Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TWEE UUR . . . . PRECIES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TWEE UUR . . . . PRECIES

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hé, hé

Met een zucht gaat Lia in de schaduw van een grote boom zitten. Wat is het warm. Ze is te lui om iets te doen. Nou ja, ze mag ook wel eens lui zijn heeft Truus gezegd. Truus is Lia's schoonzusje. Een half jaar geleden is Truus met Ruud, Lia's broer getrouwd. Dat was in Holland. Nu wonen ze in Afrika. Wat is dat een verhuizing geweest! 't Is ook niet naast de deur.

Truus en Ruud hebben een gezellig huis. Het staat tussen bomen, struiken en bloemen. Ze hebben, met z'n drietjes, al heel wat uren in de tuin doorgebracht. Truus en Ruud zijn toch wel aardig voor Lia. Lia zou nooit uit zichzelf naar Afrika gegaan zijn. Maar de dokter vond het beter dat Lia eens een poosje ophield met leren. Ze heeft te hard aangepakt. En nu wil het niet meer. De dokter heeft haar wel moed ingesproken. „Je zult eens zien, als jij een poosje in een andere omgeving bent en je komt tot rust, dan gaat het weer veel beter. Dan begin je gewoon weer opnieuw".

Vader en moeder vonden dit plan ook goed. Aan al die dingen zit Lia te denken. Soms verlangt ze wel naar huis hoor. Gelukkig krijgt ze geregeld post.

Ook van haar vriendinnen, 's Zondags gaan ze naar de kerk. De taal van de meeste mensen is anders. Het Afrikaans klinkt grappig. Maar als je in de kerk luistert, hoor je dezelfde inhoud uit de Bijbel. Vorige zondag is er over het gebed gepreekt. Wat heeft Lia geluisterd! Ze is ook geschrokken. Geschrokken van zichzelf. Wat is het echte bidden anders dan zij altijd gedacht heeft. Lia heeft al zo vaak uit gewoonte gebeden. Voor en na het eten. Voor en na het slapen. Maar eigenlijk moet je veel meer bidden. Je leven moet een biddend leven zijn. Je mag de Heere Jezus alles vragen en vertellen. Je zult heus niet alles krijgen waar je om vraagt, dat heeft ze wel begrepen. Want de Heere geeft alleen dat wat Hij goed vindt. Dat is naar Zijn wil. „Heere, leer me bidden", zucht Lia.

Dat vroegen de discipelen ook eens aan de Heere Jezus, zei dominee. En toen leerde de Heere Jezus het allervolmaakste gebed. Het „Onze Vader".

Dominee zei het in het Afrikaans op.

So moet julle dan bid:

Onse Vader wat in die hemele is, laat Uw Naam geheiligd-word; laat U koninkrijk kom, ; laat U wil geskied, soos in die hemel net so ook op die aarde; gee ons vandag ons daaglikse brood; en vergeef ons onse skulde, soos ons ook ons skuldenaars vergewe; en lei ons nie in versoeking nie, maar verlos ons van die bose. Want aan U behoort die koninkrijk en die krag en die heerlikheid tot in ewigheid, Amen.

In dit gebed staat alles wat nodig is. Nodig, voor het leven in de tijd, maar ook wat er nodig is om de Heere te leren kennen. Die je zonden kan vergeven en je een wel-ge-lukza-lig leven kan en wil schenken. 't Heeft indruk op Lia gemaakt. „Heere, geef me, uit genade, een biddend leven", zucht ze nog eens. Haar ogen worden vochtig. Zou de Heere naar haar willen luisteren? Wat zou dat een wonder zijn. Zou Lia nou uit zichzelf met deze gedachte lopen, of laat de Heere haar zo denken?

„Lia "

Hé, ze schrikt op. Ineens staan Truus en. Ruud naast haar. „Wat is er? " „Och niets, ik zit te denken", zegt Lia.

„Zeg, zullen we een eindje gaan toeren", zegt Ruud. , , 'k Heb nu tijd. Dan zie je nog eens wat van het land, " „Goed." Lia springt op. Ruud rijdt de auto voor.

„Instappen dames."

Lia ziet een paar donkere gezichten achter het huis. Het zijn Bantoes. Mensen die hier geboren zijn. Ze schudden eens met hun hoofd. Nee, autorijden

zijn ze niet gewend. Ze lopen liever. Ruud zoekt onbekende wegen, 't Is prachtig. Je ziet begroeide bergen, onbekende bloemen, hoge en lage struiken. En dan ineens weer een wijd uitgestrekte vlakte. De grond is hier heel anders gekleurd dan in Holland. Het lijkt op rood zand.

Stop... Ruud zet de auto aan de kant. „Zullen we een eind gaan wandelen? " vraagt hij.

„Gaan jullie maar samen", zegt Lia, „ik heb wel eens zin om een eindje alleen te gaan."

„Toe, ga met ons mee", zeggen Ruud en Truus. „Als je verdwaald in deze vreemde omgeving."

„Ben je mal", zegt Lia, „ik vind de auto wel terug "hoor."

Nou vooruit dan maar. Lia heeft wel eens meer buien dat ze alleen wil zijn. „Niet te ver hoor", zegt Truus.

„Nee", roept Lia lachend terug. „Pas maar op dat jullie niet verdwalen." Ieder gaat zijn eigen weg.

Heerlijk, denkt Lia. Hier heb je ruimte om te denken en te kijken. Wat is Afrika een mooi land. 't Is wel erg, dat er zoveel mensen wonen, die nog niet weten dat er een levende God is.

Maar er wordt hier gelukkig ook aan zending gedaan. Lia staat stil. Maar... daar moet ze dan ook voor bidden. Ze gaat even aan de kant van de weg zitten, vouwt haar handen en vraagt: „Heere, leert U ook alstublieft de Bantoes, die U nog niet kennen, tot U bidden." En ze zegt er weer achter: „En ook mij... ook mij Heer... zegen anderen, maar ook mij..."

Kom, ze loopt verder. Ineens staat ze bij een splitsing van wegen. Welke zal ze nemen? Het weggetje rechts lijkt haar mooi. Even achterom kijken. Ja, bij deze struik, met die mooie roze bloemen moet ze straks weer terug. Onthouden. Denkend loopt ze verder. Hé, wat hoort ze?

Woef... woef... Oei, hondengeblaf. Of... zouden het wolven zijn? Waar komt het geluid vandaan? Wat wordt ze bang. Ze keert zich ineens om en holt terug. In paniek rent ze voorbij de rozestruik. Ze rent verder en verder. Dan staat ze weer stil. Het geluid is weg. Maar... waar is ze? Ze ziet zoveel zijpaden. Welke moet ze nemen om de weg terug te vinden? Ze weet het niet.

Hoort ze voetstappen? Ja, er komen een paar Bantoes aan. Zal ze aan hen de weg terug vragen? Ze durft. De Bantoes kijken vriendelijk. „Moet ik deze kant naar de hoofdweg? " vraagt Lia.

„Ja", zeggen de Bantoes gelijk. Gelukkig, denkt Lia, dan loop ik toch goed. Arme Lie. Ze weet niet dat Bantoes bijna altijd ja zeggen als je iets vraagt. Ze zal maar flink doorlopen. Hé, ziet ze daarginds bergtoppen? Die heeft ze toch niet eerder gezien? Wat vreemd. O, zag ze de auto-maar ergens tussen de bomen. Ze kijkt en zoekt... maar niets.

Ze hoort wel iets anders. Een fluitend geluid. Ze staat stijf van schrik. Ruud heeft pas gezegd, dat er hier soms slangen onder de struiken verscholen liggen. Ze kunnen heel gevaarlijk zijn. O, wat is ze begonnen om alleen op stap te gaan. Stil... weer het fluitend geluid. Verschrikkelijk, als ze op haar afkomen, wat dan? Ze kijkt niet meer waar ze loopt, maar ze rent vooruit, verder, verder, tot ze niet meer kan. Vlakbij een beekje valt ze neer. Ze zou willen gillen, maar het lijkt wel of haar keel dichtgeknepen wordt. En ze heeft zo'n dorst. Wat verlangt ze naar een slokje water. Het beekje is schoon. Ze bukt, schept water met haar hand en drinkt. Ze is uitgeput. Wat nu?

Bidden... flitst het door haar gedachten. Hier, bij het beekje, valt ze op haar knieën. „O God help!" roept ze, „ik zit in nood. Als U me echt hoort, mag ik dan om twee uur iemand vinden die me helpt? Mag ik U dat deze keer vragen? "

Waarom ze dit vraagt weet ze eigenlijk zelf niet. Maar ze zongen toch zondag nog: „God die helpt in nood..." Waar moet ze anders heen? Ze staat op. Het lijkt of ze meer kracht gekregen heeft. Ze kijkt op haar horloge. Half twee... Verder. Kwart voor twee... Verder. Stil ... ziet ze een dak tussen de bomen? Ja? O, Lia zet er de pas weer in. Ze dringt tussen de struiken door. Ze ziet niet eens dat ze vol schrammen zit. Hier is ze bij een huis. Ze bonst op de deur. Er komt iemand aangelopen. Een mevrouw. Lia snikt het uit. „Ik ben verdwaald... help..." „Ach meiske, kom binnen", zegt mevrouw vriendelijk, „vertel alles maar."

Lia krijgt een stoel. Het hele verhaal komt er stotend uit.

't Is even. stil. Dan hoort Lia een klok slaan. Bim... bim.... Twee zachte slagen. 't Is twee uur... precies...

Lia barst weer in huilen uit. „Wat is dat nu? " vraagt mevrouw. Lia vertelt.

Van haar nood, haar gebed en de verhoring.

Weer is het stil. Dan zegt mevrouw: „Kind, zie je nu wel dat er een levende God is? Alles, alles mag, nee moet je aan Hem vragen. De allerbeste raad die ik je kan geven is, laat je leven een biddend leven zijn. Niet alleen als je in nood zit, maar iedere dag. Je bent nog jong. Dat staat voor de Heere heus niet in de weg. Hij zegt Zelf: „Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart." Vergeet dit voorval nooit, 't Is of de Heere tegen je zegt: Laat het nu niet bij deze ene keer maar zoek Mij iedere dag. Die de Heere biddend zoeken zullen Hem ook zeker vinden. Daar zijn zoveel voorbeelden van op te noemen. Denk eens aan Abel en zijn offer. Aan Samuel. Je weet vast zelf ook wel voorbeelden. Want ik denk dat je toch ook wel in je Bijbel leest."

Lia knikt. Dan komt er een man binnen, 't Is mijnheer van Echteld. Hij kijkt verbaasd. Wat doet dit vreemde meisje bij zijn vrouw? En wat ziet ze er uit. Lia hoeft gelukkig niets te zeggen.

Mevrouw van Echteld vertelt alles. Waar het meisje vandaan komt, hoe ze heet en waar ze woont. „Ja maar dan moeten wij zorgen dat Lia weer bij de auto komt", zegt mijnheer. „We kunnen hier niet blijven zitten. Er is haast bij. Er wordt waarschijnlijk al naar Lia gezocht."

„Lia, ga even mee naar de badkamer", zegt iïbö vrouw. Lia wast zich. Daar knapt ze van opymi Mijnheer van Echteld rijdt ondertussen de auto voor. Ze stappen zo vlug mogelijk in. „'tl 3\ waarheen", zucht mijnheer. „Het bos is zo gnèM Tot hiertoe ben je geholpen Lia, maar nu veMerH „Dat komt vast in orde", zegt mevrouwIrlvaB Echteld. „De Heere doet geen half werk. Vooruit, rij maar rechtdoor."

Lia zit stil achterin, 't Is toch wel spannend. Wat aardig van deze mensen om haar te helpen. Of moet ze denken dat de Heere het zo bestuurt?

„Hé, politie", zegt mijnheer opeens. „Even opzij. Wat? Komt de auto op ons af? " , B}[

Inderdaad. Mijnheer van Echteld stopt. Er, sp^i|^gen twee politiemannen uit de auto. Ze doen het portier open en vragen: „Mijnheer, hebt^j^pp meisje in het bos gezien? We zoeken haar. Ze is alleen gaan wandelen en niet meer bij - de-^a-ut© van haar broer teruggekomen. Die jonge mensen lopen ook te zoeken. Ze zijn zo bang zus verdwaald is. Daarom hebben ze ons gewaarschuwd." rf, jr 0nBH

„Hoe ziet ze er uit? " vraagt mijnheer van Echteld. „Ze heeft blond haar en blauwe ogen. iZedsKgfi kleed in een lila jurkje." IsodladjlS

„Kijk eens achterin de auto", zegt mijhhaeanosBb „I-Ié, dat is ze", roept de ene agent. , ; Ho.èqïsi: > fcfii mogelijk." ) qo neqoig

Lia zit stil achterin. Ze hoort de wpordéma/aa de agent naklinken. % ï.o bWL-oïn

De Heere heeft haar gebed verhoord.

„Rijd u achter ons aan mijnheer", zegt ife politaef. „Wij weten de weg naar de auto van de gezochte zus." - -

Na ongeveer een kwartier rijden k o m e n d e hoofdweg.

Daar staat de auto! En er naast! Een - bekende Truus en een verschrikte Ruud. Maar d< ^y$uurt niet lang. De politie stapt uit en wijst pg§r.§le auto. Is het echt waar? Zit Lia er in? Manheer van Echteld laat Lia uitstappen. Dan volgt w egn ontmoeting! 't Lijkt wel of ze elkaar in ^argn niet gezien hebben. Truus wil alles gelijk weten. Maar dat gaat niet. . •. . .g

Eerst vertelt de politie' zijn vondst. Mevrouw.ên mijnheer van Echteld vertellen hun ontmoetiifg; „De rest moet Lia maar vertellen", zegt mevrouw van Echteld. „Gelukkig zijn jullie weer bij élkaar." „Bedankt voor de hulp", zegt Ruud. „Geen dank, het is ons werk", zegt de politie.

Mevrouw van Echteld pakt Lia's beide handen en zegt: „Dank er de Heere voor, kind. Hij heeft je gebed verhoord. Blijf aanhouden om voor alles en iedereen te bidden. Het is een vreugd, het is een vreugd, de Heere te zoeken in je jeugd!"

Truus, Ruud en Lia gaan in de auto zitten. Lia kan alles rustig vertellen.

„O", zegt ze, „toen ik de klok twee hoorde slaan, was het of de Heere zei: Ik doe wat Ik beloof." Het is een poosje stil.

Dan zegt Ruud: „We praten eigenlijk veel te weinig over het gebed. We zouden veel meer voor en met elkaar moeten bidden."

„Laten we het dan ook doen, " zegt Lia.

„'t Is wel een les voor ons alle drie", zegt Truus. „Dit reisje zal ik niet gauw vergeten. Laten we nu maar naar huis gaan."

Ruud start de auto. Hij zet z'n cassetterecorder aan.

Zacht klinken de stemmen van het zangkoor;

„Neem Fleer' mijn bange klacht ter ore; Zie, als 't aan woorden mij ontbreekt, wat d' overdenking in mij spreekt; Verioaardig U, uit 's hemels koren mijn stem te horen."

Lia kan het niet laten om nog één keer te herhalen: „Mijn stem te horen..."

Dat was vandaag twee uur precies

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1980

Daniel | 28 Pagina's

TWEE UUR . . . . PRECIES

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1980

Daniel | 28 Pagina's