Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GODS EIS: VOLMAAKTHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GODS EIS: VOLMAAKTHEID

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tiende gebod wijst ons de zonde van de begeerlijkheid aan. Paulus zegt in een van zijn brieven: Ik had niet geweten dat de begeerlijkheid zonde is, als de wet niet had gezegd: „Gij zult niet begeren". Juist het laatste gebod biedt ons de sleutel die toegang geeft tot de tempel van de heilige wet des Heeren. Want het gaat maar niet alleen over uiterlijke dingen maar het gaat over de gesteldheid van het hart. Begeren is de wortel van alle zonden. Reeds in het paradijs kwam als eerste zonde openbaar de zonde van de begeerte. Adam en Eva begeerden en aten van de verboden vrucht. En is ook ons leven niet vol van zondige begeerten?

Wat eist nu de Heere van ons in het tiende gebod? De catechismus zegt het zo duidelijk in vraag en antwoord 113 van zondag 44: dat ook de minste lust of gedachte tegen enig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome. Ook als ze nog niet uitgesproken worden of daden zijn geworden. God verbiedt de minste lusten tegen enig gebod Gods. De Heere eist van ons de volmaaktheid in daden, in woorden en in gedachten. Als het gaat over het zevende gebod „Gij zult niet echtscheiden", dan gaat het niet alleen over de zonde die werkelijk tot een breuk in het huwelijk leidt. Maar Christus zegt: „Wie een vrouw aanziet om haar te begeren die heeft airede overspel met haar in zijn hart gedaan." De Heere eist van ons de volmaaktheid die Hij ons Zelf gaf. En nu vraagt de Heere die aan ons geschonken volkomenheid van ons terug. Maar is die volkomenheid dan in ons? Nee, want wij zijn van nature geneigd God en onze naaste te haten. Dat is ons bestaan dat we vanuit Adam hebben meegekregen.

En Gods kinderen dan?

De catechismus stelt die vraag ook en antwoordt hierop heel duidelijk en onderwijzend. Ook die mensen kunnen de geboden niet volkomen houden zolang ze in dit leven zijn. Straks wel, dan zal die geëiste volmaaktheid het deel van al Gods kinderen zijn. Want de kerk die triumfeert voor de troon van God is volmaakt. Toch is er hier een beginsel, een klein beginsel. Paulus zegt: Ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens. Dat wil zeggen: van binnen in zijn hart heeft hij een lust in de wet des Heeren. En dat nieuwe leven is te zien en te horen in het leven van Gods kind. Aan de vruchten zul je de boom kennen. De goede boom brengt goede vruchten. Er is een nieuw beginsel dat de zonde haat en de gerechtigheid bemint. Gods kind wordt een twee-mens. Er is een nieuw deel dat geen zondige begeerten kent. Dat haat de zonde en begeert heilig voor de Heere te leven. Maar er is ook dat oude bestaan dat

zich de wet van God nooit onderwerpt. Daar huist alle'kwaad in. Daar gaan ze onder gebogen. Dat is dat doodslichaam dat Paulus op zijn rug droeg en waarvan hij zei: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam dezesdoods. Dat nieuwe bestaan zingt wel „God heb ik lief". Ze hebben een ernstig voornemen om niet naar sommige maar naar alle geboden Gods te leven. Ze zouden volmaakt voor de Heere willen leven. Dat is hun keus en de nieuwe begeerte in hun hart gewerkt.

Waarom prediking van de tien geboden:

Als het dan toch zo is dat niemand in dit leven die wet van God volkomen kan houden, waarom laat de Heere dan toch die wet zo' scherp prediken? Wat voor zin heeft het dan dat we elke zondagmorgen voor die wet des Heeren gesteld worden. Wat voor zin heeft het dan dat we telkens in de preek de wet horen uitstallen. Niemand brengt er toch wat van terecht zoals we ervan terecht zouden moeten brengen. Kan die wet dan maar beter niet afgeschaft worden? Maar dan zegt de Catechismus in antwoord 115: die wet is nodig opdat wij ons leven lang onze zondige aard hoe langer hoe meer zouden leren kennen. Die wet is nodig om je altijd maar weer in de laagte te brengen. Om Gods kind klein te houden. Om Gods volk ook verootmoedigd te doen leven. Dan komen we niet zover van de grond af. Dan kunnen we niet zo zelftevreden over de wereld gaan. Dan zullen we ons wachten om met de rijke jongeling te zeggen: „Al uw geboden heb ik onderhouden van mijn jonkheid af." Die prediking is nodig om ons telkens maar weer te laten zien wie we voor de Heere zijn en blijven. Opdat we aan de boosheid van ons bestaan gedurig ontdekt worden. Ontdekking dat houdt een mens klein. Daarin wordt hij afgebroken. En in die weg wordt geleerd wat genade betekent.

Schuld en vergeving

Die prediking van de wet is ook nodig zoals de catechismus ons uitlegt om ons des te begeriger te doen zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken. Christus krijgt nu juiste waarde voor mensen, voor jongens en meisjes, die in zichzelf geen waarde zien. Die gevoelt aan alle geboden Gods schuldig te staan. Dezulken krijgen Jezus nodig om naar Zijn beeld vernieuwd te worden. Dan gaan we om de genade van de Heilige Geest vragen: „Och schonk Gij mij de hulp van Uwe Geest". Want zonder die Geest brengen we er niets van terecht. „Ik hield dan uw wet dan leefde ik onbevreesd. Dan zou geen schaamt mijn aangezicht bedekken." Dan gaan we bedelen om Gods Geest, opdat we naar dat evenbeeld van de Heere mogen vernieuwd worden. Als de Heilige Geest de wet in onze ziel verklaart dan worden we schuldig verklaard, dan worden we telkens uit de wetsprediking verslagen. Maar dan werkt die Geest door de prediking van de wet ook de begeerte naar de vergeving der zonden door dat bloed van Christus. Dan krijgen we die gerechtigheid nodig die alleen redt van de dood. Want door Zijn volkomen onderhouding van Gods Heilige Wet kan al onze ongerechtigheid voor Gods aangezicht bedekt worden.

Wat is jouw begeerte?

Jongens en meisjes smeek de Heere of Hij de begeerten van. jullie hart, dat van nature zondig is, wil vernieuwen. Dan wordt het je begeren om heilig voor Hem te leven.

Hebben jullie in je leven dat bedelaarsversje van Gods kinderen al lief gekregen: „Och of wij Uw geboon volbrachten." Want Heere dat zijt, ge zo waardig, dat komt U zo toe, dat is de keus van mijn ziel, maar ik breng er niets van terecht. „Gena o Hoogste Majesteit". Want alleen door genade kan je maar in dit spoor wandelen. „Gun door het geloof in Christus' krachten." Dat is de kracht van die Held bij wie de Heere hulp besteld heeft opdat we door Zijn kracht de Heere dienen zouden en voor Hem leven. „Om die te doen" — al die geboden — „uit dankbaarheid". Hier in dit leven in beginsel en straks na dit leven volkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1981

Daniel | 28 Pagina's

GODS EIS: VOLMAAKTHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1981

Daniel | 28 Pagina's