Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE KOLENSJOUWER VAN THAMES DITTON (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE KOLENSJOUWER VAN THAMES DITTON (2)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als ze na een paar uur in Ewell zijn aangekomen, schudt William na betaling van de vracht zijn beurs leeg. „Acht... negen... tien en een halve stuiver, Mary" telt hij. „En daar moeten we de hele week mee doen."

Ze kijken elkaar verslagen aan. Maar opeens schiet William de spijziging van de vijfduizend te binnen. „Al ben ik dan arm, Mary, ik weet opeens dat God mij rijk heeft gemaakt in geloof, " zegt hij bewogen. „Zullen we bidden? "

Samen smeken ze God om uitkomst. Verlicht staan ze daarna op. De dag verstrijkt zonder dat er iets gebeurt. Maar 's avonds komt de vrouw, van wie ze de kamer gehuurd hebben. Ze heeft de familie Webb op bezoek gekregen en die hebben vlees meegebracht. Komen zij soms ook meeëten? „Graag!" zegt William verrast. Dat is het antwoord! Maar er komen nog meer verrassingen, wonderen eigenlijk. Want de hele week wordt hen daarna eten gezonden!

Het wordt een goede tijd in Ewell. Van het een komt het ander. Het begint met gesprekken met Anna Webb en haar man. Maar al gauw komen meer mensen naar hem luisteren als hij hen een hoofdstuk uit de Bijbel verklaart. Tenslotte lijkt het wel op een kerkdienst, zoveel komen er. En later wórdt het een kerkdienst. Hij heeft het er wel moeilijk mee. Wat moet een tuinman op de preekstoel doen? Maar God helpt hem en al gauw preekt hij twee of drie keer per week.

Maar als William opdracht krijgt 's zondags te werken, moeten ze weer verhuizen. In Thames Ditton kan hij werk krijgen: kolen sjouwen naar de rivier. Op een dag wordt hij echter aangezocht om voorganger te worden van een kleine groep independenten in Woking. Ds. Torial Joss bevestigt hem: „Neem uw bijl op en zet u tot deze arbeid!"

Hij is nu niet meer William, de tuinman-kolensjouwer, maar dominee William Huntington.

De voorzienigheidskapel (1782)

Het is avond, nacht bijna. De Titchfiel Street in Londen ligt donker en ver laten. Maar uit één venster schijnt no wat beverig lamplicht naar buiten. D man daar binnen denkt nog niet ov« slapen. Klaar wakker zit hij achter zij schrijftafel. Het is William Huntingtoi Hier zit hij nu, in zijn studeerkame achter de nieuwe kerk, die morgen i gebruik zal worden genomen. Kan Go geen wonderen verrichten? „De Voor zienigheidskapel" heet de kerk. Is alk niet aan Gods voorzienigheid te danken Hij denkt terug aan de tijd toen h voor het eerst begon te preken. Ari dat ze waren! Maar telkens bracht Go uitkomst. Toen maakte God hem du delijk dat hij in Londen moest gaa wonen.

Eerst preekte hij in de Margaret Stree maar al vlug kwam er bij hem e zijn volgelingen het verlangen naar ee eigen kerk. Hij glimlacht even. W; hadden zijn vijanden gelachen toen 2 hoorden dat er grond was gekocht. „Ee kerk voor de kolensjouwer!" hadde ze gehoond. „Ik ben er zeker van d< die kerk nooit van de grond komt. Z hebben immers geen geld!" hoorde h eens. Inderdaad, ze hadden geen gel< Maar God bewoog een man om c hele bouw ten uitvoer te brengen.... zonder vergoeding! De één verschaft het hout, een ander schilderde de preek stoel en een derde gaf stoelen voor c consistorie.

Huntington loopt de kleine kamer - de kajuit noemt hij die — op en nee Zijn gemoed is heel vol. Hij is immer wel eens bang geweest, dat hij me zijn voortvarend karakter teveel ge waagd had. En nu is het bijna zove: De volgende dag wordt de kerk in ge bruik genomen en het duurt niet lan of hij is regelmatig vol. Huntingto heeft nu ook een tamelijk vast inko

en. Maar doordat zijn gezin ook gro-: r wordt, krijgen ze na een poos toch eer gebrek aan geld. Mary vertelt het ; m: „Jij moet nodig een nieuwe overs hebben!"

untington schrikt. Dit had hij niet erwacht. Alles verliep toch gemakkejk? „Misschien ben ik wel niet afankelijk genoeg geweest van de Hee-Mary, " bedenkt hij berouwvol. „Het toch de veiligste weg om kort ge-Duden te worden."

en paar dagen later wandelt hij door ? n van de bloementuinen in de buurt, peens hoort hij een stem achter zich. Vleneer de tuinman!"

untington kijkt om en ziet een vrienïlijke, goedgeklede dame staan. Ze bent te praten voor hij kans krijgt om zeggen dat hij de tuinman niet is. !k zou graag een plant hebben om i een pot te zetten. Wél graag een die ijft leven, " voegt ze er glimlachend m toe.

Vlevrouw, ik geloof dat ik u kan zeg-; n waar u zo'n plant kunt vinden i het boek Job. Want Job zegt: „De ortel der zaak wordt in mij gevonden; i als u deze wortel in uw pot kunt rijgen, zullen wortel en pot nimmer ergaan."

e dame kijkt hem opmerkzaam aan. ïeg mij, hebt u die wortel in u? " vraagt

k geloof waarlijk dat het zo is, " antoordt Huntington. Dan vertelt hij haar it hij de tuinman niet is.

en paar weken later ziet hij de dame irug in de Voorzienigheidskerk. En gauw daarna wordt er aan zijn huis ; n briefje bezorgd, waarin gevraagd ordt, of hij op die en die dag thuis is. Cr zal dan iemand komen om u de aat te nemen voor een overjas, die wij ten geschenke willen geven." Later Dmt Huntington er achter dat de man ; zonden is door de dame uit de bloe-Lentuin.

oor- en tegenspoed (1802)

r at gaat de tijd snel! De jaren rijgen ch aaneen. Huntington studeert, reekt, legt bezoeken af en schrijft. ij schrijft brieven aan zijn vrienden ? Blakers, ds. Jenkins en vele anderen, iaar later begint hij ook boeken te ïhrijven. Wel een honderdtal geschrifn verschijnen van hem!

e bekendste zijn: „Het koninkrijk der jmelen ingenomen door gebed" en „De eloofsbank". Hier doet hij geen poging n fraai te schrijven, maar hier is alles spontaan in hem opgeweld. Eén doel heeft hij maar: te vertellen over Gods goedertierenheid tegenover hem, over de vele uitreddingen, over Gods genade.

Vijfenveertig jaar is hij nu. Hij woont met zijn gezin op Cricklewood House, een kleine boerderij. Winst levert het bedrijf niet op, want Huntington die nooit geld gehad heeft, kan er nu niet mee omgaan. Vaak geeft hij een varken of een schaap weg. „Ach, " verzucht hij dan later, „mijn beurs heeft altijd de jicht."

Alles gaat nu naar wens. De gemeente is welvarend en de kerk moet worden uitgebreid. Toch zijn er moeilijkheden voor Huntington. En wel met Mary, zijn vrouw. Toen ze met William trouwde, was hij een tuinman en zij een dienstbode. Nü is die tuinman bekend over heel Engeland en hij beweegt zich in voorname kringen. Mary kan die ontwikkeling niet volgen. Ze raakt zelfs aan de drank door deze teleurstellingen, krijgt allerlei kwalen en tenslotte wordt haar lever aangetast. Huntington, die eerst van mening was, dat zijn vrouw de liefde Gods deelachtig was, is nu zelfs genoodzaakt haar niet toe te laten aan de Avondmaalstafel. Op 9 december 1806 sterft Mary. Ze wordt begraven in Petersham.

Er gaan veel praatjes door Londen over al deze dingen. Huntington heeft ook veel vijanden. Ze bekogelen hem soms met scheldnamen: „Dominee Kolenzak" of „Aartsbisschop van Titchfield Street". Huntington ondertekent vaak schertsend zijn brieven met een van deze namen. In augustus 1808 trouwt hij opnieuw. Zijn vrouw is Lady Sanderson, de weduwe van Sir Sanderson.

De avond daalt (1810)

Het is een mooie zomerdag. De natuur is zacht en vredig. Maar Thomas Young, die naar spoorslags naar Cricklewood rijdt, heeft er geen oog voor. Hij is de brenger van een vreselijk bericht! Als hij het erf van Cricklewood House oprijdt ziet hij hen zitten: Een grote man met een korte zwarte pruik en levendige lichtblauwe ogen, zijn oom William Huntington. En een dame die aan het theeschenken is: Lady Sanderson.

Even aarzelt hij, maar dan gaat hij naar binnen. Ze schrikken van zijn opgewonden uiterlijk. „Thomas, wat is er aan de hand? " vraagt Huntington ongerust.

„Uw uw kerk is tot de grond toe afgebrand!" stamelt Thomas.

Lady Sanderson springt op en loopt handenwringend door de kamer. „O, wat nu? "

Huntington, die anders opvliegend genoeg is, blijft bewegingloos in zijn stoel zitten. Eindelijk zegt hij moeilijk: „Blijf rustig! We zijn niet failliet en onze God evenmin. Thom, God gaf Ziklag aan David en hij ontnam het weer door vuur. Zo gaf Hij ook ons de Voorzienigheidskerk en neemt hem weer weg door vuur. Ik mag niet klagen want het is Zijn werk."

Toch is deze slag teveel voor hem. Totaal ontredderd gaat hij naar het platteland. Op de puinhopen triomferen zijn vijanden. „Waar blijft hij nu met zijn voorzienigheid? Denkt hij soms wéér een nieuwe te bouwen? " spotten ze.

Maar die spotters worden beschaamd. Want nog datzelfde jaar wordt de eerste steen gelegd voor een nieuwe kerk. Het geld ervoor wordt gewillig geofferd.

Langzaam wordt Huntingtons enorme vitaliteit minder. Rheumatiek, niersteen en hoest beginnen hem steeds meer te plagen. Hij blijft nauwgezet zijn plichten vervullen en staat nog vroeg op om te studeren. Maar tenslotte wordt het preken toch te veel voor hem. Op 9 jur 1813 houdt hij zijn laatste preek. Plech tig besluit hij die: „Wat mij aangaa ik heb niets voor u verborgen wille houden, maar ik heb u steeds de voll raad Gods verkondigd. Daarom ben i' vrij van het bloed van u allen."

Zijn gezondheid gaat langzaam achter uit. Hij wordt steeds stiller. Wel bliji hij vriendelijk, maar zijn humor en op vliegendheid zijn verdwenen. Op 1 ju 1813 voelt Huntington dat zijn laatst dag is aangebroken. Maar de dood i geen verschrikking voor hem. Hij sterl in volle verzekerdheid: „Ik ben zo ze ker van de hemel alsof ik er al in ver keerde."

Huntington wordt in Lewes begrave en op zijn graf wordt een steen ge plaatst met een grafschrift dat hij zei nog heeft opgesteld:

„Hier rust de Kolensjouwer, van Go bemind, maar gehaat door de mens. D alwetende Rechter zal dit op de dag de oordeels bekrachtigen en bevestigen tc ontsteltenis van duizenden. Want En geland en zijn hoofdstad zullen weter dat een profeet onder hen heeft ver keerd."

Dordrecht. A. Korpershoek-van Wendel de Jood

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1977

Daniel | 20 Pagina's

DE KOLENSJOUWER VAN THAMES DITTON (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 1977

Daniel | 20 Pagina's