Ik ben een zeiler
Ik ben een zeiler op Uw mateloze zeeën, Die aan Uw verre veil'ge kusten rust'loos slaan; Al lokken allerzijds mij vele vreemde reeën, Gij hebt mijn koers bepaald; 't gaat op Uw haven aan.
Ik ben een zeiler op de zee van Uw genade; Gij hebt mij ingescheept; Gij blijft altoos mijn doel Gij zijt het vast kompas, waarmee ik ga te rade, Gij zijt de milde wind, die 'k in mijn zeilen voel.
Al sta ik zelf aan 't stuur, ik weet U aan mijn zijde; Gij vormt mij tot Uw knecht, die op uw wenken let. En werpt G'Uw stormwind los, 'k vertrouw op Uw ge Geen stormvlaag overstemt voor U ooit mijn gebed!
Bij wijlen mag 'k mijn schip in Uwe stilte sturen, Waar ik mijzelf zo gans en al in U verlies. Dat 'k slechts dit éne smeek: Heer', mocht dit heil toch duren Niets, niets meer buiten U dat ik nu nog verkies!
Maar dan doet weer Uw wind mijn zeilen zachtkens zwellen, En 'k schik mij, dienstbereid, weer naar Uw wenk en De reis kort al meer op; de vaart gaat zich versnelle Wat G'ook beveelt, o Heer', dat ik 't niet dwaas b
Loopt straks de reis ten eind en nader ik de strande Waar, dreigement des doods, Uw zwaarste zeeën s Neem, trouwe Loods, mij 't stuur dan uit de zwakke handen En doe mij, stil-verrukt, Uw haven binnengaan!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 januari 1985
Daniel | 32 Pagina's