Herfstbos
Ik ben het herfstbos door gegaan. Behoedzaam ging ik laan na laan tussen glooiende hoge wallen vol bladeren, bij duizendtallen, t'n links van mij en rechts van mij rezen de stammen zij aan zij fier, rechl en statig ah pilaren met pruiken die vol goudgloed waren, t'n verder op de achtergrond voorbij het geel en roodbruin bont leken de dennen en de sparren wel in hun groenheid te verstarren.
De stilte die ik stil doorliep raakte mij onuitspreeklijk diep. O nee, ik wou die niet verstoren maar in mij werd een lied geboren: Mijn God, wal hebt Gij uitgedacht! Wal weidse en verheven pracht! Zélfs dit verdorren laai Gij juichen en gloedvol van Uw macht getuigen. Van zwevend, warr'lend blaad'ren-spel maakt Gij een koloriet vaarwel.
Zou ik, klein mensenkind, te midden van zoveel schoons, ii niel aanbidden?
Jo van Veen-Nusmeijer
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 oktober 1996
Daniel | 32 Pagina's