Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN BIDDENDE MOEDER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN BIDDENDE MOEDER

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U o God!" Deze bekende woorden uit de Belijdenissen van Augustinus zijn ook nu nog van kracht. Zijn jongelingsjaren herinnert hij zich met hevige smart en het beeld van zijn biddende moeder Monica staat in Augustinus' geheugen gegrift.

„Ik belijd U Heere mijn herinnering, voorzover ik het mij weer voor de geest kan roepen: dikwijls heb ik het uitgesproken, dat ik door dat antwoord van U, hetwelk Gij mij door mijn moeder terwijl zij niet sliep gaf, en waarbij zij door de zo voor de hand liggende valse uitlegging niet in de war gebracht werd, maar zo snel zag wat juist was." ()

Nog een ander antwoord hebt Gij in die tussentijd gegeven, die ik mij herinner: Gij staakt Uw hand uit van de hoogte, en uit deze diepe duisternis hebt Gij mijn ziel uitgerukt, daar mijn moeder die U aanhing, voor mij tot U weende, meer dan moeders wenen over de lichamelijke dood van hun kinderen. Want uit het geloof en de geest die zij van U had. zag zij mijn dood en Gij hebt haar verhoord, Heere.

Gij hebt haar verhoord en haar tranen niet veracht, toen die uit haar ogen vloten en de aarde bevochtigden op iedere plaats van haar gebed. Gij hebt haar verhoord!" ()

„Wat zal ik de Heere vergelden, dat mijn geheugen mij dit weer voor de geest haalt en dat mijn ziel daarvan niets vreest? Ik wil U beminnen Heere, en danken en Uw Naam belijden, omdat Gij mij zo grote zonden en wandaden vergeven hebt. Uw genade en barmhartigheid dank ik, dat Gij mijn zonden hebt doen versmelten als ijs. Aan Uw genade dank ik ook het nalaten van de zonden die ik niet deed Welke vrucht leverde mij ongelukkig eens die dingen welke ik nu met schaamte in mijn herinnering terugroep? ()

Maar tot U, o Bron der barmhartigheden....

Als Augustinus dertigjaar oud is, woont hij de kerkdiensten bij van bisschop Ambrosius. In die tijd wordt hij heen en weer geslingerd door vrees voor dood en oordeel; steeds meer wordt hij aangespoord tot bekering. Augustinus schrijft: „Reeds was mijn moeder tot mij gekomen, sterk in haar vroomheid, over land en zee mij volgend en in alle gevaren zonder vrees op U vertrouwend. Want gedurende de gevaren op zee troostte zij zelfs de zeelieden, en zij beloofde hun een behouden aankomst, omdat Gij haar dit in de droom beloofd had. Zij trof mij aan in ernstig gevaar, daar ik eraan wanhoopte de waarheid te vinden. () Maar tot U, o Bron der barmhartigheden verdubbelde zij haar gebeden en tranen, dat Gij U zou haasten tot haar hulp en dat Gij mijn duisternis zou doen opklaren."

Morgen zal ik het vinden!

„Het meest verwonderde ik mij. toen ik vol bezorgdheid overdacht hoe lange tijd reeds verstreken was sinds het negentiende jaar van mijn leven, toen ik ontbrand was in ijver voor de wijsheid....

En zie, nu was ik reeds in mijn dertigste jaar en nog steeds kleefde ik vast aan hetzelfde slijk, begerig naar de genietingen van het ogenblik, die me ontvluchtten en verstrooiden, terwijl ik tot mijzelf sprak - .„Morgen zal ik het vinden!" () Ik wil mijn voeten zetten in het spoor waarop ik als knaap door mijn ouders geplaatst ben, totdat ik de waarheid helder voor mij zie. Maar waar zal ik die zoeken wanneer zal ik die zoeken? Ambrosius heeft geen tijd en ik ben niet in de gelegenheid om te lezen. Ik wil de tijd vaststellen en de uren indelen terwille van het heil van mijn ziel." Terwijl ik zo tot mijzelf sprak en zulke winden elkaar

afwisselden en mijn hart heen en weer dreven, ging de tijd voorbij en ik talmde met mijn bekering tot de Heere", schrijft Augustinus, en van dag tot dag stelde ik het uit te leven in U! () Ongetwijfeld zoudt Gij het mij gegeven hebben, wanneer ik met innerlijke verzuchtingen gekomen was tot Uw oor en met vast geloof mijn zorg op U geworpen had."

Maar doet aan de Heere Jezus Christus!

In grote zielestrijd begeeft Augustinus zich in de eenzaamheid en vlucht in de tuin; daar onder de vijgeboom riep hij tot de Heer: „Hoe lang Heere, zult Gij eeuwiglijk toornen? Gedenk ons de vorige misdaden niet! Hoe lang nog zal het zijn.... morgen, altijd door morgen? Waarom niet nu.... waarom niet in deze ure het einde van mijn smaadheid? " „Zo sprak ik en weende in de bitterste verbrijzeling van mijn hart. En zie, daar hoor ik een stem uit de naburige woning, alsof een knaap of meisje op zingende toon zei en dikwijls herhaalde: „Neem, lees, neem, lees." () En na de aandrang van mijn tranen onderdrukt te hebben, stond ik op, daar ik het niet anders kon verklaren, dat mij van Godswege bevolen werd het boek te openen en het eerste hoofdstuk dat ik zou vinden te lezen. () Ik greep het opende het en las zwijgend de plaats, waar mijn ogen het eerst op vielen: „Niet in brasserijen en dronkenschappen, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid; maar doet aan de Heere Jezus Christus en verzorgt het vlees niet tot begeerlijkheden."

Terstond, toen ik deze woorden ten einde gelezen had, stroomde als het ware het licht van de gemoedsrust mijn hart binnen en alle duisternis van twijfel vlood heen."

Het leven Christus het sterven gewin

In zijn tweeëndertigste levensjaar werd Augustinus gedoopt, samen met zijn jeugdige zoon Adeodatus mocht hij het heilig teken en zegel van Gods Verbond ontvangen. Moeder Monica mocht hiervan voor haar sterven nog getuige zijn. Kort voor haar scheiden uit dit aardse leven sprak Augustinus met zijn moeder over het Koninkrijk der hemelen. Geleund aan het venster dat uitzicht gaf op de binnentuin, spraken zij samen zeer liefelijk, „vergetende hetgeen achter is en strekkende tot hetgeen voor is." Vanuit een hemels verlangen sprak Monica: „Mijn zoon, wat mij aangaat, niets in dit leven bekoort mij nog. Wat ik hier nog moet doen en waarom ik hier ben, weet ik niet, want van deze wereld verwacht ik niets meer. Eén ding was er waarom ik nog een weinig in dit leven wenste te blijven, namelijk dat ik u mocht zien als een christen voor mijn sterven. Meer dan mijn verlangen heeft God mij geschonken, zodat ik zelfs mag zien dat gij met verachting van aards geluk Zijn dienaar zijt."

Op de negende dag van haar ziekte werd Monica's verlangen vervuld, de Heere die haar veel benauwdheid en harteleed deed smaken, nam haar op in Zijn heerlijkheid. Waar ze samen aan het open venster over spraken, werd nu vervuld: „Wat het oog niet heeft gezien en wat het oor niet heeft gehoord, en wat in het hart des mensen niet is opgeklommen, dat heeft God bereid voor hen die Hem liefhebben." De smart van Augustinus was groot. Een biddende moeder was van hem heengegaan, nog maar zesenvijftig jaren oud. Met Paulus was het leven haar Christus en het sterven gewin. In zijn Belijdenissen spreekt Augustinus nog na zijn sterven: „Van U worde het gebeden, bij U worde het gezocht, bij U worde geklopt: dan zal.... het ontvangen worden.... het gevonden worden.... zal opengedaan worden!

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1987

Daniel | 32 Pagina's

EEN BIDDENDE MOEDER

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1987

Daniel | 32 Pagina's