden".

„Die heb ik al", zei hij. „Dat ben jij!" In het begin had ik er niet veel oren naar, maar later is het er toch van gekomen.

Het boek is heel aantrekkelijk geïllustreerd. Hoe bent U aan de illustraties gekomen?

Daar hebben we heel wat voor afgereisd. Van de Engelse en Amerikaanse ambassades hebben we veel materiaal gekregen. Van Atlas Van Stolk ontvingen we ook heel veel illustraties, zowel voor „Der Vad'ren pand" als voor „De wereldweg der kerk".

Vindt U dat bij de jongeren de belangstelling voor de geschiedenis taant?

Men grijpt nog wel naar een historisch boek, als het verhaal erg spannend is. Maar is die belangstelling diep genoeg? Ik vrees van niet. Om aan de hand van geschiedenis de kijk op wereld en leven te verdiepen — ik ben bang dat dat steeds minder gevonden wordt. Op de scholen is op de lesroosters ook minder plaats voor Aardrijkskunde en Geschiedenis.

Een wat ondeugende vraag tot slot. Hoe zou men op een jeugdvereniging naar uw mening een onderwerp uit de kerkgeschie - denis of de Vaderlandse Geschiedenis moeten „brengen" en „verwerken"?

De tijd dat een van de leden een lange inleiding houdt en dat de anderen na afloop zeggen: „Tsjonge, dat was mooi" is m.i. voorbij.

Houd een korte inleiding en laat de leden zich van tevoren ook wat in de stof verdiepen. Je kunt vragen in laten leveren. Misschien is het ook wel aardig om twee jongelui aan te wijzen, die elk een inleidinkje houden. De een verdedigt het standpunt van Prins Mauritz en de anderdat van Johan van Oldenbarneveldt. Je kunt natuurlijk ook Philips II en Willem van Oranje noemen. Mogelijkheden genoeg! Er kunnen ook drie of vier leden bij betrokken worden.

Met de trein van half zes ga ik terug naar Amersfoort. In m'n tas zit een blocnote vol notities. Met zo'n grote hoeveelheid stof zal het niet moeilijk zijn het vraaggesprek, waarvoor we de heer Te Merwe hartelijk dankzeggen, zijn definitieve vorm te geven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1971

Daniel | 24 Pagina's

Een schrijver en zijn boeken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1971

Daniel | 24 Pagina's