Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wettische leraren op Kreta

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wettische leraren op Kreta

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn; Welken men moet den mond stoppen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins wil. Een uit hen, zijnde hun eigen profeet, heeft gezegd: e Kretensen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken. Deze getuigenis is waar. Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof. En zich niet begeven tot Joodse fabelen, en geboden der mensen, die [hen] van de waarheid afkeren. Alle dingen zijn wel rein den reinen, maar den bevlekten en ongelovigen is geen ding rein, maar beide hun verstand en geweten zijn bevlekt. Zij belijden, dat zij God kennen, maar zij verloochenen [Hem] met de werken, alzo zij gruwelijk zijn en ongehoorzaam, en tot alle goed werk ongeschikt. Tirusl:10-16.

Wat zijn 'wettische mensen'? Dat zijn mensen die meer bezig zijn met de onderhouding van allerlei wetten en regels, dan dat ze leven uit en naar het Evangelie van Christus. Godsdienstige mensen. Ze wonen overal. De Heere Jezus ontmoette hen al tijdens Zijn rondwandeling op aarde. Opvallend scherp heeft Hij hen veroordeeld. Nergens was de Heere zo scherp als tegen hen. (Zie bijvoorbeeld Mattheüs 23.) Ook Paulus heeft voortdurend tegen hen gestreden. En ze wonen ook op Kreta. Paulus gaat Titus waarschuwen voor deze verkeerde geest.

We lezen in vers 10: Want er zijn ook vele ongeregelden, ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen, inzonderheid die uit de besnijdenis zijn. Bij deze mensen moeten we denken aan joden op Kreta, die zich niet wilden onderwerpen aan de leer van vrije genade. De kanttekening van de Statenvertaling heeft hier: "Dat is, die joden zijn, die allerhardst dreven op de onderhouding der wet, en deze met het evangelie vermengden." Dit is geen antisemitisme. Paulus had zijn 'broeders naar het vlees' hartstochtelijk lief. Hij zegt ergens, dat hij zelf wel verbannen wilde zijn om hen te mogen behouden voor Christus.

Er is weinig aan te doen dat die mensen zo denken. Alleen God kan van dit juk verlossen. Maar het wordt erger als deze mensen dat zware wettische juk ook aan anderen opleggen! Ze dragen het ook uit in de gemeente. Je kunt in de gemeente mensen hebben, die andere gedachten hebben overeen bepaald leerstuk. Zolang zij dit niet uitdragen naar anderen, heb je nog betrekkelijk weinig last van hen. Maar als ze dit ook anderen voorhouden, wordt het gevaarlijk en moet hun de mond worden gestopt. Hier is sprake van mensen, die gehele huizen verkeren, lerende wat niet behoort (vers 11). Daar komt nog iets bij. Deze mensen doen het met een goddeloze intentie: er zelf rijker van te worden! Paulus zegt: om vuils gewins wil! Arglistig is het hart. Het gaat hun niet om het waarachtig zielenheil van de schapen. Het gaat hun om de 'wol van de schapen'. Het zijn geldwolven. Ze handelen met liegen en bedriegen. Paulus geeft hier een vlijmscherp getuigenis van hen. De apostel haalt daarbij een spreekwoord aan: De Kretenzen zijn altijd leugenachtig, kwade beesten, luie buiken (vers 12)! Het zal maar van je volk gezegd worden. Je zult maarzo bekend staan. Gaat Paulus hier niet te ver? Toch citeert hij deze woorden. Nota bene bedacht door iemand van deze wettische mensen zelf! En diegene sprak recht... (vers 13) Deze getuigenis is waar.

Uit het vervolg blijkt duidelijk welke gedachten bij hen leven. Ze beroepen zich op vreemde tradities. Paulus noemt die: joodse fabelen en geboden der mensen (vers 14). Het zal gaan om de joodse spijswetten (bijvoorbeeld Leviticus 11). Deze mensen menen door onthouden van allerlei spijzen rein te worden voor God (vers 15). Ze zijn net als de Farizeeën druk met het reinigen van de buitenkant. Het eten met ongewassen handen maakt iemand onrein voor God, zo menen zij. Maar Christus sprak van de onreinheid van het hart. Die vuile bron van wanbedrijven, waaruit allerlei zonden en ongerechtigheden voortkomen. We moeten van binnen gereinigd worden. Paulus zegt nu hier: als die innerlijke reinheid er is, is het geoorloofd alle dingen te eten! Paulus doorziet het optreden van deze mensen. Ze maken overal hun godsdienst van. Achter al die vrome woorden schuilt een goddeloos hart. Hij eindigt in vers 16: Zij belijden, dat zij God kennen, maarzij verloochenen Hem met de werken. Ze kunnen zo mooi praten. In de Christenreis komen we ook de heer Mooiprater tegen. Het lijkt allemaal zo echt. Maar het is een godsdienst uit de mens.

Hoe nu te handelen tegenover deze mensen? Deze mensen moet je niet hun gang laten gaan. Hier is ambtelijk vermaan op z'n plaats. Paulus zegt daarover in vers 11: Welke men moet de mond stoppen. En in vers 13: Daarom bestraf hen scherpelijk, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof.

Scherp moeten zij worden vermaand. De kanttekening van de Statenvertaling wijst op het beeld, dat hier gebruikt wordt: ".. .een gelijkenis genomen van de geneeskundigen, die het verstorven vlees afsnijden." Toch is ook hier de tucht 'medisch', behoudend! Paulus zegt niet: snijd ze maar af met de ban. Maar: opdat zij gezond mogen zijn in het geloof. De tucht moet altijd gericht zijn op het behoud van de zondaar! In het vorige gedeelte van Titus 1 zagen we dat Paulus de noodzakelijke eisen en eigenschappen noemt voor de ouderlingen in Gods kerk. De laatste eigenschap (maar zeker niet de minste) lezen we in vers 9: een ouderling moet vasthouden aan de gezonde en goede leer. Hij moet in de leer geworteld zijn. Die leer moet hij in de gemeente uitdragen. Een verkeerde leer verwoest de gemeente. Hij moet vermanen. Hij moet de tegensprekers weerleggen. Ouderlingen zijn als "wachters over het huis en de stad Gods" en moeten acht hebben "op de onderhouding van de zuiverheid der leer" (formulier bevestiging ambtsdragers). Dat deze eigenschap in de situatie op Kreta niet overbodig is, blijkt nu wel uit dit gedeelte van de brief aan Titus.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2004

Daniel | 36 Pagina's

Wettische leraren op Kreta

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2004

Daniel | 36 Pagina's