Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geestelijke lessen uit het leven van Sukey Harley

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geestelijke lessen uit het leven van Sukey Harley

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met het laten zingen van Psalm 146: 3 en 6 werd op 17 oktober j.l. de regionale avond in het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente te Houten geopend door ouderling J.H. Doeven. Vervolgens las hij Johannes 9: 1 t/m 17, 25 en 30 t/m 41, waarna een zegen werd gevraagd over ons samenzijn. De heer Doeven vroeg in zijn openingswoord onze aandacht voor de genezing van de blindgeborene. Ook Sukey Harley werd, zoals wij allen, geestelijk blind geboren. Kennen wij reeds bevindelijk het antwoord van de blindgeborene: Eén ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie? Na gezongen te hebben de verzen 3 en 5 van Psalm 42 kreeg de heer F. van Holten uit Zwijndrecht gelegenheid zijn referaat te houden.

Susannah (Sukey) Overton werd geboren in 1783 te Prolimoor, nabij Wales. Na het plotselinge sterven van Sukey's vader, zij was toen nog maar drie jaar oud, bleef haar moeder met zestien kinderen in diepe armoede achter.

Sukey was iemand met een goed en vlug verstand, een levendig en opgeruimd karakter, vrijmoedig en met een warmvoelend hart. Zij trouwde al heel jong met Charles Harley ten tijde van de industriële revolutie. Beiden groeiden op in heidense onkunde aangaande de Heere en Zijn dienst. Na een aantal jaren vertrokken ze naar het kleine dorpje Ryton. Daar behaagde het de Heere Sukey te doen ontwaken uit haar geestelijke doodslaap; daar leerde ze wat zonde is, maar ook wat genade inhoudt. Jane Gilpin, dochter van ds. Bernard Gilpin, predikant in Sukey's geboorteplaats, heeft Sukey's levensverhaal op schrift gesteld...

Na het plotselinge sterven van haar man werd Sukey's moeder ziekenverzorgster, om aan de kost te kunnen komen. Soms was ze daardoor wel langer dan een maand van huis. Dikwijls was er, al lang voordat moeder terugkwam, geen eten meer in huis.

Hoewel Sukey een vrolijke aard had, had ze rond haar tiende jaar vaak langdurige huilbuien; dan was ze niet tot bedaren te brengen. Toch waren er al in die jaren bemoeienissen; later heeft ze ervan gezegd dat de Heere toen reeds op een onnaspeurlijke manier in haar hart werkte.

Toen Sukey de leeftijd ervoor had, ging ze dienen op een boerderij. Men had haar graag in dienst, want ze was ijverig en precies. In die jaren kon ze echter nauwelijks haar mond opendoen zonder te vloeken. Toen ze met Charles trouwde, minachtte ze hem heimelijk vanwege zijn ingetogen aard. Charles bestrafte haar ook op zijn zachtzinnige manier over haar vloeken. Hij was kennelijk een goedhartig man. Volgens Sukey wisten Charles en zij net zoveel van Gods dag als de koeien in de wei. De zondag werd dan ook in allerlei oppervlakkigheid doorgebracht.

Geleidelijk aan kregen ze het in materieel opzicht iets beter: ze konden rondkomen en... overhouden! Geld was het enige waar Sukey om gaf, hoewel ze zich soms afvroeg waarom mensen eigenlijk naar de kerk gingen. Over die tijd zei ze later: "Ik lag geheel verloren, maar ik was daar zo gevoelloos onder als de stenen waar ik over liep."

Daar kwam verandering in toen haar twee buurvrouwen, Rowland en Smith, Sukey eens meenamen naar een samenkomst. Om een goede buurvrouw te zijn en erbij te horen, ging ze met hen mee. Ze verkocht zelfs een varken om van de opbrengst een nieuwe jurk, een hoed en een sjaal te kunnen kopen. Ze dacht werkelijk vroom en een goede buur te zijn, maar diep in haar hart haatte ze de twee vrouwen. Sukey was geheel onkundig van de heilige God en van haar innerlijke boosheid. Later zei ze: "Mijn God kende mij, hoewel ik Hem niet kende." God begon te werken in haar duistere ziel. Hoewel zij Zijn hand niet zag, was het die hand die haar uitlokte en tot Zich trok.

Toen ze een aantal keren naar de samenkomst was geweest, legde ze haar nieuwe kleding af; ze vond het ineens te opzichtig. Ze merkte intussen wel dat die vrouwen iets hadden wat zij miste, toch kon ze niet zeggen ooit getroffen te zijn door een woord uit de preek. Ze begon scherp te letten op de levenswandel van beide buurvrouwen, om te zien wat ze miste. Ze zag op het gelaat van buurvrouw Smith een glans van vreugde en vrede, temidden van de diepe armoede en ellende. Later vertelde Sukey: "Zij was heel wat armer dan ik, maar zij was een gelukkige vrouw, en ik was ellendig." Ze kon van die gedachten niet loskomen, zodat ze er uiteindelijk geestelijk uitgeput van raakte. De vrouwen zeiden haar dat ze moest bidden, maar ze wist niet wat en hoe.

Ze leerde iets kennen van Gods grootheid en heerlijkheid en van haar eigen zonde en verderf. Toch kon ze in die tijd soms nog hevig vloeken. Buurvrouw Smith waarschuwde haar telkens als ze het hoorde en zei dat ze in de hel terecht zou komen. Hoewel Sukey niet wist wat de hel was, vermoedde ze wel dat het iets vreselijks moest zijn. Een andere keer sprak de buurvrouw Sukey erop aan dat ze wederom geboren moest worden. Dat begreep ze niet; ze was toch al geboren? Met haar vragen ging ze naar buurvrouw Rowland. Die las haar de betreffende tekst voor uit de Bijbel, dat niemand zonder wedergeboorte het Koninkrijk Gods zal zien. Sukey gevoelde zich steeds meer een onvernuftig beest. Ze bad de Heere voortdurend of Hij haar Zelf een nieuw gebed zou willen leren. Totdat haar opeens met kracht de woorden in gedachten kwamen: "Heere, leid mij tot de ware kennis van Uw geliefde Zoon." Ze had nog nooit gehoord dat God een Zoon heeft!

In een verwarde, moeilijke en duistere zielsgestalte greep de hevige angst haar aan om voor eeuwig in de hel te verzinken. Ze knielde neer om het nieuwe gebed te bidden dat de Heere Zelf haar had geleerd, al besefte ze dat toen nog niet. Het was haar alsof de duivel haar bij de haren beetpakte om haar mee te sleuren, daarom hield ze zich vast aan de tafelpoot. Ze kon die nacht niet slapen, uit vrees voor eeuwig om te komen. De volgende morgen kwamen Sukey de woorden in gedachten uit Openbaring 3: 20. Het was de tekst van de vorige avond, maar toen had ze er niets van verstaan. Thans deed deze tekst meteen kracht in haar hart. "O, wat zou ik graag de Heere opendoen", dacht ze. In haar zielennood bad ze opnieuw haar 'nieuwe gebed'. Toen was het alsof de Heere haar in één ogenblik al haar zonden voor ogen stelde, maar ook Zichzelf als een heerlijk, hemels en vlekkeloos heilig Wezen.

Toch bewaarde de Heere haar al die tijd voor vertwijfeling. Ze zei er later van: "Het was Zijn gezegende wil mij te behouden, uitverkoren van voor de grondlegging der wereld. Ik gevoelde dat het mijn verdiende loon was om naar de hel te gaan, en ik stemde dat ook toe. Hij zou daarin in alles rechtvaardig en heilig geweest zijn. Maar Hij redde mij daarvan, en ik was daardoor zo overweldigd, dat ik niet meer wist wat ik deed. Dat was een gezegende ochtend, en nu heb ik een Zaligmaker en Verlosser, ja die heb ik." Ze mocht in alles God zien; alle dingen waren nieuw voor haar. Ze voelde zich het gelukkigste schepsel, hoewel ze er nog niet of heel weinig over spreken kon.

Sukey brak met haar ijdele, vleselijke vriendinnen. Ze werd begerig om de Bijbel te kunnen lezen en het was haar verzuchting of God Zelf haar wilde onderwijzen. Later getuigde ze ervan: "En de Heere leerde me niet alleen de letters, maar ook de geestelijke inhoud van de woorden."

Niet lang daarna verhuisde Sukey met haar gezinnetje naar Pulverbach. Daar vertelde ze, zo'n dertig jaar later, haar weg aan Jane Gilpin. "Al die jaren door", zo vertelde ze, "is God met mij geweest. Ik heb tijden gekend van moeite, duisternis en bittere smart. Ik ben ermee aangevallen dat ik de zonde tegen de Heilige Geest had gedaan. In alle moeiten heeft Hij me vertroost, en mij Zijn Heilige Geest gezonden om opnieuw het lijden van de Zaligmaker voor me in gedachten te brengen. De Zaligmaker is aan me geopenbaard, van krib tot kruis."

Op 16 augustus 1853 kreeg ze een beroerte en vijf dagen later, op een zondag, stierf ze, bijna zeventig jaar oud. Op de sabbat afgereisd naar een beter vaderland, om daar de eeuwige sabbat aan te vangen.

Een uiterst onkundige vrouw werd door de Heere Zelf getrokken, geleid en onderwezen. Vele zaken zijn er in Sukey's levensverhaal, die aan allen die de waarheid die naar de godzaligheid is mogen kennen, niet vreemd zullen voorkomen. Stelle de Heere haar nagedachtenis nog tot zegen!

Onder het zingen van Psalm 68: 7, 10 en 17 werd er gecollecteerd ten behoeve van de Vakantieweken voor Gehandicapten. De collecte bracht het mooie bedrag op van ƒ 1.085,00. Alvorens mevrouw J. Reijersen van Buuren een gedicht voordroeg, getiteld: Genade door recht, zongen we Psalm 103: 2 en 5. Naar aanleiding van de gehouden lezing werden nogal pittige en vaak persoonlijke vragen gesteld. Nadat de heer Doeven alle betrokkenen hartelijk bedankt had, gaf de heer Van Holten nog Psalm 46: 1 op als slotzang en eindigde deze indrukwekkende avond met dankgebed.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Daniel | 32 Pagina's

Geestelijke lessen uit het leven van Sukey Harley

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2000

Daniel | 32 Pagina's