Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DIE DE GERINGE OPR1CHT ......

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DIE DE GERINGE OPR1CHT ......

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 113

Hallelujah staat aan het begin en het einde van deze psalm. Het is een lofpsalm, die gezongen werd op bijzondere tijden. Deze psalm behoort tot het Hallel dat Israël zong op de grote feesten, met name op het paasfeest. In de paaszaal te Jeruzalem heeft de Heere Jezus samen met zijn discipelen de lofzang gezongen, voor Hij met hen uitging naar de hof van Gethsemané. Het is een lofzang die doorloopt in de psalmen 114 tot en met 118.

Aanstonds worden we opgeroepen om de Heere te loven van nu tot in der eeuwigheid en over de gehele aarde. Alles wat adem heeft love de Heere. Dat is God ook waard en bovendien het was het dcsl waartoe Hij ons geschapen heeft. Dit doel hebben wij verlaten. Wij loven God niet meer. Het is de genade van God die weer de lofpsalm in het hart ontsteekt en de zielesnaren spant om Hem te prijzen. Vanuit de kennis van de verlossende liefde van God is deze psalm gedicht. Het is geen wonder dat Israël het zong bij het pascha, het feest van Gods verlossing. Het v/erd gezongen bij de paasmaaltijd en dus bij het paaslam. En wij zullen nooit tot deze lofverheffing komen tenzij wij de Heere Jezus door een waarachtig geloof leren omhelzen. Lodenstein heeft al gezongen:

Het ware leven, lieven, loven Is daar waar men Jezus ziet.

Vanuit deze verlossende daden van God is ook psalm 113 gedicht. Looft, gij knechten des Heeren, looft de Naam des Heeren.

des Heeren, looft de Naam des Heeren. Gods hoogheid bezongen

De Heere wordt eerst in Zijn hoogheid en heerlijkheid bezongen. De Heere regeert alle dingen. Boven alle heidenen is God. Wat heeft Israël dat gezien bij de uittocht uit Egypte. De machtige Farao moest het verliezen van het schaapherdersvolk, omdat God hen uitleidde. Wat een troost mag de kerk ontvangen uit de Godsregering. Het geloof belijdt dat alle dingen uit de vaderlijke hand van God hen worden gegeven. Dat Hij niet alleen alle kwaad van hen weren kan, maar dat Hij zelfs dat kwaad, als Hij het niet afkeert, hen ten beste kan doen gedijen. De Heere is hoog boven alle heidenen.

Gods genade aangebeden

De hoge God ziet nochtans laag neer op de aarde. De hoge en de verheven God buigt zich over nietige stervelingen. Daarvan spreekt het hele Woord van God. Hij boog zich over Adam als Hij hem opzoekt in de hof, toen hij al bevende van Hem vlood, en heeft hem getroost, belovende Zijn Zoon. Hij de Hoge en verheven God, voor wie engelen en mensen moeten beven vanwege Zijn Majesteit, almacht, heiligheid en rechtvaardigheid, buigt zich over diezelfde mensen neer. Zo laag dat de Heere Jezus in de stal van Bethlehem in onze natuur wilde komen. Mens geworden is opdat Hij als mens de straf zou dragen, die wij verdiend hebben. Opdat Hij vervullen zou de wet van God. Opdat Hij zaligmaken zou verloren mensen. In Christus buigt God zich neer. En wanneer we dat gaan verstaan, dan zeggen we: Wie is aan onze God gelijk? We gaan genade spellen in zijn diepe betekenis.

Die de geringe uit het stof opricht

Dat is het werk van Gods genade. Toen en nu. Geringen uit het stof oprichten en nooddruftigen uit de drek verhogen. De dichter vond het niet eens nodig om daar voorbeelden van te geven, zo bekend was het dat de Heere dat doet. Stof en drek dat

is vuil waarin we liefst niet zitten. Maar God vindt mensen in dat vuil, in het vuil van de zenden. En wij kunnen ons er niet uit opheffen. Wie het geprobeerd heeft, weet het hoe vuil het is en hoe onmogelijk het is om ons daaruit op te heffen. We zinken erin terug, het kleeft ons aan. Nieumand kan ons daaruit redden dan alleen God.

Hanna en Maria hebben dit ook gezongen. Zij hebben ervan gezongen dat God neerwerpt en opheft. Hij maakt arm en rijk; Hij vernedert ook verhoogt Hij. Hij verheft de geringen uit het stof en de nooddruftige verhoogt Hij uit de drek, om te doen zitten bij de vorsten. Hij doet ter helle nederdalen en ten hemel opklimmen. Hij doodt en Hij maakt levend. Het Woord van God werpt ons in onszelf neer door de kracht van de Heilige Geest. Het Woord ontneemt ons alle eigen gerechtigheden en deugden. Het Woord werpt ons neer in het stof. Maar daar juist in de diepte van het stof en de drek, daar opent God de poorten der gerechtigheid. Goddelozen worden daar met God verzoend door het bloed des kruises. En God tilt ze op uit het stof en de drek. In Christus mogen we onze Zaligmaker ontmoeten. Wie zou Hem dan niet prijzen? Gelijk een appelboom onder de bomen des wouds, alzo is mijn liefste onder zonen!

Die de onvruchtbare zet in een huisgezin

Je behoeft er nauwelijks naar te zoeken in de Bijbel. De vrouwen zonder kinderen die door de Heere, als door een wonder werden bevoorrecht met de kinderzegen. Dat doet God. Daar is Zijn barmhartigheid in geopenbaard en Zijn macht, die wonderen werkt. Het is goed om daar even bij stil te staan, omdat in onze tijd zo onschriftuurlijk en goddeloos over de kinderzegen gesproken wordt. God is het die deze zegen geeft. Maar veel verder moeten we zien. Want geestelijke onvruchtbaarheid wordt ook gekend. Wij allen zijn geestelijk onvruchtbaar. Door de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden. Niet omdat de wet niet goed is, maar omdat wij niet goed zijn. Maar Gods genade maakt mensen vruchtbaar. Namelijk de ranken die in Christus blijven en uit Hom de levenssappen trekken door het geloof. Zij zullen vruchten voortbrengen. Niet alleen in de zin van onze catechismus, die zegt, dat het onmogelijk is dat degenen die Christus door een waar geloof zijn ingeënt, geen vruchten der dankbaarheid zullen voortbrengen. Maar waar de kerk staat in het geloof daar zal het getal der discipelen en van de priesters die den gelove gehoorzaam worden vermenigvuldigen.

(Zie gespreksvragen op pag. 468)

GESPREKSVRAGEN behorende bij bijbelstudie (van pag. 452).

1. Hoe worden de psalmen 113 tot en met 118 genoemd?

2. Lees eens Galaten 4 : 20-31. Vind je daarin overeenkomst met deze psalm?

3. Noem eens namen van moeders uit de Bijbel die onvruchtbaar waren eerst, maar door een wonder van God kinderen kregen?

4. Weet je iemand uit de Bijbel te noemen die letterlijk als een nooddruftige is verhoogd tot een koninklijke plaats.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1978

Daniel | 24 Pagina's

DIE DE GERINGE OPR1CHT ......

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1978

Daniel | 24 Pagina's