Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GESCHIEDENIS VAN DE DOODSTRAF

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GESCHIEDENIS VAN DE DOODSTRAF

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1757 werd de dader van een moordaanslag ter dood veroordeeld. De tenuitvoerlegging van dit vonnis vond op deze manier plaats: eerst werd zijn rechterhand verbrand, vervolgens werd hij met gloeiende tangen bewerkt, daarna werd gesmolten hars en kokende olie in de wonden gegoten, terwijl hij vervolgens door vier paarden uit elkaar werd getrokken. Het is niet moeilijk om dit voorbeeld met vele andere uit te breiden. Toch zal ik dit niet doen. De vraag waarom men vroeger de doodstraf toepaste is veel belangrijker. Dus: door welke gedachten liet men zich hierbij leiden.

De oudheid

In de Oudheid treffen we bij praktisch alle volkeren de doodstraf aan als de zwaarste straf. Uitgangspunt is het talioprincipe of de vergeldingsgedachte. De vergeldingsgedachte kunnen we als volgt weergeven: datgene wat de dader een ander heeft aangedaan, moet ook op hem worden toegepast. Bijvoorbeeld: iemand die een moord of doodslag heeft begaan, moet zelf ook met de dood gestraft worden. Dit beginsel komt overeen met wat we in de Mozaïsche wetten vinden: oog om oog, tand om tand. Ook werd de doodstraf toegepast in gevallen, waarbij men niet uitging van de vergeldingsgedachte. Dit kwam vooral voor bij delikten, die een ernstig gevaar opleverden voor de staat of het algemeen welzijn. De achterliggende gedachte hiervan is, dat iemand die zo'n daad begaan heeft zijn recht verbeurt om nog langer deel uit te maken van die maatschappij. Het valt op, dat de straf niet afhangt van de persoon van de dader of diens omstandigheden, maar van het gepleegde delikt. Evenmin werd er rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van de straf.

De Middeleeuwen

In de Middeleeuwen waren er bijzonder veel delikten, die met de dood werden bestraft. Om een indruk te geven de volgende voorbeelden: moord, brandstichting, oproer, verraad, ketterij, toverij, vergiftiging, beschadiging van duinen en dijken. De vergeldingsgedachte staat in deze tijd steeds voorop. Er is een Keur van Brussel (gemeentelijke verordening), uitgevaardigd in 1229, waaruit dit heel duidelijk blijkt. Ter illustratie het volgende citaat hieruit: „hoeft vore hoeft, oge vore oge, handt voir handt". Men beschouwde het als vanzelfsprekend, dat de dief moest hangen en de brandstichter verbrand moest worden. Waaraan men dit recht ontleende, was een vraag die niet gesteld werd. Laat staan dat men hier kritiek op uitoefende. Naast de vergelding begint de straf in deze tijd nog een andere funktie te krijgen, te weten de generale preventie. D.w.z. de straf is het afschrikwekkende voorbeeld bij uitstek; dit voorbeeld moet de mensen er van weerhouden om bepaalde daden te begaan.

De Reformatie

In de volgende periode verandert er ogenschijnlijk weinig of niets. Het aantal en het soort delikten waarop de doodstraf staat blijft ongeveer gelijk. Toch veranderde er wel degelijk iets. Vóór de Reformatie zag men het recht om op bepaalde delikten de doodstraf te stellen als iets vanzelfsprekends. De reformatoren evenwel dachten hier anders over: ods wil is bepalend. Calvijn heeft in zijn Institutie ook een hoofdstuk gewijd aan de burgerlijke regering. Hij gaat in dit hoofdstuk onder andere in op het recht van de overheid om te straffen. Over de doodstraf merkt Calvijn het volgende op: Indien we inzien, dat de overheid bij het straffen niets van zichzelf doet, maar de eigen oordelen Gods uitvoert, dan zullen wij niet gehinderd worden door het bezwaar van de Wet. De Wet des Heeren verbiedt te doden, maar opdat doodslagen niet ongestraft blijven, geeft de Wetgever zélf zijn dienaren het zwaard in handen, om het tegen alle doodslagers te gebruiken. Zij dragen het zwaard niet tevergeefs, zegt Paulus (Rom. 13 : 4); want ze zijn Gods dienaren tot straf, wrekers voor degenen, die kwaad doen". Ook in die tijd was het motief om te straffen de vergelding en de generale preventie. Maar bovendien gaat men zich nu ook beroepen op de speciale preventie. Hugo de Groot, bijvoorbeeld, is alleen dan bereid om een bepaalde daad te vergelden indien de straf mede dienstbaar kan zijn aan de verbetering van de delinquent. Het zal duidelijk! zijn, dat men in het kader van de speciale preventie niet met de doodstraf' kan werken.

Verzet tegen doodstraf

De Italiaan Beccaria gaf een belangrijke stoot tot verandering in het denken over het strafrecht. Uit zijn boek „Dei delitta e delle pene" (over misdaad en straf) blijkt dat hij een pleitbezorger is voor de afschaffing van de doodstraf. Het doel van iedere straf, dus ook van de doodstraf, moet volgens hem zijn: de generale preventie; het afschrikken van andere mensen. Hij meende dat er van gevangenisstraf een grotere preventieve werking uit zou gaan dan van de doodstraf. Beccaria had nog een andere reden om zich tegen de doodstraf te keren. Als aanhanger van de ideeën der Verlichting was hij van oordeel, dat de staat het recht niet heeft om als straf onderdanen het leven te ontnemen. Mede door hém valt er in de negentiende eeuw in geheel Europa een tendens te bespeuren om het dreigen met de doodstraf zoveel mogelijk te beperken.

In ons land werd, voor wat betreft het burgerlijk recht, de doodstraf afgeschaft in 1870. Feitelijk veranderde er hierdoor weinig. Van de 79 doodvonnissen, die er in het tijdvak 1850-1860 zijn uitgesproken, werden er slechts 8 daadwerkelijk uitgevoerd. Tenuitvoerlegging van een doodvonnis was meer uitzondering dan regel. Wat waren de argumenten om tot de afschaffing van de doodstraf over te gaan? Deze zijn te splitsen in twee categoriën: nut er noodzakelijkheid. De doodstraf is niel nuttig voor staat en maatschappij er is evenmin noodzakelijk voor de instandhouding van de rechtsorde.

Het is een misvatting om te menen dat in Nederland de doodstraf helemaal is afgeschaft. Dit geldt alleen voor hel burgerlijk recht. Ingevolge het Wetboek van Militair Strafrecht kan de doodstraf nog steeds worden uitgesproken, zij het dat dit alleen toepasselijk is voor bepaalde feiten, gepleegd in tijc van oorlog. De zgn. „Drie van Breda'

werden destijds veroordeeld tot de doodstraf.. Hun werd echter gratie verleend en hun straf omgezet in levenslang.

Het bovenstaande overziend moeten we konstateren, dat men er in de loop van de geschiedenis steeds weer andere argumenten voor had om pro of contra de doodstraf te zijn. Daarom is het een goede zaak om er nu eens bij stil te staan waarom wij menen voor of tegen de doodstraf te moeten zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1977

Daniel | 24 Pagina's

DE GESCHIEDENIS VAN DE DOODSTRAF

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1977

Daniel | 24 Pagina's