Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het eerste gebod: kennen wij onze afgoden?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het eerste gebod: kennen wij onze afgoden?

In gesprek met de. F. Mulder

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het moment waarop de Heere Zijn wetten bekendmaakte aan het volk Israël bij de berg Sinaï was indrukwekkend. Nadat Mozes het volk Israël onderaan de berg gebracht had, daalde de Heere neer op de berg en sprak de bekende woorden: 'Ik ben de Heere uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.' Toen de Heere Zich op deze manier bekend gemaakt had, volgde het eerste gebod: 'Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.' Nog steeds worden deze woorden elke zondag voorgelezen in de kerk. Ook nu nog maakt de Heere Zichzelf en Zijn geboden aan ons bekend. Wat betekent dit voor ons? Voelen wij ons aangesproken door Gods geboden? Of laten we ze elke zondag weer aan ons voorbijgaan, zonder dat het veel indruk op ons maakt?

Met ds. F. Mulder uit Scherpenzeel hebben we gesproken over het eerste gebod. Eerst zijn we ingegaan op de functie van de wet in zijn geheel. Vervolgens zijn we dieper ingegaan op het eerste gebod.

Van jurist tot predikant

Allereerst maken we kennis met ds. F. Mulder. Van jurist werd hij enige jaren geleden predikant. Voordat hij deze stap maakte, had hij een goede baan: hij had een eigen zaak. In de avonduren studeerde (toen de heer) Mulder rechten aan de Erasmus-universiteit te Rotterdam. Na enkele jaren mocht hij zijn studie succesvol afronden. Als jurist was hij daarna enige tijd specialist in een onderdeel van het staatsrecht.

Alweer bijna vier jaar geleden stond ds. Mulder onder aan de preekstoel om bevestigd te worden als predikant. ']e voelt dan zoveel op je afkomen. In mijn vroegere vak wist ik veel details. Ik kon bijna niets meer leren. Het ambt is echter iets wat je nooit leert. Het is een leerschool, waar je nooit klaar mee komt. Als de Heere de Schrift voor je opent, kun je soms binnen enkele uren een preekschets maken. Op andere momenten zijn twee dagen nog niet genoeg.'

In de jaren dat hij nu predikant mag zijn in Scherpenzeel heeft hij ervaren dat je als predikant niet zelf bepaalt wat goed is voor de gemeente.

'Door Gods voorzienigheid mag je wel eens tot een bepaalde tekstkeuze komen.'

De wet: onderdeel van de hele eredienst

We vroegen aan ds. Mulder wat voor hem de waarde is van het voorlezen van de wet in de zondagse eredienst. 'In de voorlezing is de wet heel duidelijk verbonden met de Woord-

bediening. Daarbij vind ik het zo waardevol dat de Wet haar drieërlei functie heeft: kenbron van onze zonde en ellende, tuchtmeester tot Christus en leefregel der dankbaarheid. Ik vraag me wel eens af: hoevelen zouden er nog luisteren als de Wet wordt voorgelezen? De mens is een 'gewoontedier'. Daarom vinden wij het vaak verrassend als er een nieuw element in de eredienst verschijnt. Als men echter ergens aan gewend is geraakt, is dit voorbij. Voor mij is dit een reden om niet te snel van liturgie te wisselen. Kijk maar naar de Gereformeerde Kerken. Daar heeft men ook gewisseld in de liturgie, ledereen weet wat ervan terechtgekomen is. Als het Woord niet meer bindt... De Heere kan ook juist het (steeds weer) voorlezen van de wet gebruiken om een mens stil te zetten.

Ik vraag me wel eens af: hoevelen zouden er nog luisteren als de wet voorgelezen wordt? Wat is er nu belangrijker voor je: je lichaam of je ziel?

De wet is een onderdeel van de hele eredienst, omdat de Heere de wet heeft laten afkondigen aan het ganse volk. Het belang van de wet blijkt ook uit de Heidelberger Catechismus. Daar zie je de wet in het tweede en in het derde deel terugkomen. In het tweede deel als het middel tot ellendekennis, in het derde deel als de 'paedagogos', als tuchtmeester tot Christus. Ik vrees wel eens dat we in deze tijd ervoor op moeten passen dat de wet niet ondersneeuwt. Het Evangelie wordt vaak op de voorgrond gesteld: Christus is immers gekomen. Bovendien neemt de wet als kenbron van onze ellende een kleine plaats in in de Heidelberger Catechismus. Echter, een klein diamantje kan heel wat meer waard zijn dan een heleboel zilver. In de preek zeg ik wel eens: als mensen kunnen we wel over Jezus spreken, maar als we geen kennis van zonden hebben, kunnen we niets met Hem doen. De wet is streng ja, maar wel profijtelijk. Niet dat ik direct zo'n strenge wetsprediker ben. Als het gaat om de toeëigening van het geloof, dan heeft de wet een hele grote functie. En dat gaat door, je hele leven lang. Dat zie je in Gods Woord, in Galaten 3, maar ook bij de oudvaders; Warburton bijvoorbeeld.'

Wat betekent het dat juist aan het eerste gebod de herinnering aan de verlossing uit Egypte voorafgaat: 'Ik ben de Heere uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb'?

Je bedoelt daarmee de pre-ambule. Als je goed leest in Gods Woord, moet je ook lezen wat de Heere doet

voordat hij de pre-ambule brengt. Dan zou je kunnen vragen: 'Wie spreekt hier? ' Hier is het Jezus Zelf Die spreekt als de Middelaar van het Nieuwe Testament; Die de wet geeft aan Zijn bondsvolk. Hier vindt een verbondsvernieuwing plaats vanuit het Paradijs.

Vervolgens kun je vragen: waartoe is deze wet gegeven? Tot wie? Als je al die mensen ziet bij de berg Sinaï, dan zijn dat niet allemaal bekeerde mensen. Het zijn tweeërlei kinderen des verbonds. Daaronder aan die berg had je bekeerde én onbekeerde mensen.

En dan zegt de Heere: 'Ik ben de Heere uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.' De Heere gaat zeggen dat Hij door hen gediend wil worden zoals Hij dat wil. Hij heeft hen uit Egypte verlost. Ook als hun Schepper heeft hij er recht op door het volk gediend te worden. Een andere functie van de wet die de Heere daar aan het volk voorstelt is: de geestelijke verlossing uit de zonde. Hij zegt als het ware tot het volk: 'Ik heb je goed geschapen. Ik eis Mijn beeld terug.' En de spanning die hierdoor voor ons als mensen ontstaat, die kun je niet wegnemen

door een vorm van lijdelijkheid (ik kan mezelf niet bekeren) of het gevaar van hyperactivisme (ik geloof...). Deze spanning heeft Gods Woord gelegd. In de pre-ambule ligt eigenlijk het gehele genadeverbond begrepen. Als God Adam had laten liggen na de val in het paradijs, wie had dan iets kunnen zeggen? Als God tot hem spreekt met de woorden 'Adam, waar zijt

gij? ' en de moederbelofte van Genesis 3:15 uitspreekt, is dat de eerste keer dat Hij Zijn genadeverbond openbaart. Dat is enkel liefde van de Heere. En het is nog steeds enkel liefde. Daar

bij de berg Sinai' krijgt het genadeverbond een nationale vorm. De Heere zegt daar: 'Ik daal zo nederbuigend neer, maar Ik wil ook gediend worden op de wijze die Ik bepaal.'

De vervulling van de wet De Heere jezus zegt dat Hij gekomen is om de wet te vervullen. Wat is de betekenis van dat woord 'vervulling' in de Bijbel?

Dan moet je eigenlijk terug naar het paradijs: het proefgebod. Op het houden van de wet volgt het leven. Adam is gevallen.

Echter, God was genadig en wilde Zijn eniggeboren Zoon geven. De Heere jezus heeft twee belangrijke dingen gedaan. Hij heeft de straf op de zonde voor Zijn Kerk gedragen. Hij heeft echter ook de wet onderhouden. Dat laatste was nodig, omdat juist in het onderhouden van de wet aan Adam het leven was beloofd. Dit noemen we de lijdelijke en de dadelijke gehoorzaamheid van Christus.

Adam heeft de wet niet gehouden. Christus heeft de wet echter volmaakt gehoorzaamd. Hij zegt daar Zelf van: 'Ik ben niet gekomen om de wet te ontbinden, maar om die te vervullen.' Dat is nu de rijkdom van Zijn plaatsbekleding en plaatsvervulling: Hij draagt de straf en Hij verwerft het Leven. Het zijn termen die men tegenwoordig niet meer zo graag gebruikt, maar ik doe het wel, in de lijn van de vaderen. Als je het zo mag zien, gaat namelijk de grote waarde van Christus naar boven komen. In Psalm 40 staat het zo mooi: 'Ik draag Uw heil'ge

Als er Eén is geweest Die altijd de Vader heeft gediend en de wet onderhouden, dan is het Christus.

wet, die Gij den sterv'ling zet.' Hij is de Wetgever én de Wetsvervuller. Als Plaatsbekleder boog Christus onder de eis van de wet om die te vervullen.

En wat houdt in dit verband de vervulling van het eerste gebod concreet in? Hoe komt het eerste gebod in de Nieuw-testamentische tijd terug? Waren er in die tijd wel afgoden onder het volk Israël, zoals ze er in het Oude Testament zoveel waren?

Als er Eén is geweest Die altijd de Vader heeft gediend en de wet onderhouden, dan is het Christus. Als de Enige kon Hij zeggen: 'Wie van u overtuigt Mij van zonde? ' Met deze uitspraak zei hij de farizeeërs, schriftgeleerden en andere mensen die erbij stonden, dat Hij zonder zonde was.

In het Oude Testament lees je veel over Baal, de god van de vruchtbaarheid. Voor de mensen in die tijd - en ook nu nog - is het heel belangrijk om iets tastbaars te hebben. Ga je naar het Nieuwe Testament toe, dan lees je niet meer zozeer van een Baal of andere afgoden. Als je nagaat waar de Heere Jezus het meest tegen getoornd heeft, dan blijkt dat Hij het meest van doen heeft

gehad met mensen die het zo heel goed wisten: de farizeeërs, schriftgeleerden. Lees bijvoorbeeld Johannes 8, waarin we lezen over Zijn twistgesprekken met hen. Hij streed niet tegen de Samaritaanse vrouw, die zeven mannen had gehad. Of met de overspelige vrouw die door de mensen bij Hem gebracht werd - toen schreef de Heere Jezus met zijn vinger in het zand.

De mensen die het zo heel goed wisten - voor hen was de wet een god. Er zijn wel voorbeelden te noemen van echt specifieke afgoden waar de Heere Jezus tegen getoornd heeft. Denk bijvoorbeeld aan de rijke jongeling: geld en goed. Of lees Mattheüs 6, waar de Heere Jezus waarschuwt tegen overmatige bezorgdheid. Kortom, Hij noemt de zonde echt bij de naam, maar je kunt niet echt spreken van een afgod in die tijd.

Ons hart: een fabriek van afgoden

Calvijn schrijft over ons hart als een 'fabriek van afgoden'. Kunt u uitleggen wat hij hiermee bedoelt? Wat zijn de afgoden van deze tijd? Weet je wat er nodig is? Willen we hier echt zicht op krijgen, dan hebben we het ontdekkend licht van Gods genade nodig.

Ik wil ook proberen om concreet te zijn. Laat ik maar heel actueel zijn: aandelen/beleggen. Wie van ons in deze zo gematerialiseerde tijd is niet geïnteresseerd in geld en goed? Ik ben ervan overtuigd dat iemand die nog onbekeerd is daar anders mee omgaat dan iemand die door de Heere Zelf bekeerd is. Als je kijkt naar al die mooie auto's van de jongeren. Ik hoorde eens van een autodealer: 'Het eerste waar jongeren naar vragen als ze een nieuwe auto komen kopen, is sportvelgen.'

Op catechisatie probeer ik met de jongeren altijd heel concreet de dingen te bespreken. Bijvoorbeeld over het uiterlijk; dan maak ik een opmerking van: 'Hoelang heb jij vanavond voor de spiegel gestaan? Je wilt toch geen Izebel worden? ' Ik vraag de jongeren regelmatig op de man af: 'Jongens, kennen jullie je afgoden? ' Volgend jaar krijgen we koning voetbal weer, met de kampioenschappen die dan in ons land plaats zullen vinden. Als er één is die zijn duizenden verslaat, dan is het koning voetbal wel.

Een andere afgod: popmuziek. In hoeveel gezinnen staat de radio niet de hele dag aan? Men kan niet meer tegen de stilte. Ik ben ervan overtuigd dat er nog veel meer zijn.

We zeggen als mens zo gemakkelijk: mijn man, mijn vrouw, mijn auto, mijn huis. En het zijn maar leen-

pandjes. We zitten er zo stikkend vol mee, met die afgoden. Op aarde komen we van onze afgoden nooit af. Gods Kerk is overal met banden aan gebonden en de Heere moet die lossnijden.

Kunt u concreet iets zeggen over wat de Heidelberger Catechismus noemt bij de behandeling gebod? van het eerste

Het eerste zinnetje van antwoord 94 luidt: 'Dat ik, zo lief als mij mijner ziele zaligheid is.' Deze zin haal ik er wel eens uit, bijvoorbeeld op catechisatie. 'Jongens, wat is er nu belangrijker voor je: je lichaam of je ziel? Hoeveel minuten heb je vandaag besteed aan je lichaam en hoeveel minuten aan je ziel? Vul het eens in, waar gaat het jullie om? ' Als je er dan met hen over doorpraat, voelen ze heel goed aan waar het om gaat.

Hierin bewijzen we ook dat we dood liggen in de zonden en de misdaden. Ik kan met beschouwing, met wetenschap ver komen, maar nooit zover als God Zijn kinderen brengt. Op het moment dat God je neervelt, ga je je zonden mijden en vlieden. In het kort betekent het: een nauw leven leren leiden. En de enige ware God dienen.

Ik heb een eigen zaak gehad, veel geld verdiend, een groot huis. Echter, toen God me aan mezelf ontdekte, heb ik om het huis gelopen en gezegd: 'Heere, ik heb veel, maar eigenlijk heb ik niets.' Ik had veel gestudeerd, maar die enige ware God miste ik. Dan zou je alles wel terug willen halen. Er komt dan smart, droefheid. Dan ga je snijden in jezelf, reformeren. En dat wordt zichtbaar. Het oude volk zei vroeger: 'Gods kinderen zijn zichtbaar aan gepraat, gelaat en gewaad.' Tegenwoordig vindt men dat niet meer, maar ik houd het onverkort vast. Want het is waar. Jonge mensen, die God leeft hoor. Zoek het niet in het aannemen van Jezus in eigen kracht. Dat vervult me met zorg. In onze gezindte ontstaat de laatste tijd een nieuw gebod: 'Ik moet geloven.' Dat is niet de juiste manier. We kunnen als mens het geloof niet maken. God moet het doen. Er moet een wonder gebeuren in je leven. We moeten aan de andere kant echter niet met de handen over elkaar gaan zitten. Dat is ook een ontzaglijke klip die ik bij veel mensen zie. Het geloof is een gave van God; het moet geleerd worden. Hiertoe wil de Heere het onderzoek van Zijn Woord gebruiken.

Montfoort

Aart en Corien Nederveen

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1999

Daniel | 36 Pagina's

Het eerste gebod: kennen wij onze afgoden?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 mei 1999

Daniel | 36 Pagina's