Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Roept uit aan alle stranden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Roept uit aan alle stranden

Geroepen tot de zending

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Willemien van Schothorst Werkt als zendingswerker in Albanië

Willemien, was je als jongere al betrokken op het zendingswerk?
“Ergens rond mijn twaalfde hadden we in onze gemeente een zendingsavond die veel indruk op mij maakte. De liefde die ik proefde voor de Heere én voor mensen die God niet kennen, maakte in mij iets wakker. Het is een vuurtje geworden wat langzaam maar zeker steeds weer opvlamde en steeds harder ging gloeien.”

Kun je iets vertellen over je roeping tot de zending?
“Toen ik in het eerste jaar van de Pabo zat, kwam ik tot de conclusie dat ik geen ‘echte’ juf was. Ik stapte bijna over op bouwkunde, maar realiseerde me dat ik daarmee de weg richting zendingswerk zo goed als afsneed. In mijn laatste Pabojaar heb ik mijn afstudeeropdracht gericht op 'missionkids' en zo werd ook het lijntje met ZGG gelegd. Hierna ben ik twee jaar onderwijsvrijwilliger geweest in Albanië. Daar was ik een klein schakeltje in het zendingswerk en heb ik veel mogen leren en zien. Mijn hoofdtaak was lesgeven aan zendingskinderen, en daar kwam na twee jaar een einde aan. Vanaf dat moment kwam steeds weer de vraag: wanneer mag ik solliciteren voor een taak in de zending? Wanneer kan ik dat? En wanneer weet ik dat de Heere mij roept? Op dat moment kon ik die vragen niet beantwoorden en kreeg ik een baan in het speciaal onderwijs, ook werkte ik zes maanden in Ghana. Terug in Nederland ben ik vijf jaar directeur geweest van een school voor speciaal onderwijs. Toch bleef het zendingsvuurtje regelmatig oplaaien. Elke dienst en bijeenkomst die een link had met zending, hoopte en bad ik om Gods stem. Zending en mijn betrokkenheid bij de zending, daar heb ik veel voor gebeden. Maar ik moest leren dat de Heere werkt op Zijn tijd en op Zijn manier. Toen de Heere riep kon ik niet meer langer zeggen: ik kan niet, ik ben niet geschikt. Ik schreef een open sollicitatie naar ZGG. Uiteindelijk moest ik nog een half jaar wachten, omdat er op dat moment geen vacatures waren, maar toen kwam er een vacature voor Albanië: begeleider jeugd- en vrouwenwerk. Na een opleidingsperiode, ben ik in juni 2014 uitgezonden. En nu mag ik het jeugdwerk en vrouwenwerk in Delvinë begeleiden, en een bijdrage leveren aan het jeugdwerk in Tepelenë. In Delvinë is mijn taak met name achter de schermen. Het is de bedoeling dat de kerk waar mogelijk het werk zelf doet en ik hen daarin begeleid.”

Wat is wel eens moeilijk?
“Elke keer weer ben ik verwonderd over het feit dat de Heere doorgaat met Zijn werk. Al jaren zijn er zaadjes gestrooid. En God gaf vrucht. Wij mogen zaaien, maar dan mogen én moeten we het ook weer aan de Heere overgeven. In Gods Koninkrijk heb je het zelf niet in de hand. Daarin is het de Heere Die het werk doet en wij mogen kleine middeltjes zijn. Dat is niet altijd makkelijk. De praktijk laat zien dat de Heere in mensen doorwerkt, maar dat er ook mensen zijn waarin het zaad niet ontkiemt en die weer weg zwerven van de kerk vandaan. Dat is moeilijk en doet pijn, maar houdt mij ook afhankelijk.”

Wat merk je van tegenwerking van de duivel?
“Wat is van de duivel? En wat is mijn eigen zwakheid en zonde? Heel concreet ervaren we wel tegenstand. Enkele weken geleden is er een sporttraining gestart voor de kinderen van Delvinë, precies op het moment dat wij kinderclub hebben. Dat is heel concreet tegenwerking. Maar we mogen het ook anders zien: tegenwerking betekent dat de Kerk levend is, anders ervaren we ook geen tegenwerking. We hebben de Heere hiervoor gebeden en waren erg dankbaar dat er afgelopen zaterdag weer dertig kinderen op de kinderclub waren. Dat zijn bemoedigingen!” Maar die tegenwerkingen zijn er in Nederland ook. Ik denk dat we er voor op moeten passen dat zendingswerkers een bijzondere positie krijgen. De vraag die voor ons allemaal belangrijk is, is: ben jij, ben ik een werker voor onze Zender? En is het op de plaats die God van ons vraagt? Laten we daarin elkaar opdragen in het gebed. Jullie in Nederland, voor ons buiten Nederland. En wij buiten Nederland, voor jullie in Nederland.”


Kees-Jan van Linden Werkte van 2000 tot 2012 in Guinee

Was u als jongere al betrokken op het zendingswerk?
“In de vierde klas had ik een exact vakkenpakket met Latijn en Grieks gekozen, omdat ik niet wist wat ik wilde. Mijn vader en opa werkten in de scheepsbouw en ik dacht daar misschien ook aan het werk te gaan. Maar halverwege de jaren 1980 ging het slecht in de scheepsbouw. Toen ik in het zesde jaar een vervolgopleiding moest kiezen, dacht ik: misschien kan ik de klassieke talen gebruiken om ooit eens Bijbelvertaalwerk te gaan doen. Mijn vader stimuleerde mij daarin: ‘Scheepsbouw is een mooi vak, maar wat draagt het bij aan de wereld?’ Dus ging ik klassieke talen studeren.”

Kunt u iets vertellen over uw roeping tot de zending?
“Roeping is geen bliksemflits uit de hemel. De geleidelijke weg is Gods weg. Bijvoorbeeld mensen die mij erop wezen zonder dat ik er zelf om vroeg. Of door dingen die ik deed die achteraf handig waren, zoals het leren van de Hebreeuwse taal als extra bij mijn studie. In 1988 sprak ik Gert Nieuwenhuis van ZGG. Hij adviseerde me met Chris Fahner te praten. Deze oud-zendeling zei: ‘In de zending moet je goed kunnen luisteren en respect hebben voor je medemens.’ Op eerste pinksterdag 1996 preekte ds. J.S. van der Net over Handelingen 2. Een van de punten was helemaal aan Bijbelvertaalwerk gewijd. Wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken. Toen wist ik: we worden nu geroepen, we worden een keer uitgezonden.

Waar hebt u gewerkt en wat was uw taak daar?
“In Guinee onder de Mogofin-bevolking. Onze taak was de Bijbel te vertalen in het Mogofin. Veel mensen konden niet lezen, dus deden we ook alfabetiseringswerk. Vertalen is echt bureauwerk, maar om te alfabetiseren en de Bijbel te laten gebruiken, moet je in direct contact met de bevolking zijn. Onze vertalers waren Moslims. Ze hadden helaas niet hetzelfde verlangen als wij naar de uitbreiding van Gods Koninkrijk, maar ze wilden graag geld verdienen. Eén van de vertalers zag de Bijbel wel als Gods Woord, maar hij geloofde niet in de Heere Jezus.”

Hoe wist u dat de Heere u in Guinee wilde hebben?
"In 1999 vroeg een zwager, zonder dat hij daar ooit eerder naar gevraagd had, of ik wel eens aan Bijbelvertaalwerk had gedacht. Omdat mijn zwager op zaterdag op bezoek was, las ik pas op maandag de zaterdagkrant. Daarin stond de vacature voor Guinee. In de sollicitatieperiode sprak de Heere regelmatig, door mensen die op ons pad kwamen, door dagboekstukjes en bijvoorbeeld in een leespreek over Handelingen 26:17-18: De heidenen tot welke ik u nu zend. Tijdens het gesprek bij ZGG vertelde Gert Nieuwenhuis dat hij enkele weken daarvoor een notitiebriefje met mijn naam had weggegooid, omdat het al elf jaar geleden was dat we elkaar spraken en het er wel nooit van zou komen.”

Mocht u wel eens een zegen ervaren op uw werk?
"Soms lijkt iets vrucht: twee mannen in Boké werden gedoopt. Daarna trok één van hen de wereld in. Soms weet je niet of er vrucht is, bijvoorbeeld als je iemand een Bijbel hebt meegegeven. Zegen is ook niet wat je kracht geeft, hoewel je natuurlijk blij bent met mensen die gedoopt worden of een Bijbel aannemen. Kracht haal je uit de roeping, de zekerheid dat je daar niet op eigen houtje zit, en uit de belofte, de zekerheid dat God zijn werk zal doen. Veel bemoediging kregen we ook uit de uitzendtekst: Mijn Woord zal niet ledig tot Mij wederkeren (Jes. 55:10-11). Iets van vrucht is ook te zien bij een imam, te lezen in het laatste hoofdstuk van het boekje dat ik schreef (zie leestip).”

Wat was wel eens moeilijk?
“Veel meer dan in Nederland kom je jezelf tegen. Mensen zitten bovenop je huid. ‘Mag ik die stoel hebben? Waarom geef je hem niet? Je hebt toch genoeg?’ Of je geeft iemand een gift en hij zegt: ‘Het is te weinig.’ Dan merk je hoe boos je kan worden en hoeveel eigenliefde je hebt, in plaats van liefde voor de mensen daar. Je bent geen topchristen en alle dagen alleen maar geestelijk. Het is ook moeilijk om met een kleine groep van ongeveer twintig Nederlanders samen op te trekken. Alle verschillen in karakter, ligging en visie op het werk worden binnen een kleine gemeenschap enorm opgeblazen. Ook dat heeft met je eigen hart te maken. Er is genade nodig om je collega niet te zien als een lastpost, waarvan je hoopt dat hij maar snel weer naar Nederland terug gaat, maar als een geschenk van God om samen een team te vormen. Je moet eerst christen zijn in je team, voordat je het voor de mensen kan zijn. Als je zelf weet hoe slecht je bent, is een ander altijd beter.”

Wat merkte u van tegenwerking van de duivel?
“Er was geen vijandschap van buitenaf; we mochten en konden altijd alles doen. Er was vooral vijandschap van binnenuit. Iedereen kan een instrument van de duivel worden, als je je daarvoor laat gebruiken. Diploma’s of wat je kunt telt niet, maar ootmoed en dat je de ander ziet als geschenk van God. Het zendingsveld is niet romantisch en je bent er ook niet buiten de macht van de duivel. Hij heet niet voor niets diabolus; dat betekent: uit elkaar gooien.”

Wat kunnen jongeren voor de zending betekenen?
"Als je erover denkt of je misschien zelf in de zending moet gaan werken, dan mag je niet lijdelijk afwachten, maar moet je stappen ondernemen. Blijf er niet mee lopen. Vaak is er valse schaamte. Ga in gesprek met je dominee of ouderling. Of beter: met een oud-zendingswerker. Lees nieuwsbrieven van zendingswerkers, doe een werkvakantie of stage op het zendingsveld, schrijf er een scriptie over. Beweeg je in die kringen en probeer te achterhalen welke landen of mensen bij jou passen. Niet iedereen hoeft zendeling te worden, maar dat betekent niet dat je geen zendeling hoeft te zijn. We zoeken het vaak in het bijzondere van een ambt of een zendingsveld. Zoek nu eens in je collegebank of op je werk God ter sprake te brengen. Wees binnen je gemeente beschikbaar voor taken in een thuisfront-, evangelisatieof zendingscommissie. Besef: ik leef niet voor mezelf; mijn tijd is van God en een deel daarvan wil ik gebruiken voor de Heere en Zijn gemeente.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 2015

Daniel | 32 Pagina's

Roept uit aan alle stranden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 2015

Daniel | 32 Pagina's