Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De toe-eigening van het heil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De toe-eigening van het heil

Over de wijze waarop de genade van Christus verkregen wordt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Ik haatte dat woord 'gerechtigheid', het vervloekte en verdoemde mij. Ik zei tegen God: oudt ge dan nooit op mij te plagen met uw toorn? Maar ik hield niet op te bonzen tegen dat Woord van Paulus: e rechtvaardige zal door het geloof leven. En ineens zag ik het: ij leven, wij leven niet door ons doen maar door Gods schenkende gerechtigheid in Christus. Toen werd die tekst (Romeinen 1:16-17) van Paulus mij tot een portaparadisi, tot de deur van het paradijs." Met deze woorden heeft de reformator Luther geschreven over zijn bekering. Hij was bekend met de Bijbel. Hij leefde als monnik in een klooster. Hij heeft gepoogd om door middel van de werken zalig te worden. Het gaf hem echter geen persoonlijke vrede met God. Hij miste de persoonlijke doorleving van Gods genade aan zijn hart. De toe-eigening miste hij! En juist die persoonlijke doorleving en toe-eigening van de enige troost is nodig. Het gaat tenslotte in de boodschap van de Bijbel om uw enige troost in leven en in sterven. Het is een persoonlijke zaak! De genade van God moet worden toegepast door de Heilige Geest. Het is belangrijk dat wij leren 'de wijze waarop de genade van Christus verkregen wordt' (Calvijn). Daarover gaat deze bijdrage!

De doodstaat

Wat is de mens? De visie op de mens is van groot belang. In de geschiedenis van de mensheid zijn er heel wat visies op de mens geweest. Sommigen oordelen positief over de mens. Anderen zien meer de negatieve kanten. De Bijbel leert ons de geschapen mens, maar ook de gevallen mens (Genesis 3:6). In de Bijbel wordt zeer radicaal over de gevallen mens gesproken. Paulus tekent ons die mens in Romeinen 3:9-20. Scherp en duidelijk tekent Paulus de natuurlijke mens. Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen (Romeinen 3:13). Ook in de brief aan Efeze lezen we over de gevallen mens. En u heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden (Efeze 2:1). De gevallen mens is dood door de zonden en de misdaden. In onze belijdenis wordt de doodstaat van de mens nadrukkelijk beleden. In de Dordtse Leerregels bijvoorbeeld lezen we: verzulkszo worden alle mensen in zonden ontvangen, en als kinderen des toorns geboren, onbekwaam tot enig zaligmakend goed, geneigd tot kwaad, dood in zonden en slaven der zonde. En willen noch kunnen tot God niet wederkeren, noch hun verdorven natuur verbeteren, noch zichzelf tot de verbetering daarvan schikken, zonder de genade des wederbarenden Heilige Geestes. (DL 3/4 artikel 3). Ook in de Heidelbergse Catechismus (zondag 2, 3 en 4) en in de NGB wordt duidelijk over de verlorenheid gesproken. De gevallen mens is totaal onwillig en onmachtig tot enig zaligmakend goed. Deze radicale verdorvenheid van de gevallen mens is voluit realiteit. De geschiedenis, de Bijbel en de ervaring bevestigt dat. Sinds Nazi-Duitsland behoeven we echt niet te twijfelen aan de boosheid waartoe mensen in staat zijn. Het is werkelijk verschrikkelijk! De doodstaat van de gevallen mens is een fundamenteel artikel in onze belijdenis. Het is ook een realiteit die de Heilige Geest leert op de leerschool van genade. De weg der verlossing begint bij de ontdekking van onze verloren staat voor God. De verloren zoon kwam tot zichzelf (Lukas 15:17). Heb jij al geleerd

datje verloren ligt voor God? Datje nooit iets goeds kunt voortbrengen voor God? Wat wordt dan het wonder van genade groot. Over dat wonder wordt ook heerlijk en rijk in onze belijdenis gesproken.

Het wonder

De Bijbel brengt de boodschap van verlossing. Verlossing is in de Bijbel geen prestatie van de mens. Het is een wonder van Gods genade. Een wonder is iets dat wij niet verwachten en ook niet kunnen bewerken. Een dode levend maken is een wonder. Daartoe is niemand in staat. Het wonder wordt gewerkt door de drie-enige God. God de Vader verkiest Zijn gemeente. God de Zoon verwerft Zijn gemeente door Zijn offer aan het kruis. God de Heilige Geest past de genade toe door wederbarende kracht. In de toe-eigening van het heil gaat het vooral over het werk van de Heilige Geest in de harten van zondaren. Het is het werk van God de Heilige Geest dat Hij zonder ons in ons werkt (DL 3/4; 12). Over dat wonder wordt veel in de Bijbel gesproken. Maar God, Die rijk is in barmhartigheid door Zijn grote liefde, waarmede Hij ons liefgehad heeft, Ook toen wij dood waren door de misdaden, heeft ons levend gemaakt met Ghristus; (uit genade zijt gij zalig geworden) (Efeze 2:4-5). Opeen andere plaats wijst Paulus op de ontfermingen Gods. Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods (Romeinen 9:16).

Het wonderkarakter van Gods werk in zondaren wordt in onze belijdenis duidelijk onderstreept. In artikel 17 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt beleden dat onze goede God doorZijn wonderlijke wijsheid en goedheid... Zichzelven begeven heeft om de gevallen en vluchtende mens te zoeken. En in de Dordtse Leerregels wordt gesproken over de genade van de onverdiende verkiezing (hoofdstuk 1 ; 18) en over de wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking van de Heilige Geest (3/4; 12). En ook de inzet van de Dordtse Leerregels is helemaal bepaald door het wonder van Gods opzoekende liefde in een verloren wereld (DL 1 ; 1 - 5). De genade die God de Heilige Geest in zondaren werkt, is gave, geschenk, onverdiende goedheid.

Geen verstandelijke constatering

Het wonder van genade is niet een verstandelijke constatering. Het is ook niets iets dat we uit onze opvoeding of vanuit de kinderdoop deelachtig worden. Het is een ingrijpen van God in het leven van mensen, zoals bij Manasse, Paulus, Lydia en de stokbewaarder. Het wonder wordt door de Heere gewerkt maar ook als zodanig beleefd en doorleefd. Wij kunnen het voor God alleen maar verzondigen. Het is een wonder als het anders mag zijn. Er is een wonder nodig. Er blijft een wonder nodig. Laten we dat niet vergeten. De Heere is een God van wonderen. Weet jij ook iets, bij ondervinding, van dat wonder in jouw leven? Dat er dingen gebeuren die eigenlijk niet kunnen? De dingen die onmogelijk zijn bij de mensen die zijn mogelijk bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk.

Orde

Hoe past de Heilige Geest toe? Sommigen zeggen dat ergeen bepaalde orde is in het werk van de Heilige Geest. Anderen ontkennen de persoonlijke toepassing van de zaligheid. Dit komt onder andere door de invloed van de theologie van Karl Barth. Onze gereformeerde belijdenis is echter heel duidelijk over de persoonlijke toepassing. De Dordtse Leerregels zeggen dat God Zijn welbehagen in de uitverkorenen uitvoert (DL 3/4:11). Bovendien leert de catechismus dat er drie stukken nodig zijn om in de enige

troostte leven en te sterven: ellende, verlossing en dankbaarheid. De drie stukken van de Catechismus moeten wij niet door elkaar halen. We moeten dus niet zeggen dat iemand eerst verlost kan zijn en pas daarna zijn ellende leert kennen. Dat is een hele gevaarlijke gedachte. Ook moeten we geen van de drie stukken overslaan. Ook moeten we oppassen om er nog allerlei stukken bij te bedenken. We moeten ons houden aan de drie stukken en aan de orde van de Catechismus.

Ellende

Aan de kennis van de verlossing gaat kennis van de ellende vooraf. Zo wordt de orde in de Catechismus bedoeld. Het is de weg waarlangs de Heere Zijn kinderen leidt. Ursinus (een van de opstellers van de Catechismus) zegt bijvoorbeeld in zijn toelichting op de Catechismus dat mensen geen geschikte hoorders van het Evangelie zijn, tenzij ze hun zonde en ellende recht kennen. Kennis van de zonde is dus vooraf nodig. Het is echter niet het enige dat geleerd wordt door de Heilige Geest. Ook de kennis van de verlossing is nodig. Alleen daardoor immers worden zielen getroost en gered. De kennis van ellende is in zichzelf niet anders dan tot verschrikking (Ursinus).

Verlossing

Met ellendekennis alleen wordt een mens niet zalig en heeft hij ook geen vrede met God. De Heilige Geest drijft verslagen zielen altijd uit naar de persoon van de Heere Jezus. Petrus heeft dat op de Pinksterdag duidelijk tegen de drieduizend verslagen mensen gezegd. Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Ceestes ontvangen (Handelingen 2 : 38). En Paulus zegt in de gevangenis van Filippi onomwonden tegen de wanhopige stokbewaarder: eloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis. (Handelingen 16:31). En in Romeinen 4 lezen we heel duidelijk dat Abraham door het geloof verkregen heeft!

Dankbaarheid

Ook de dankbaarheid is een onlosmakelijke vrucht van het werk van God in zondaren. De Heere Jezus heeft daar in de Bergrede duidelijk op gewezen. Zo zult gij dan dezelve aan hun vruchten kennen. (Mattheüs 7:20). Laten we onszelfonderzoeken of we bevindelijk iets kennen van de drie stukken. Het is de gewone weg waarlangs de Heere de toe-eigening van het heil wil werken.

Weldaden

De Bijbel wijst ons op allerlei geestelijke weldaden. Geloof, hoop en liefde zijn rijke geestelijke weldaden. Andere weldaden zijn vrede, blijdschap, droefheid, matigheid, liefde. Paulus wijst in Galaten 5 op de vrucht des Geestes.

Maar de vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Galaten 5:22). Ook in onze belijdenis wordt gesproken over de vruchten van de verkiezing. Er wordt dan gewezen op: et waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid. In Romeinen 8:30 wijst Paulus op weldaden als roeping, rechtvaardigmaking, heiligmaking en heerlijkmaking. Deze laatste weldaden rekenen we in de geloofsleer tot de orde des heils. Al deze heilsweldaden zijn door de Heere Jezus in Zijn lijden en sterven verworven. De Heilige Geest past deze weldaden toe. De toepassing van de heilsweldaden is echter bij elk kind van God nodig maar ook verschillend. Onze belijdenis spreekt over de mate van het geloof. In ons kerkelijk leven spreken we ook wel over standen in het genade leven. Het ene kind van God heeft meer mogen doorleven en beleven van de genade dan een ander kind van God. Dat is zo in de Bijbel (denk maar aan Abraham en Lot; beiden kinderen van God, maar toch heeft Abraham veel meer van het heil doorleefd dan Lot) en dat is ook vandaag nog zo. Het belangrijkste is echter of wij persoonlijk iets van het heil en de vrede Gods mogen kennen in ons hart.

Tenslotte

Wij kennen allemaal wel het bekende lied van R.M. M' Cheyne: e Heere onze gerechtigheid. In dit lied staat het bekende regeltje: oe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God? Dat behoort toch de allerbelangrijkste vraag te zijn in ons leven. Helaas wat zijn wij vaak en veel bezet met heel andere vragen. Laten we echter die persoonlijke vraag nooit wegduwen uit ons geweten. Wij moeten eenmaal God ontmoeten. De tijd van ons leven is maar zo kort. En daarom geldt ook vandaag: ezus antwoordde en zeide tot hem: oorwaar, voorwaarzeg Ik u: enzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien (Johannes 3:3). Dat wonder kan God werken. Dat wonder wil God werken. Het is ook de grote kracht van onze belijdenis dat zoekers pastoraal en bewogen worden gewezen op de weg waarlangs God zijn genade in zondaren verheerlijkt. Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, de vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, de roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijkgevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelven onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen ijverig voortgaan, naar de tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en die met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten (DL 1; 16).

Amersfoort, ds. W. Visscher

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 2001

Daniel | 33 Pagina's

De toe-eigening van het heil

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 2001

Daniel | 33 Pagina's