Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ALS JE VRIENDINNEN BENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ALS JE VRIENDINNEN BENT

ons vervolgverhaal (3)

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het begint te regenen en Miekes moeder oppert het idee om pannekoeken te bakken. Dat wordt natuurlijk met gejuich begroet. Even later staan Eveline en Mieke samen in de keuken te bakken. Ze vermaken zich kostelijk met de misbaksels die Eveline in het begin brouwt. Maar 't leert hard aan., vindt ze.

„Durf jij ze om te gooien, Mieke? Op plaatjes zie je dat altijd."

„Zal ik 't es proberen? " zegt Mieke overmoedig. Ingespannen wacht ze tot de onderkant van de pannekoek bruin genoeg is. Ja, nu kan 't! Floep, daar gaat hij en hij komt mooi omgekeerd 1 terecht. Maar — op het. zeil! Ze gieren het uit.

Gert jan komt eens even kijken wat er aan de hand is. Hij kijkt verbaasd naar de pannekoek op de grond en rent dan terug naar de kamer. „Mam, Mieke bakt ze op de grond, kom es kijken!"

Ze vallen bijna flauw van het lachen tegen het aanrecht. Maar nu vergeet Eveline haar pannekoek om te draaien en het begint onheilspellend te ruiken. Pikzwart!

Tenslotte zitten ze toch aan de grote tafel, rond stapels pannekoeken.

Als Liesbeth haar 's avonds op komt halen, bedankt ze Miekes moeder voor alle gezelligheid. en zegt eerlijk: , , 'k Heb eigenlijk niet eens zin om weg te gaan "

„Kom maar gauw weer eens, kind. Je bent welkom, " zegt Miekes moeder hartelijk.

Liesbeth staat wat verstoord bij de deur te wachten. Mieke laat hen uit en wenst hen een gezellige avond toe, maar ze mompelt onverstaanbaar een groet. Ze had zich zo op deze avond verheugd, maar nu doet Eveline net of ze geen zin heeft!

Als Mieke de kamer weer in komt, kijkt haar vader haar opmerkzaam aan en zegt: „Zijn ze weg, de dames? Waarom bleven ze eigenlijk niet gezellig bij jou bder? Nu zit jij hier alleen!" „Toe nou pa, dat hadden ze toch afgesproken. Liesbeth had er juist zo'n zin in."

„Ja, 't staat nog al niet interessant om met zo'n rijkeluisdochter op stap te gaan, " spot hij goedmoedig. Of meent hij het? Mieke durft er niet verder op in te gaan en verdwijnt naar de keuken.

Spanningen

Van die dag is het tussen Liesbeth en Mieke niet meer zoals het geweest is.

Liesbeth gaat nog verschillende keren met Eveline naar een koncert. Ook gaan ze een keer samen winkelen. Maar Eveline-komt ook vaak bij Mieke thuis aanwippen.

Op een vrijdagmiddag gebeurt er iets op school, waardoor alles in de war raakt. Als Liesbeth en Eveline in de garderobe hun jassen aantrekken — Mieke is nog even in de klas — vraagt Lies-

beth: „Heb je zaterdagmiddag zin om mee te gaan naar de stad? Ik moet een nieuwe winterjas hebben."

Eveline schudt het hoofd, . „Nou... dan zou ik naar Mieke gaan, heb ik beloofd."

„Kan dat niet een andere keer dan? Ik heb hard een nieuwe jas nodig..." Eveline aarzelt. Intuïtief voelt ze dat Lies beth d'it niet aan Mieke vragen zal.

Dan zegt ze: „Nee hoor, Liesbeth. 't Is jammer, maar Mieke rekent er nou op." Liesbeth vecht tegen die venijnige stem in haar die haar ophitst, giftige dingen te zeggen. Ze gaat liever naar Mieke dan naar mij, beseft ze.

„Wat zoek je toch altijd bij Mieke? " vraagt ze half-boos, half-nieuwsgierig. , , 't Is er altijd zo gezellig, vind ik. En Mieke is altijd zo hartelijk en zo." „Ik snap 't niet, Eveline. Ik vind haar zo... zo gewoon. Zo iemand, die je tussen honderd andere meisjes nog niet opmerkt. Zo'n echte huismus."

„Niet goed genoeg voor mij, bedoel je." „Nou ja..." Liesbeth haalt bakzeil. „In ieder geval wel om zo dik vriendin mee te zijn, lijkt me. Enfin, laat maar nu. Zullen we gaan? "

Samen lopen ze het hoekje om naar de hal. En daar botsen ze op Mieke, die hen met een spierwit gezicht aankijkt. Liesbeth schrikt. Ze zal toch niets gehoord hebben? En ze meende 't niet eens zo erg, 't Was alleen, omdat ze niet kon zetten dat Eveline

„Schiet je een beetje op, Miek? " zegt ze gemaakt vrolijk.

„Nee, " zegt Mieke hees. „Ga maar weg. Ik weet nu hoe je over me denkt. Ik heb alles gehoord, ik kon er niets aan doen." Meteen rent ze naar de garderobe, want ze wil niet weten dat tranen van woede naar haar ogen dringen..

„Toe nou, Mieke... Ik meende 't niet zo..."

Met haar gezicht naar de muur, trekt Mieke haar jas aan en zonder hen aan te kijken loopt ze naar de deur.

„Miek, luister nou!" roept Liesbeth wanhopig tegen dat smalle trotse ruggetje. Mieke draait zich om en zegt maar één woord: „Snob!" Dan rent ze naar buiten, zoekt half-verblind door tranen haar fiets en racet weg. Naar huis wil ze!

Het wordt een vreemd weekend, Liesbeth belt 's middags nog op naar Mieke, maar die reageert uiterst koel op haar verward gestamelde exkuses. „Laat maar zitten, Liesbeth. Ik heb het al lang aan zien komen. Ik weet nu dat ik niet goed genoeg ben voor jou." Dan gooit ze de hoorn op de haak, omdat ze plotseling haar stem niet meer vertrouwt.

's Zaterdagmiddags komt Eveline en verzekert haar in alle toonaarden dat zij er buiten staat. Dat gelooft Mieke

ook wel. Maar zo als anders is het toch niet en al vroeg vertrekt ze naar de Parklaan. Ook de volgende dag kan Mieke moeilijk haar gedachten bij iets anders bepalen. Zelfs in de kerk zit ze te tobben, het ene moment beledigd, het andere moment verdrietig. Jarenlang is ze vriendin geweest met Liesbeth. Moet het nu zo eindigen?

Op maandagmorgen staat ze vroeger op dan gewoonlijk. En vóór het kwart over acht is gaat ze de deur uit. Liesbeth moet maar zien. Ik ben toch te weinig briljant om mee naar school te fietsen, denkt ze bitter.

Op school wacht ze in spanning af. Nóg weet ze niet hoe ze haar houding moet bepalen. Als een van de eersten slipt ze het lokaal binnen en begint haar spullen voor engels uit haar tas te halen. Naast haar schuift Eveline aan het tafeltje. Maar waar blijft Liesbeth? Het is al bijna tijd om te beginnen en nóg is ze er niet.

Als de les begint, blijft haar plaats leeg. Ze verschijnt de hele dag niet op school!

Eveline begrijpt 't ook niet.

„'k Ga er straks wel even langs, " zegt ze. Ze kijkt Mieke onderzoekend aan. „Hebben jullie 't nog niet bijgelegd? " „Nee, eigenlijk niet, " bekent Mieke. En dan opstandig opeens: „En ik doe 't niet ook!" Toch maakt ze zich zorgen om Liesbeth.

Pas de volgende morgen hoort ze het. Liesbeth is ziek. Ze heeft kou gevat en nu ligt ze met een lelijke griep in bed, Mieke schrikt er van. Gespannen vraagt ze: „Ben je boven geweest? "

„Ja, even. Maar ze was nogal ziek, ze sliep eigenlijk steeds. Ga er nou zelf even langs, jö. Ze heeft het er moeilijk mee, dat heb ik wel gemerkt." „'k Zal wel zien..." antwoordt Mieke vaag. „Zin heb ik niet..."

Maar diep in zich weet ze dat ze het wél moet doen.

Liesbeth vecht

Liesbeth heeft een vervelende nacht

achter de rug. Gloeiend en klappertandend van de ko.orts had zij zich rusteloos van de ene zij op de andere gegooid. In haar denken liepen werkelijkheid en droom dooreen. Telkens weer was het Mieke, die haar aankeek en die dat éne woord zei Liesbeth kneep haar ogen stijf dicht om dat ontredderde gezicht niet te zien, maar nu zag ze 't nog duidelijker. O, nu kwam ze op haar af, met de vuisten gebald, 'k Zal je leren, schreeuwde ze. Weglopen moest ze, maar ze kwam geen centimeter van haar plaats en toch bewogen haar voeten. Tegen de morgen viel ze eindelijk in een loodzware slaap.

Als ze wakker wordt ziet ze dat het kwart over tien is. Maar dan had ze immers al op school moeten zitten! Langzaam komt de herinnering van de afgelopen nacht terug. Is ze ziek? Ze probeert op te staan, maar als ze overeind komt, begint de kamer opeens zo vreemd in 't rond te draaien, dat ze gauw weer gaat liggen,

's Morgens nog komt de dokter en konstateert een zware griep. Soezerig blijft ze liggen, te uitgeput om veel te denken. De volgende dag voelt ze zich iets beter. Maar dan komt ook dat nare weer terug, dat met Mieke...

Liesbeth komt er niet uit. Hoe moet het nu verder? Maar ik héb m'n exkuses toch gemaakt, probeert ze zichzelf gerust te stellen. Als Mieke nu kwaad wil blijven, moet ze dat zelf maar weten. Toch geeft het haar geen rust. 's Middags als haar moeder een poosje bij haar komt zitten, moet ze opeens haar hart luchten. Die schrikt als ze alles hoort.

„In m'n hart was ik er bang voor, " bekent ze.

„Waarom hebt u dan nooit iets gezegd? " „Nou, jij kunt nogal gemakkelijk kritiek verdragen, zeg. En over dat meisje was je zo wild enthousiast, dat er voor Mieke weinig plaats «verbleef." Liesbeth knippert met de ogen. Dat komt even aan.

„Maar ik ben toch gewoon met om blijven gaan, " verdedigt ze zich. haar

„Ja, dat wel. Maar misschien ben je toch wel een beetje lichtvaardig met Miekes vriendschap omgesprongen."

Liesbeth staart voor zich uit... De liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen... Waar komen die woorden opeens vandaan?

„Hoe moet 't nu dan? " vraagt ze kinderlijk. „Mieke was toch altijd m'n beste vriendin? Dat weet u zelf!"

„Maar nu gaat 't er om of jij haar beste vriendin bent geweest, Liesbeth..."

Dit laatste achtervolgt Liesbeth de hele week. 't Lijkt wel of haar moeder haar een spiegel heeft voorgehouden, waarin ze wel moet kijken. En tegen wil en dank komt ze zo ver, dat ze bekennen moet: „Ik heb Mieke verwaarloosd om bij Eveline in de gunst te komen." En nóg eerlijker denkt ze later: 't Is de hele entourage, die me aantrok. Dat prachtige huis aan de Parklaan, die fijne kamer, haar aparte verschijning... En dat alles stelde ik boven de warme, trouwe vriendschap van Mieke. Onder de dekens vouwt ze haar handen en vraagt om vergeving. „Want U Heere, weet alleen hoe slecht ik ben "

Als haar moeder weer boven komt, bekent ze moeilijk: „U had gelijk, hoor mam, met wat u zei over Mieke en mij." Met deernis kijkt haar moeder haar aan.

„Dat is moeilijk om zoiets te bekennen, hè, " zegt ze mild. „Maar je wordt nooit volwassen zonder dat je je eigen fouten leert kennen, hoor. Bel anders Mieke nog eens op als je wat fitter bent, " „Morgen misschien, " stelt Liesbeth uit. Want dat is moeilijk. Ze weet nu dat ze Mieke alles vertellen moet en dat haar exkuus van vrijdag niets te betekenen had.

Het is al vrij laat op de avond. Liesbeth ligt net in een lichte sluimer, als er gebeld wordt. Het geluid; van de bel doet haar wakker schrikken. Ze hoort gedempte stemmen beneden. Wie zou dat zijn? Onrustig schuift ze heen en weer. Voetstappen op de trap, de deur gaat open. Op de drempel staat Mieke.

„Miek! Dat je komt...!" Opeens heeft Liesbeth tranen in de ogen.

Mieke ziet het versmalde, beschaamde gezichtje met de losgewoelde haren en opeens is het niet moeilijk meer grootmoedig te zijn. Ze legt een bosje bloemen op het bed.

„Toe, huil nou maar niet, " zegt ze onhandig. „Laten we alles maar vergeten, 'k Heb anjers voor je meegebracht. Alsjeblieft!"

„Mooi zijn ze, dankjewel, " zegt Liesbeth zonder te kijken. „Ik... eh... ik was steeds van plan om je op te bellen, Mieke, maar ik durfde niet."

„Maar je had toch al gebeld? " Miekes stem klinkt verwonderd. „Ik dacht dat de eerste stap nu aan mij was. En 't

heeft me moeite genoeg gekost, hoor!" Ze denkt aan de afgelopen dagen. Wat had ze gevochten met zichzelf. Tenslotte had ze besloten: Ik zal zeggen: , , 'k Zal 't je vergeven, Liesbeth, maar vergéten kan ik 't niet." Maar ze wist dat dat geen echte vergeving zou zijn. Zeventig maal zeven... wie zou dat kunnen? Maar 't moest, ze zou geen rustig uur meer hebben.

„Dat bellen van mij stelde niks voor, Mieke. Ik heb veel nagedacht en... In een adem gooide ze eruit waarover ze heeft liggen tobben.

Als ze uitgesproken is, vraagt Mieke gespannen: „Dus ik ben niet te min om jouw vriendin te wezen? "

„Jij? Je bent veel beter dan ik. Jij komt als eerste naar me toe."

„Onzin, " zegt Mieke nuchter. „Er is geen mens goed." Liesbeth denkt er achteraan: Niet tot één toe Hoe waar is dat!

„En Eveline, Liesbeth? Ze komt zo graag bij ons."

„Laat haar maar komen, hoor. Mag... mag ik dan ook weer komen? " „Meid, doe niet zo raar." zegt Mieke. Met deze Liesbeth, die zo nederig is, weet ze geen raad.

Ze praten nog wat over school en Mieke schrijft het huiswerk in Liesbeths agenda. Dan staat ze op. „Nu ga ik, 't is al laat. Maar ik kom gauw weer."

„Fijn, en nog wel bedankt!" zegt Liesbeth.

Dan wordt het opeens stil en Mieke loopt gauw naar de deur. Ze weten niet goed wat ze zeggen moeten en lachen maar een beetje. Maar allebei hebben ze het gevoel of ze een lang verloren, kostbaar geschenk hebben teruggevonden: hun vriendschap. Dordrecht"

A. Korpershoek-van Wendel de Joode

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1979

Daniel | 24 Pagina's

ALS JE VRIENDINNEN BENT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1979

Daniel | 24 Pagina's