Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE DANKDAG ALS BIDDAG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE DANKDAG ALS BIDDAG

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bidden zonder danken

Ondankbaarheid is een veel voorkomende ondeugd onder de mensen. Het is als met veel andere deugden: we zien en laken het in anderen, maar staan er zelf niet minder schuldig aan. Gebrek aan dankbaarheid is zo algemeen, dat het spreekwoordelijk is geworden. „Stank voor dank", en „Ondank is 's werelds loon", zegt men. Maar voelen wij ons gekwetst als men ons geen dankbaarheid toont voor iets dat wij voor iemand gedaan of aan iemand gegeven hebben, veel meer wordt Gcd, de Gever van alle goed, gegriefd door onze ondankbaarheid.

Ons leven, en alles wat voor het onderhoud daarvan nodig is, krijgen wij van de Heere Die onze Schepper is. We zouden Hem daarvoor moeten erkennen, Hem ermee moeten dienen. En als we zien, hoe wij Zijn goede gaven dagelijks doorbrengen, en hoe Hij ons evenwel nog verzorgt, dan zou dat ons moeten vernederen, beschamen en verwonderen. Maar bij ons is een vanzelfsprekendheid in ons aanvaarden van al het goede, en we leven of we overal recht op hebben, tótdat we onze schuld leren kennen en leren wat we eigenlijk verdienen. Van nature leven we als rechthebbenden en durven we zelfs vrijpostig meer te vragen omdat anderen ook meer hebben. Zo valt het dikwijls niet moeilijk om te „bidden" en vergeten we het danken maar al te gemakkelijk. Het is echter de vraag of dit „bidden" wel echt bidden mag heten, en — als we er nog om denken — of de woorden van dank, die we misschien uitspreken wel met echte dankbaarheid te maken hebben. Want wat is ons gebed veel in strijd met het gebed, dat de Heere Jezus Zijn discipelen leerde; wat begeren we veel in strijd met Gods wil. En wat het danken betreft: woorden van dank willen we misschien nog wel uiten; maar God ziet het hart aan!

We lezen in Lukas 17 de geschiedenis van de tien melaatsen, die door de Heere Jezus genezen werden. Negen van hen kwamen niet terug. Ze hadden in hun nood Jezus' hulp wel ingeroepen, wel gebeden. Maar na hun genezing gingen ze hun eigen weg weer; zonder God. Ze gaven Hem de eer niet, toonden geen dankbaarheid.

Zo is er nog veel bidden zonder danken. Als er nood is, en we onszelf niet kunnen helpen, dan ligt het vragen om hulp voor de hand. Maar in het aanvaarden van hulp ligt iets vernederends. En dat is de reden, waarom we gegeven hulp

zo snel vergeten en de helper niet bedanken. Want dat is een erkennen, dat hij meer kan dan wij. Ook zouden we ons verplicht gevoelen iets terug te doen. Vergeten is gemakkelijker

Toch wil de Heere als Hij helpt of redt, ons dit juist leren: Hij wil, dat wij Hem erkennen als de Machtige, Die ons geholpen heeft. Hij wil, dat we Hem eren, Die ons ook uit groter nood redden kan. De wonderen van de Heere Jezus waren tekenen, d.w.z. ze verwezen naar een andere zaak. Hij wilde door Zijn hulp bij ziekte tonen, dat Hij de dodelijke kwaal van onze ziel kan genezen. Niet zelden had men echter aan de genezing van het lichaam genoeg, en zocht men, evenals de negen melaatsen, Hem niet op voor nader onderwijs.

Zo wil de mens ontvangen zonder terug te geven. Met wat hij krijgt — en dat mag altijd meer zijn — gaat hij zijn eigen weg, zonder God. Ermee naar de Gever gaan om te vragen wat we Hem verschuldigd zijn, ligt ons niet. De gevallen mens wil zichzelf dienen. God zorgt nog voor hem, opdat hij de Heere weer zou gaan dienen (zie art. XII van de N.G.B.), opdat hij Hem nodig zou krijgen en zou leren dat hij een doorbrenger is. De Heere toont zo de Eerste te willen zijn en dat Hij bereidwillig is om meer te geven dan een tijdelijke zegen; maar de ondankbare mens merkt het niet op. Toch gaat Hij door, ook nog in ons leven, met meer te geven zelfs dan wij van Hem vragen, zodat wij reden hebben om Hem dankbaar te zijn, zelfs daar, waar wij het bidden nalieten.

Danken zonder bidden

Als de Heere meer geeft, dan wij gevraagd hebben, dan is dat temeer een reden tot dankbaarheid. De „goedertierenheden des Heeren" kunnen de mens zo tot bekering leiden, hem zijn onwaardigheid, zijn zonde en schuld doen inleven en verwonderd en dankbaar maken. Maar deze dankbaarheid is geen dankbaarheid zonder gebed. Ze veroorzaakt gebed, zoals we hieronder nog zien zullen.

Toch zijn er veel mensen, die zeggen te danken, zonder dat ze ooit het bidden hebben geleerd. Dit danken verfoeit de Heere. Het is het dankgebed van de farizeeër. Men neemt Gods Naam op zijn lippen zonder Hem nodig te hebben.

Men meent God te prijzen, maar, verblind door hoogmoed, prijst men slechts zichzelf. Het is een naderen tot God alleen met de mond, een eren slechts met de lippen; het hart blijft ver van Hem, v/at blijkt uit het leven, dat naar eigen goeddunken geleefd wordt (Jes. 28 : 13).

We worden nogal eens door „gelovigen" uit andere gezindten vermaand, dat er bij ons alleen klaagzangen te horen zijn; er zou bij ons alleen een zuchten, bidden en smeken zijn, zonder een woord van lof of dank. Dikwijls is de mond van hen, die ons dat verwijten, vol van woorden van lofprijzing en dankbaarheid. Maar vergeten ze niet, waar de ware dankbaarheid uit voortkomt, en waaruit ze blijkt? Ze ontstaat daar, waar een gebroken geest en een verslagen hart zijn, en ze komt openbaar in een leven van onderwerping en gehoorzaamheid. Ware dankbaarheid behelst meer clan woorden! Zeker het getuigen hoort er ook bij. Niet zelden worden in de Bijbel in plaats van het woord „danken", de woorden „loven" en „prijzen" gebruikt. We moeten niet in het uiterste vervallen dat iedere vorm van lof of dankzegging al bij voorbaat verdacht maakt. „Lof betaamt de oprechten" (Ps. 33 : 1). Maar de Heere ziet verder dan de lippen en de mond; Hij ziet het hart aan, of het oprecht voor Hem is. En als het hart niet vernederd en verwonderd is door Gods werk, als het niet verlangend is en met de dichter van Psalm 116 niet zegt: Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? ", wat voor een dankbaarheid is dat dan? Dan zijn het woorden, waarmee men meer zichzelf dan de Heere prijst. De Heere vraagt gehoorzaamheid, meer dan offeranden (1 Sam. 15 : 22). Waar ware dankbaarheid is, daar is liefde. Waar liefde is, daar is de begeerte om de geliefde te dienen. Daarom leidt de dankbaarheid tot gebed, tot het vragen naar Gods wil, en tot gehoorzaamheid. Niet voor niets worden in de H. Catechismus de wet en het gebed bij het stuk d.er dankbaarheid behandeld. Bidden kan niet zonder danken blijven, danken niet zonder bidden. Het zijn twee zijden van het leven met God.

Bidden en danken

Het gebed behoort wezenlijk bij de dankbaarheid. Dikwijls gaat aan het

danken een bidden vooraf. In Psalm 116, die met een lofprijzing eindigt, lezen we ook over de smekingen van de dichter. Hij wist, waarom hij de Heere had liefgekregen, waarom hij Hem moest danken. Hij had de „banden des doods" gevoeld, de „angsten der hel" geproefd, benauwdheid snoerde zijn keel, en hij vreesde om te komen. In die nood, die God hem deed gevoelen, werd een gebed geboren, een zucht tot de Heere, Die alleen helpen kon. Als zo'n onwaardige Gods hulp ervaart, dan is de dankbaarheid niet slechts een woord, maar de vertolking van al onze gevoelens jegens God. „Per aspera ad astra", „door lijden tot heerlijkheid", dat is de weg van Gods kinderen hier in dit leven.

Gaat bidden dikwijls aan danken vooraf, de ware dankbaarheid wekt ook altijd gebed. Gebed om door God geleerd en geleid te worden om ons leven in Zijn dienst te mogen besteden. Dat zijn wij Hem verschuldigd omdat Hij onze Schepper is. Zijn zorg voor gevallen mensen is een roepstem om terug te keren van de weg, die van Hem af en naar een eeuwige ondergang voert. Heeft Zijn goedertierenheid ons al verbroken, bekeerd, en tot dankbaarheid geleid?

Als wij dankdag vieren is het goed dit alles te bedenken. Ptedenen om te danken zijn er vele. Maar doen we het niet zonder gebed, zoals de farizeeër? Misschien willen we de gehoorzaamheid die ons past, afkopen, door een deel van de ontvangen zegeningen terug te geven, als dankgave. De rest gebruiken we naar eigen inzicht, of liever: we brengen het door. Ware dankbaarheid zoekt Gods gaven in Zijn dienst te besteden. Geld en goed of andere gaven, door studie of door arbeid verkregen, God gaf het ons. En wat doen wij ermee? We zijn er rentmeester over. We zijn de grote Eigenaar verantwoording over het beheer ervan verschuldigd. En daar mogen we ons wel eens op bezinnen. Eigenlijk moeten we ons daar voortdurend op bezinnen. Maar is het dan teveel, als we daar één dag in het jaar voor afzonderen?

De praktijk van de dankdag

Het is opmerkelijk, dat men in het verleden meestal dank-, vasten-en bededagen in één adem noemde. Eenzelfde dag was dikwijls dank-en biddag en droeg het karakter van een boete-en vastendag. In tijden van oorlogsdreiging, ziekte, misoogst, e.d. werd er een biddag uitgeschreven, waren er overwinningen of uitreddingen, dan was het een danken bededag. De kerk verzocht de overheid meestal zo'n vastendag uit te schrijven voor heel het volk. Was een biddag eenmalig, voor één bepaalde gebeurtenis, een dankdag kreeg al gauw het karakter van een gedenkdag die jaarlijks terugkeerde. Omdat bij deze dagen de gehele gemeenschap betrokken werd, en heel het volk tot boete en berouw werd opgewekt, werden ze vaak strenger gevierd dan de zondag.

Er is, wat de viering van deze dagen betreft, wel veel veranderd.

N. C. Kist zegt in zijn boek over „Neerland: ; bededagen en biddagsbrieven" (dat ook over de dankdagen handelt): „dat deze d? .£cn zijn ontaard in een jaarlijks weerkerende plechtigheid". Hii wilde ze afschaffen. Ik zou hem daarin niet willen volgen. Maar wel is de sleur een gevaar. Goede gewoonten moeten niet uithollen en verloren gaan. Laat ze opnieuw inhoud krijgen. De opwekking tot gebed voor bepaalde zaken (denk aan de abortus-wetgeving), het uitschrijven van een bidstond (b.v. voor een synode) kan uitgebreid worden. Sommigen menen, dat er in onze tijd meer is om voor te bidden dan om voor te danken. Als we alleen zien naar wat de mensen doen: ja. Maar als we zien op wat de Heere ons nog laat en geeft: nes! Wat past ons dan inzonderheid nu dankbaarheid en verwondering. Maar ook gebed, opdat we niet doorgaan met het doorbrengen van Gods gaven. Laat inzonderheid nu onze dankdag een bede-en boetedag zijn, een dag waarop we beschaamd vragen hoe de Heere wil, dat wij Zijn gaven besteden in Zijn dienst. Want deze bede behoort wezenlijk tot de dankbaarheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1978

Daniel | 24 Pagina's

DE DANKDAG ALS BIDDAG

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1978

Daniel | 24 Pagina's