Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Davids belijdenis van zijn jeugdzonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Davids belijdenis van zijn jeugdzonden

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedenk niet der zonden mijner jonkheid, noch mijner overtredingen; gedenk mijner naar Uw goedertierenheid, om Uwer goedheid wil, o HEERE! Psalm 25:7

Wat is deze psalm van David zeer bekend en geliefd. Wie van de kinderen kent niet: Heere, ai maak mij Uwe wegen...? David heeft deze psalm gedicht, toen hij omringd was door vijanden. Hier zien we hem in zijn hart.
Zijn wederwaardigheden herinneren hem aan zijn schuld en de smartelijke inleving daarvan drijft hem uit tot de Heere.
David smeekt dat Hij zijn zonden niet gedenke en hem niet zal vergelden naar zijn ongerechtigheden, want wie zal dan bestaan? Als zijn jeugdzonden teruggebracht worden in zijn herinnering is David beschaamd.


Al leeft de één zich meer uit in zijn jeugd dan de ander, uit Gods Woord mogen wij wel weten dat David de Heere al jong gevreesd heeft en voor het uitleven in de zonde is bewaard gebleven. Toch doet de Heere hem terugzien en stelt zijn jeugdzonden hem levendig voor ogen. David bedekt en verbergt ze niet maar belijdt voor Gods aangezicht de zonden vanaf zijn prille jeugd.
Als de Heere deze hem doet inleven als schuld voor God, brengt hem dat bij het begin van ons menselijk geslacht, waar Adam, ons aller vader, naar Gods beeld is geschapen in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid en leefde tot heerlijkheid van zijn Maker en zich in Hem verlustigde.
Maar toen heeft hij zich van God losgescheurd en in Adam zijn al zijn nakomelingen van Hem gescheiden vanwege de zonde en liggen ze in een geestelijke doodstaat.
Het is niet te zeggen hoe ellendig de mens geworden is en dat door eigen schuld. Uit die gevallen staat kan niemand ons verlossen. Maar nu heeft God Zelf een weg uitgedacht om Zich door het zenden van de Zoon Zijner eeuwige liefde te verheerlijken tot zaligheid van al de Zijnen. De Middelaar heeft nooit zonde gekend noch gedaan en moest ook in Zijn jeugd als Borg zijn in de dingen Zijns Vaders om zo voor Zijn volk het leven aan te brengen. Op grond van de door Hem aangebrachte gerechtigheid mag David nu smeken of de Heere zijn zonden niet wil gedenken.
Hij zelf gedenkt wel aan de jeugdzonden van onbedachtzaamheid, jeugdige overmoed en lichtzinnigheid. Maar ook aan zijn overtredingen van de heilige wet des Heeren waar hij zich schuldig moet kennen aan al Gods geboden.
Hier zien we de vrucht van het nieuwe leven in een hartelijke belijdenis van zijn zonden en overtredingen. Als de Heere deze zou gadeslaan, wie zou dan bestaan?
Maar nu moet een zichzelf aanklagende David ootmoedig smeken of de Heere hem niet in zichzelf wil aanzien maar in Hem, Die veler zonden gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft. Daarvoor vraagt hij ook: „Gedenk mijner naar Uw goedertierenheid om Uwer goedheid wil, o HEERE!"
Als David dit bidt, is hij waarschijnlijk al niet zo jong meer, maar als hij mag terugzien op de weg die de Heere met hem heeft willen houden, dan zijn het de goedertierenheden des Heeren dat hij niet vernield is. Die goedertierenheden hebben hem geleid tot waarachtige bekering en alleen in de gerechtigheid van de meerdere David kan de Heere hem aanzien naar Zijn vrijmachtig welbehagen dat door Zijn hand gelukkiglijk zal voortgaan door de arbeid des Geestes.
Dat is de prediking van deze woorden, ook tot onze jeugd: de eeuwige Verbondsjehovah wil om Christus' wil de zonden van een schuldig volk nimmermeer gedenken en dat in een weg waarin zij mogen leren bidden:
Sla de zonden nimmer gâ,
die mijn jonkheid heeft bedreven;
denk aan mij toch in genâ,
om Uw goedheid eer te geven.

Waardenburg
ds. M. Mondria

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1997

Daniel | 32 Pagina's

Davids belijdenis van zijn jeugdzonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 mei 1997

Daniel | 32 Pagina's