Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GIJ ZULT NIET BEGEREN....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GIJ ZULT NIET BEGEREN....

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De woorden „gij zult niet begeren " zijn de laatste woorden, die door Gods vinger geschreven werden op de stenen tafelen van de wet. Het zijn woorden die ook voor ons in deze tijd van groot belang zijn. In deze bijlage gaat het over „onze levensstijl". Daarmee heeft ook het tiende gebod van Gods heilige wet alles te maken. Laten we dat goed beseffen in deze tijd. Onze tijd wordt gekenmerkt door ontstellende hebzucht, afgunst en ontevredenheid. Juist in deze tijd komt ook tot ons de opdracht om tevreden te zijn met hetgeen de Heere ons gegeven heeft. Niets wat van onze naaste is, mag door ons begeerd worden. Ieder moet met het zijne tevreden zijn. Dat is nog steeds de eis van de eeuwigdurende Wet des Heeren.

Gij zult niet begeren ....

Dat is het laatste gebod van de tweede tafel. Het tiende gebod gaat dus ook over de verhouding tot de naaste. En wel zeer bizonder over de innerlijke verhouding. Begeren is toch de innerlijke gezindheid van ons hart. Begeren verplaatst ons in het gedachtenleven van de mens. Op zichzelf is begeren niet zondig. God heeft de mens geschapen als een begerend wezen, met een begeerte.

De begeerten van Adam in de staat der rechtheid waren op God gericht. Voor de val was er geen zondig begeren. De mens had een zuivere betrekking op God. Begeerde God recht te kennen en lief te hebben. Door de zonde is dat verloren. Het zuivere begeren is toen vergiftigd. Nu zitten we allen vol van zondige begeerten. De boze begeerte strekte zich uit tot de boom der kennis des goeds en des kwaads (Gen. 3 : 6 e.v.).

Deze kwade begeerte is de eerste openbaring van de afval van God in het paradijs. En verder wat een stroom van ongerechtigheden is daar ontsproten.

De apostel zegt: e begeerlijkheid ontvangen hebbende, baart zonde; en de zonde, voleindigd zijnde, baart de dood (Jak. 1 : 15). De kwade begeerte is dus de moederzonde. Daarop wijst ook het tiende gebod. De minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart wordt daarin verboden (Heid. Cat. Zondag 44).

Dit gebod bepaalt ons ook bijzonder bij Gods heiligheid en rechtvaardigheid. Het zondig begeren wordt op het diepst veroordeeld. De zonde tegen het tiende gebod is een krenken van Gods deugden. Daarom een grote zonde. God zal ze niet door de vingers zien. Zie maar bij Absalom. Hij begeerde de troon van zijn vader. Maar wat is dat toch droevig afgelopen. Lees ook eens van Achab, die Naboths wijngaard begeerde en van David, die de vrouw van Uria begeerde en de ene zonde op de andere stapelde. Zie je wel, dat de zonde een hellend vlak is. En dat Gods straf vreselijk is?

Wat mogen we wel begeren?

Er zijn natuurlijke en geestelijke begeerten, die niet zondig zijn. Denk aan David, die in Ps. 27 : 4 uitroept: én ding heb ik van de HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: at ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEE-REN te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel.

Zo’n begeren is vrucht van het nieuwe leven. Zo leert ieder kind van God zoeken door de werking van de Heilige Geest.

Dat is een geoorloofd en ook een geboden begeren. Wij mogen en moeten begeren alles wat God in Zijn Woord bevolen heeft. Daarbij zullen we Zijn soevereine wil en macht moeten erkennen en ook onze onwaardigheid moeten belijden. De Heere geve ons allen zo de afhankelijkheid van Hem in te leven. Dit brengt ons bij het genadeleven. De Heere zegt: Begeer, wat Ik u geven zal" (2 Kron. 1 : 7).

Jonge vrienden, wat begeren wij en begeren wij dat van de Heere? Kunnen wij onze begeerten aan de Heere voorleggen met een geruste consciëntie?

Vraag vrijmoedig de Heere om een levenspartner; smeek Hem om een plaats in de maatschappij, maar meest om een plaats aan Zijn voeten. Bidt en gij zult ontvangen. Maar bedenk: ie de vrouw van een ander aanziet om dezelve te begeren, heeft reeds in zijn hart overspel met haar gedaan (Matth. 5 : 28). We mogen een huis, een akker begeren, maar niet „wat des naasten is". Tegen zulk een begeren stelt de Heere het tiende gebod. We mogen spijs en drank begeren, maar dan zo als Salomo in Spr. 30 : 8b: oed mij met het brood mijns bescheiden deels. Lees dat maar eens aandachtig na.

Luther zegt in zijn „Kleine Catechismus" over het tiende gebod: „Wij moeten God vrezen en liefhebben, dat wij onze naasten zijn huisvrouw, dienstboden of beesten niet afspannen, afdringen of afhandig maken; maar bij hen aandringen en hen vermanen, dat zij bij hem blijven en doen wat zij schuldig zijn".

In zijn „Grote Catechismus" zegt Luther: „Daarom is dit laatste gebod niet bestemd voor de boeven, maar juist voor de vroomsten, die geprezen willen worden en die eerlijk en oprecht willen heten als die zich aan geen enkel der vorige geboden schuldig gemaakt hebben".

Verder besluit Luther zijn verklaring: „Daarom, zo zeg ik nu, is het nuttig en nodig aan de jeugd dit altijd voor te houden en ze te vermanen en eraan te herinneren, opdat zij niet alleen als het vee met slagen en dwang opgevoed worden, maar in het vrezen en eren van God. Want als men dit bedenkt en ter harte neemt, dat het geen menselijk gedoe is, maar het gebod van de hoogste Majesteit, die met zo grote ernst daarover waakt, toornt en diegenen bestraft, die de geboden verachten en anderzijds zo overvloedig vergeldt wie ze houden, dan zal dit vanzelf prikkelen en drijven om gaarne Gods wil te doen".

Volmaakte gehoorzaamheid

Het tiende gebod eist volmaakte gehoorzaamheid aan al de geboden Gods. Het snijdt alle wettische bewegingen van de mens af. Hoe diep grijpt dat tiende gebod in ons gedachtenleven in. We mogen niet zondigen met woorden en werken, maar ook niet met gedachten. De eis van Gods wet moet scherp gepredikt worden. Tot ontdekking van de schuld en om hoe langer hoe meer onze zondige aard te leren kennen. Dat doet Gods Kerk uitdrijven tot de Heere om des te begeriger te zijn naar de vergeving der zonde en de gerechtigheid in Christus.

Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt (Ps. 130 : 4).

Antw. 113 van de Heidelberger Catechismus bepaalt ons bij de geestelijke zin van dit gebod: „dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome, maar dat wij ten alle tijde van ganser harte aller zonden vijand zijn en lust tot alle gerechtigheid hebben."

De onderwijzer vestigt hier dus de aandacht op al de geboden Gods.

Wie zou dan niet moeten vrezen en beven? Dan worden we allen diep schuldig bevonden aan de gehele Wet des Heeren.

De goddelijke Wetgever oordeelt over ons hart, waaruit elke gedachte en elke begeerte opkomt.

En uit het hart des mensen komen voort kwade gedachten (Mark. 7 : 21 e.v.).

Hoe vreselijk is dan ook het zondige begeren, dat stelselmatig in onze tijd wordt opgewekt. Denk slechts aan het

Socialisme, dat op allerlei manieren de begeerte naar het goed van de ander („de heersende klasse", zegt men dan) aanwakkert.

Niemand onschuldig ....

Weten wij ons schuldig voor het aangezicht des Heeren?

Paulus zegt: k had niet geweten (Rom. 7 : 7 t/m 12).

Toch was hij een wetgeleerde, aan Gamaliëls voeten onderwezen. Maar hij wist het niet. Hij moest bekennen: 'k \vas zonder de wet. Dat wil zeggen, hij leefde zonder de wet.

Hoe leven wij? Alsof Gods wet niet bestaat. Wij horen de wet, maar het raakt ons vaak niet. Zo beseffen we ook niet wat zonde is.

Maar als het gebod gekomen is Toen kwam het gebod in het hart van de apostel. Hij werd er door Gods Geest bij bepaald en toen pas stonden hem de zonden levendig voor ogen. En daar werd hij een verdoemelijk zondaar voor God. Maar, Paulus stierf aan de wet en mocht leven door Christus' gerechtigheid en gehoorzaamheid. O dat wonder. Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.

Christus is de grote Wetsvervuller. Hij kon zeggen: Wie overtuigt Mij van zonde? " Toch boog Hij Zich onder de Wet. Hij is geworden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden (Gal. 4 : 5).

Wat een lieflijk evangelie voor schuldigen en veroordeelden onder de wet. Hij heeft Zijn bloed gestort, dat reinigt van alle zonden. Hij heeft door lijdelijke gehoorzaamheid de wet van zijn vloek ontwapend. Door het geloof roemt de Kerk: hristus heeft ons verlost van de vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons. Want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt" (Gal. 3 : 13).

Dan wordt ook met het oog op het tiende gebod de bede gehoord: „Och, of wij Uw geboön volbrachten".

Ds. A. Snoep.

Literatuur :

1. Brakel. Red. Godsdienst, dl. II-III. pg. 191 ev.

2. G. H. Kersten. Heidelberger Catechismus. Zondag 44.

3. Luthers Grote en evt. Kleine Catechismus.

4. Calvijn, Institutie Boek II, hfdst. VIII. par. 49 ev.

„Wonder en is geen wonder"?

Ernstige etische bezinning op de hoofdtrekken van het christelijk leven is nodig. Wij hebben niet aan te geven waar God moet ingrijpen om menselijke overmoed te doen mislukken. Dat doet God Zelf. Is de mens met zijn „reageerbuisprestatie" over de grens van het geoorloofde gegaan? De Bijbel geeft geen rechtstreeks antwoord, zodat onze konklusie moet worden afgeleid uit bijbelse gegevens. Zeker is dat de mens niet alles mag doen wat hij kan. We kunnen, bij wijze van spreken, God het werk uit handen nemen; we kunnen ook in afhankelijkheid de Heere door ons laten werken. Persoonlijk kan de schrijver van dit artikeltje zich vinden in de mening van Prof. Douma, hoewel hij op dit moment nog voorzichtig afwijzend tegenover „reageerbuisbevruchting" staat om wetenschappelijke redenen. „Wonder en is geen wonder" schreef Simon Stevin onder zijn mechanika tekeningen. Hij bedoelde er mee te zeggen dat hetgeen zich als iets wonderlijks aan ons voordoet na bestudering volledig begrepen kan worden. Het is dan geen wonder meer. Verzakelijking van de beschouwing kan het gevolg zijn. Als men de Schepper wil overtreffen geldt dat ook voor het geboorteproces. Hoever we het voortplantingsproces ook ontrafelen, het leven blijft een wonder, geformeerd door Gods hand.

Drs. R. Seldenrijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1978

Daniel | 24 Pagina's

GIJ ZULT NIET BEGEREN....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1978

Daniel | 24 Pagina's