Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veel bezitten en toch arm....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veel bezitten en toch arm....

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij was predikant in de Nederlands Hervormde Kerk in Oene op de Veluwe, wijlen dominee Doornebal. Hij was een man die over de kerkelijke muren heenkeek. Hij had ook onder ons, onder onze predikanten, zijn vrienden. Hij was bekend, hij kon bijzonder boeiend schrijven. Het blad waarin hij schreef, werd veel gelezen. Ontroerend waren zijn beschrijvingen van de natuur. Daar werd je stil van, je zag het landschap zo voor je. Maar niet iedereen kon dit altijd waarderen. Hij kreeg een keer een brief van een man, zo schreef hij, die zei: „Dominee, houdt nu toch een keer op met al die natuurbeschrijvingen. Ik lees liever iets over een arm zondaar." De dominee was terneergeslagen; hij dacht dat de man wel gelijk zou hebben. Later schreef hij hierover: „Vorige week ben ik langs zijn huis gereden, u weet wel, de man van , , de arme zondaar". Ik werd er even stil van. Een riante, voortreffelijk gesitueerde bungalow, een grote Mercedes op het pad. Arme zondaar.... Hij zal het wel anders bedoeld hebben." Dat was duidelijk.

De rijke jongeling

En toch, het heeft toch ergens iets met elkaar te maken. Hoe liggen nu die verhoudingen?

Vanmorgen mag ik met jullie daar wat over nadenken. We gaan luisteren naar het Woord van God, naar het gedeelte wat straks gelezen is, namelijk Lukas 18 : 18-30. Een rijke jongeling, een knaap die al vroeg een belangrijke positie had; hij was overste. Het was een man, die carrière had gemaakt, wie het leven voortreffelijke was gegaan. En toch was hij met bepaalde dingen bezig. Met zijn vragen gaat hij naar de Heere Jezus toe. Zul je erom denken datje die rijke jongeling niet ver weg duwt, dat je niet minachtend je schouders ophaalt en zegt: , Och, die knaap "? Nee, die rijke jongeling was een keurig man. Hij zou hier vandaag de bondsdag bezocht hebben. Hij gaat naar de Heere Jezus toe met zijn vraag welke goede dingen hij moet doen opdat hij het eeuwige leven zou beërven. Hij was dus niet zomaar een Jan-Plezier mannetje, nee hij was bezig met vragen over de eeuwigheid. Jongelui, is dit ook jullie vraag: even, sterven, God ontmoeten? Deze jongeman was daarmee bezet.

Ik denk aan het bezoek dat ik van de week bracht bij een jongeman uit onze samenkomst, die een ernstig verkeersongeluk gekregen had. Ik sprak even met de twee andere jongens, die op de zaal lagen. Ik zei: „Jongens, het is ook wat. Alles beschadigd.

Dan blijft er niet veel over van een mens."

Toen zei één van hen: „Er blijft straks helemaal niets over. Een beetje stof, datje zo wegblaast." Ik vroeg toen: „Zou dat het laatste woord zijn? " Waarop de jongen vroeg wat ik bedoelde. Ik heb hem toen, denkend aan waar ik het vandaag met jullie over zou hebben, op deze dingen gewezen: het eeuwige leven.

Jezus' antwoord

De rijke jongeling is met de eeuwige dingen bezig. En de Heere Jezus stuurt hem niet weg, maar Hij gaat met hem spreken op een manier waarop alleen de Heere Jezus dat kan doen, want Hij kent het hart. Hij gaat met hem spreken over de tweede tafel van de wet. Niet doden.... Ik zie de jongen al kijken.

Doodslaan? Ik zie hem het hoofd al schudden. Nooit gedaan, ook niet in gedachten. Geen overspel doen.... Geen onkuise daden of gedachten. Weer schudt de jongen het hoofd. Niet gedaan. (Kun jij zo ook ontkennend je hoofd schudden? ) Niet stelen... Zijn bezittingen had hij eerlijk verkregen. Niet liegen.... Hij kan steeds zijn hoofd schudden. Al lezend krijg ik voor deze jongen steeds meer respekt. Wat een bijzonder aardige jongen is dit, een fijn iemand. Hij kan zeggen tegen Hem, die hij de goede Meester noemde: „Ik heb het allemaal onderhouden." Dat is wat. Dat klinkt goed. Dan gaat de Heere Jezus met hem spreken. Als Hij in je leven komt door de kracht van Zijn Heilige Geest (en dat gaat in 1985 nog precies eender) dan legt Hij de werkelijkheid bloot.

Eén ding ontbreekt

De Heere Jezus zegt tegen deze jongeman:

„Nog één ding ontbreekt u." En dat ene wat hem ontbreekt, dat is nu net alles.

Weetje wat hem ontbreekt? De liefde. Weet je wat hem ontbreekt? Dat hij het voor God verloren heeft. Weetje wat hem ontbreekt? Dat hij voor God heeft beleden: , , Ik weet, o Heere, dat in mij geen goed woont." Dat is precies hetzelfde dat ook nu nog nodig is: het voor God verliezen.

De Heere legt het hart van deze jongen open: „Het is fijn watje gedaan hebt, maar nu één ding. Nu moet je alles verkopen en je goederen aan de armen geven." (Laat hierover geen misverstand bestaan. De Heere Jezus vraagt niet van alle mensen om alles te verkopen. Nogal logisch, want dan zouden er geen kopers zijn. Maar voor deze jongeman gold het wel: alles verkopen datje gebouwd hebt, waar je naar toe geleefd hebt.)

Ik las vorige week iets en dat wil ik voorlezen. Het is van een predikant die al juicht voor Gods troon:

„Indien uw portemonnee niet of nauwelijks open wil gaan om anderen wel te doen, staat het te bevrezen dat u nog niet waarlijk in de Zaligmaker gezegend bent.

Wie Gods goedertierenheid in het kerkgebouw prijst, maar de kollektezakken met een kleinigheid laat voorbijgaan, onderzoeke zich ernstig of hij geen huichelaar is.

Wie ruim mededeelt heeft daarin nog geen bewijs van zijn genadestaat. Doch wie karig is twijfele ten zeerste aan zijn kindschap."

Jullie zijn in grote getale hier gekomen. Ik ken jullie niet, maar God kijkt in je hart.

Mag ik je in Zijn Naam een vraag stellen?

Wat is je leven, wat zijn je gedachten? O, dan weet ik te goed dat het jongzijn een vreugdevolle tijd kan zijn. Maar nu worden we vanmorgen op indringende en indrukwekkende wijze gesteld voor de tegenstelling rijk en arm. Wat grijpt het mij aan als ik jullie zo zie zitten. Maar dan ben ik toch vol ontroering dat het Woord van God hier gelezen is en dat de Heere jullie nog bedoelt.

Hij vraagt ons om Hem te volgen, Hem te dienen en Zijn kruis op te nemen.

Mede door mijn werk kom ik veel in aanraking met jongeren, die thuis opgevoed zijn bij de Bijbel, maar die met alles gebroken hebben en God en Zijn dienst verlaten hebben. Wat is dat ontzettend. In de scholengemeenschap waar ik mag komen, waar de meesten niet meer naar de kerk gaan. ging er van de vijfentwintig jongelui één heel af en toe misschien twee keer naar de kerk, de anderen nooit. Vorige week vroeg een meisje: „Meneer, de jongeren uit uw kring, vinden die dat niet moeilijk om altijd nee te moeten zeggen? Om altijd het hoofd te moeten schudden? Disco, dansen, .... nee."

(Zegje nee? )

Wat is het waar. wat de Heere zegt tegen deze jongeman: Alles verlaten. Het valt me op dat de Heere dit zó toespitst, dat Hij tegen hem zegt: „Eerder zou een kameel gaan door het oog van een naald dan dat een rijke ingaat in het Koninkrijk van God." Dat mag je ook letterlijk opvatten. Denk erom dat het aardse bezit zo vaak, ik zeg niet altijd, van de Heere aftrekt. Het betekent niet dat rijkdom geen zegen kan zijn. Abraham was rijk, ook naar de natuur en Jacob ook. Ik verwerp dat niet. Maar als ditje leven is: je baan, je betrekking, wat is dat dan arm.

Want er is meer. Die kameel door het oog van de naald, dat kan niet. Maar als ik ben zoals ik geboren ben, en dat is niet best, dan zal het makkelijker zijn dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat jij of ik het Koninkrijk van God zouden ingaan. Wat is het arm, straatarm, het leven buiten Christus.

Ik denk aan een Amerikaanse dame, die zes jaar geleden is overleden, Barbara Hutton, de rijkste vrouw ter wereld. Toen ze geboren werd, lag er al een erfenis voor haar klaar van haar grootouders ter waarde van zesentwintig miljoen dollar. Dat was om te beginnen. Wat is daarvan gekomen? Een leven van drank, van mannen, van ellende. En ze hield aan het eind van haar leven alleen de drank en de slaappil over. En dan te bedenken dat ze God moest ontmoeten.

Kiezen

De Heere zet het mes er diep in bij die jongen. Hij hoort het aan. Ik vind dat daar dan het aangrijpendste moment gaat komen.

Nu moet hij kiezen. De Heere komt met: je moet kruisdrager worden. En wat zien we hem doen? Hij gaat weg. Er wordt weieens over gesproken of deze jongeman behouden zou zijn. Laten we er maar niet over filosoferen, maar heel eenvoudig luisteren naar het Woord van God. Daar staat notabene: En Jezus beminde hem zeer. Zo'n aardige jongen was het, dat de Heere Jezus naar de menselijke verhoudingen het een fijne jongeman vond. Een zeer gewaardeerd lid van de jeugdvereniging; een trouw kerkganger, die bezig is met de vragen van de eeuwigheid.

Maar weet je wat hij doet? Hij gaat weg en hij gaat Christus verlaten. Van Jezus weg.

Hij had eerst aan Zijn voeten gelegen (zie Markus 10).

Wat kan het zijn dat er in je leven, in je jonge leven, indrukken zijn geweest, waar je gestaan hebt bij het sterfbed van vader of moeder of één van je klasgenoten, datje dacht: „God, zo kan het niet." Maar hoe is

het nu vandaag? Ben je ook heen gegaan? Hoor je de boodschap eigenlijk nog wel?

Wie kan dan zalig worden?

De discipelen staan erbij. Ze schudden niet misprijzend hun hoofd. Maar weetje wat ze doen? En dat doet een ieder die iets weet van het leven der genade, ze zijn bedroefd als ze deze man daar bij Jezus weg zien gaan. Ze stellen de vraag: „Wie kan dan zalig worden, want God, het is onmogelijk."

Nou inderdaad, zalig worden is onmogelijk. Ze zeggen weieens dat de deur der genade op een kiertje wordt gezet. Nou, vergeet het maar. Die deur staat niet op een kiertje, maar hij is potdicht wat ons betreft. Daar is geen verwachting, dat leert ons de geschiedenis van de rijke jongeling. De Heere Jezus zegt het ook. Het is onmogelijk dat jij en ik zalig worden wat ons betreft.

Mogelijk bij God

Eigenlijk zou ik nu moeten stoppen en moeten gaan zitten, want ik heb als titel meegekregen „Rijk en toch arm". Leeg voor God. Zo te moeten sterven en niet te kunnen sterven. Toch mag ik nog even doorgaan, want ik zou zo met jullie niet naar de middagpauze durven. Misschien dat je naar huis toe gaat. En misschien dat je straks deze boodschap niet meer wilt horen. Dan mag ik je toch nog één ding meegeven. En dat is het woord dat Jezus zei tegen Zijn discipelen, die daar stonden en die wisten dat het onmogelijk was. De rijke, machtige woorden van de Heere Jezus: „Wat nu onmogelijk is bij de mensen (hoor je het, finaal onmogelijk), dat is nu mogelijk bij God."

Jongelui, zul je die rijke woorden niet verachten?

Nu zegt de Heere vanmorgen tegen jou en mij wat we lezen in Spreuken 8: „Rijkdom is bij Mij". Wat is het een wonder, dat jullie het Evangelie horen; dat de deur der genade, die wat ons betreft potdicht is, door God is opengesteld, dat Hij zegt: „Rijkdom is bij Mij, voor deze ellendige die riep."

Door God is de deur der genade nog open.

Ik denk aan de woorden die dominee Kattenberg gezegd heeft: Ja, dan is Hij arm geworden, onze Heere Jezus Christus, de Zoon van de Vader. Wat heeft U bewogen om die heerlijke hemel te verlaten en op deze aarde, die vervloekt is om onze zonden, te kruipen en die met bloed te doordrenken?

Heere Jezus, wat heeft U bewogen dat dit woord der genade ook vanmorgen nog in De Doelen gesproken mag worden? Het heeft Hem Zijn leven gekost. Rijkdom is bij Mij. Verlaat dan je eigen leven en vraag naar de Heere.

Vroeg zoeken

Hij zegt in de Spreuken in het vers ervoor:

„Die Mij vroeg zoeken..." Dat woordje „vroeg" dat er staat, dat duidt op de vroegte van de dag, zoals je 's morgens vroeg bezig bent met je werk, waar je vol élan aan begint. En zo is eigenlijk het jonge leven. Wat is het

een zegen als je de Heere vroeg mag zoeken.

Daar kun je nooit te vroeg bij zijn. Dan denk ik aan zo velen die hun jonge leven verachten en alleen zoeken naar en vervuld zijn met de schatten van deze aarde. Maar de Heere zegt in Zijn Woord en vanmorgen zegt Hij het tegen ons: , .Die Mij vroeg zoeken zullen Mij vinden." De Heere vraagt om je hart, Hij vraagt om je leven, Hij vraagt om je hele zijn. Dat de Heere ons nog vraagt en ons nog wil hebben, wat is dat een onvoorstelbare zaak.

Als ik jullie dan hier zo zie zitten, dan denk ik terug aan de bondsdag van 1948. die gehouden werd in de Boothstraat in Utrecht.

Ik zat daar ook ergens in de rijen, net als jullie. Je krijgt op zo'n dag heel wat onderwerpen en woorden over je heen. Het is een zegen als je eens een keer wat mee mag nemen. Dan vergeet ik niet waar een van de predikanten, die al juicht voor de troon, zijn slotwoord mee begon. Ik hoor het als het ware nog. Hij begon zijn slottoespraak als volgt: , , Mijn hart beeft.... Mijn hart beeft als ik daaraan denk dat over honderd jaar wij allen al geopenbaard zijn voor de rechterstoel van God." Toen ik vanmorgen jullie zo zag binnenkomen, toen moest ik aan deze woorden denken. Wij zijn hier met zovelen en we zijn eeuwigheidsmensen. Zul je het niet vergeten? Ik smeek het je in de Naam van de Heilige en de Rechtvaardige. Zul je het niet vergeten dat we allen, niemand uitgezonderd, voor God zullen moeten verschijnen?

Dat zeg ik niet om je de stuipen op het lijf te jagen, om je een beetje bang te maken. Nee, zo niet. Maar wel dit: Daar ik weet heb. zegt Paulus. dat God de Rechtvaardige is, beweeg ik u tot het geloof. Het thema van deze dag ken je: „Wie is rijk? " Wat zal het zijn? Rijk of arm? Buiten Jezus Christus te moeten leven? Mijn hart beeft, lieve vrienden en vriendinnen, als ik bedenk dat wij allen voor God geopenbaard zullen worden.

Sterven is God ontmoeten. Jongens, nu staan we voor de keus. Mijn hart beeft als ik jullie zie. Ik smeek je in de Naam van de Zender, vraag alsjeblieft naar de Heere en Zijn sterkte. Het gaat op een eeuwigheid aan.

Kom dan o Heilige Geest en doorwaai ook deze hof opdat ouden en jongen mogen buigen voor Hem en met de tollenaar mogen uitroepen: „O God. wees mij zondaar genadig." En dan straks binnengedragen te worden, om die God eeuwig te dienen. Alle roem is uitgesloten, 'k roem in vrije gunst alleen. Zo jullie Zijn stem dan heden horen, jongelui, verhard je niet, maar laatje leiden tot roem van Hem. Die leeft tot in alle eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1985

Daniel | 32 Pagina's

Veel bezitten en toch arm....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1985

Daniel | 32 Pagina's