Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Emancipatie en arbeidsverhoudingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Emancipatie en arbeidsverhoudingen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In een huis-tuin-en-keuken-woordenboek staan twee betekenissen genoemd voor het woord 'emancipatie': 'vrijmaken' en 'gelijkstellen'. Die twee woorden geven heel precies weer waar het om draait. Om het maar scherp te stellen: de emancipatie is begonnen in het paradijs. De mens wilde immers als God zijn. Gelijkgesteld aan God, en daardoor vrijgemaakt van God, wat uitgelopen is op een situatie van bittere eenzaamheid voor de mens. De uiterste consequentie kunnen we terugzien in de situatie in Nederland, waar onze samenleving zich zogenaamd bevrijd heeft. Dat leidde tot een verregaand individualisme van de autonome mens. Extreem voorbeeld daarvan kwam openbaar tijdens het euthanasiedebat, waar Boris Dietrich (D66) zijn rede in de Tweede Kamer begon met de volgende woorden: 'Meneer de voorzitter, vroeger dachten we dat God het leven gaf en nam. Die tijd is voorbij. Met deze wet heeft God niets te maken, want de mens heeft de teugels van zijn leven in eigen hand genomen.' Daar is het dus op uitgelopen. De zelfstandige mens laat zich niet gezeggen.

De herkomst van het gezag

Er is niets nieuws onder de zon. Vandaag geldt nog steeds de drang tot emancipatie: gelijkstellen en vrijmaken. In feite gaat het dan over de onderlinge verhoudingen, tussen de mens en Zijn Schepper, en tussen de mensen onderling. Dat zijn onderlinge verhoudingen die ingebed zijn in de grote opdracht die de Heere aan de mens heeft gegeven: zorgen en arbeiden (Genesis 1:27 en 28 en Genesis 2:15). In die volgorde: zorgen en werken. Dus niet in de volgorde van nu: arbeid en zorg. Mensen zijn bijeengebracht met een opdracht, die niet is veranderd door de zondeval, want de God Die deze opdrachten gaf, is ook niet veranderd. Eigenlijk is het een wonderlijk geschenk, dat we voor elkaar mogen zorgen, en arbeid mogen verrichten in Gods schepping, met als drie doelen: tot Gods eer, tot heil van de naaste, en in de zorg voor het levensonderhoud.

Hiermee staat ons doen en laten in zorg en arbeid onder het gezag van God. De geëmancipeerde mens wil van dat gezag af. Op alle levensterreinen en dus ook op het terrein van de arbeid. Als je aan gelijkstellen of vrijmaken begint, morrel je ook aan de gezagsverhoudingen. Is dat verkeerd? Het hangt af van de vraag hoe het gezag vorm heeft gekregen, in welke culturele context het staat, en wat door de gezagsdrager en de gezagsontvanger als norm wordt gehanteerd of geaccepteerd. Daar dient vooral de toets van Gods Woord gehanteerd te worden. De kernvraag in gezag en gezagsverhoudingen is dan ook de volgende: Wie heeft het voor het zeggen in je leven? Ben je dat zelf, of is het een ander, beter nog: dé Ander?

Gezagskringen

Als dat de uitgangspositie is, namelijk dat God het voor het zeggen heeft, dat Hij alle gezag heeft, is het ook van belang om te bezien wat Hij in Zijn Woord zegt over de onderlinge verhoudingen. In de Bijbel zijn vijf gezagskringen te benoemen: overheid-onderdanen, kerkenraad-gemeente (de institutionele gezagskringen), man-vrouw, ouders-küideren (relationele gezagskringen), werkgever-werknemer (contractuele gezagskring).

Binnen deze vijf gezagskringen is sprake van onderlinge beïnvloeding. Zo beïnvloedt de overheid bijvoorbeeld de gezagsverhoudingen op het terrein van de arbeid. Er zijn verschillen te ontdekken in deze verhoudingen. Zo is er het verschil in continuïteit: sommige verhoudingen zijn onlosmakelijk, zoals die tussen ouder en kind. Andere verhoudingen kunnen verbroken worden, zoals een contractuele arbeidsverhouding. Er zijn ook overeenkomsten te ontdekken: als het goed is, zijn de onderlinge verhoudingen dienend ten opzichte van elkaar en er is ook een wederzijdse verantwoordelijkheid. Wel merken we dat de onderlinge verhoudingen aan verandering onderhevig zijn. In de laatste decennia is die verandering van een patriarchale verhouding omgeslagen naar een overlegcultuur. De mondigheid, de behoefte aan overleg, de wens om zelf alles te regelen, het zijn allemaal herkenbare uitingsvormen van de mens van de eenentwintigste eeuw.

Emancipatie en arbeidsverhoudingen

Emancipatie is een begrip dat op alle levensterreinen speelt. In deze bijdrage gaat het vooral over de emancipatie en arbeidsverhoudingen. Dat plaatst het thema tevens in de discussie over gezagsverhoudingen. Om dat goed te benaderen is het van belang te zien wat Gods Woord hierover zegt, en wel vanuit Efeze 5 en 6, waar het gaat over huiselijke plichten en sociale verhoudingen.

Ook in dit bijbelgedeelte is de centrale vraag wie het voor het zeggen heeft in je leven. Ben je dat zelf of is het de Ander? Dat is in feite de uitgangspositie die Paulus kiest in Efeze 5 en 6. Daar gaat het dus over wie het voor het zeggen heeft, ofwel over het gezag. Daarvoor is het goed eerst je uitgangspositie te bepalen, te zien waar het gezag vandaan komt.

God heeft alle gezag. Het opperste gezag en de absolute macht zijn voorbehouden aan Hem. God is 'de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde', zo spreekt de geloofsbelijdenis van de kerk. Hij is de oorsprong van alles wat geschapen is en van allen die geschapen zijn. Als Schepper heeft Hij zeggenschap. Voor ons mensen betekent dit dat we dienen te luisteren en te gehoorzamen. Als dat onvoorwaardelijk gebeurt, erkennen we dat God het voor het zeggen heeft. Dat doet Hij door Zijn Woord, de Bijbel. De samenvatting van wat God in Zijn Woord tegen ons zegt, is dat we God moeten liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf. Door die opdracht wordt tevens het wezen van het gezag getekend:

- God boven alles en allen
- de mens in afhankelijkheid en verbondenheid
- en de mens in een juiste verhouding tot de medemens.

Alle gezag op aarde konit van God en iedere gezagsdrager is dan ook aan God verantwoording schuldig. God bekleedt mensen met gezag. Dat kan Hij doen, omdat Hij zelf de hoogste Gezagsdrager is en blijft. Dit blijkt heel duidelijk uit de woorden van Paulus, als hij in Romeinen 13:1 schrijft: 'Alle ziel zij de machten, over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht, dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd.' Dat betekent niet dat Hij Zijn eigen gezag opgeeft door mensen te bekleden met gezag. Het gezag van anderen gaat niet ten koste van Zijn eigen gezag. Het is geen weggeven van gezag, maar toedelen, dus met behoud van het eigene van de soevereine Gezagsdrager.

Door mensen te bekleden met gezag geeft God deze mensen opdrachten ter uitvoering. Zij kunnen dat niet doen als zij daartoe niet met gezag worden bekleed. In wezen komen deze met gezag beklede mensen in Zijn dienst te staan. Dat geeft een ontzaglijke verantwoordelijkheid, want ze zijn aan Hem dan ook verantwoording schuldig. Maar reeds in het paradijs bleek dat de mens zichzelf boven God wilde stellen. De zondeval was na de schepping opstand tegen het goddelijke gezag. En doordat de unieke verhouding tussen God en mens moedwillig door de mens werd geschonden, bleef er in de werkelijkheid ook niets heel van de onderlinge verbondenheid. Dat is te merken in alle menselijke verhoudingen. Zo zijn zowel de verticale als de horizontale gezagsstructuren aangetast en wordt het zelfs moeilijk ze op de juiste wijze te interpreteren.

Paulus' vermaan tot dienstknechten

Je zou kunnen zeggen dat de basis voor dit gedeelte gelegd wordt in het voorgaande vers, Efeze 5:21: 'Elkander onderdanig zijnde in de vreze Gods'. Daar wordt geschetst de wederkerige onderdanigheid die de christenen aan elkaar verschuldigd zijn. Dit houdt in het dragen van eikaars lasten; het niet zichzelf verheffen boven anderen; niet de wet stellen aan elkaar. En die wederkerige onderdanigheid dient te gebeuren in de vreze Gods, dus om Zijnentwil, zodat blijkt dat we Hem vrezen. Daar ligt de basis voor de onderlinge verhoudingen. In Efeze 5 gaat het over de gezagskring binnen het huwelijk. In het eerste deel van Efeze 6 wordt de verhouding ouder-kind behandeld. Daarna volgt de derde gezagskring, die behandeld wordt in Efeze 6:5-9, waar het gaat over dienstknechten en heren. In de tijd van de Bijbel waren de dienstknechten vaak slaven. Tegenwoordig is dat in ons land wel een beetje anders: werkgevers en werknemers. Nu zijn er mensen die zeggen dat dit gedeelte ons niets meer te zeggen heeft, omdat de arbeidsverhoudingen inmiddels zo zijn veranderd. Maar dat is niet vol te houden. Deze ideeën zijn pas in de twintigste eeuw ontstaan. Maar dit zou betekenen dat er negentien eeuwen lang verkeerd geredeneerd zou zijn.

Van belang hierbij is dat er niet voor niets verschillende gezagskringen zijn. Door de gezagskring van de overheid wordt geregeld op welke wijze de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers in elkaar zitten. Maar dat laat onverlet dat we ook in deze verhoudmgen moeten blijven luisteren naar wat de Heere ons te zeggen heeft. Efeze 6:5 geeft de kern weer: dienstknechten, werknemers dus, behoren gehoorzaam te zijn aan hun werkgever. De beperking staat er direct bij: naar het vlees. Dus de werkgever mag niet heersen over hun zielen en hun gewetens. Dat is het terrein waar alleen de Heere het voor het zeggen heeft.

Hoe moeten ze nu gehoorzaam zijn? Wel:

- met vreze en beven: dus niet met angst en beven
- in eenvoudigheid des harten: dus oprecht en getrouw, gelijk als Christus; dus zoals je Hem dient
- niet naar ogendienst als mensenbehagers: niet alleen als je werkgever je bezig ziet en om in het gevlei te komen, maar ook als hij afwezig is of als je alleen een taak uit moet voeren
- maar als dienstknechten van Christus, doende de wil van God van harte: als je echt dienstknecht van Hem bent, wil je altijd doen wat Hij vraagt
- dienende met goedwilligheid de Heere en niet de mensen. Wetende dat zo wat goed een iegelijk gedaan zal hebben, hij dat van de Heere zal ontvangen.

Nu, dat is nogal wat voor de dienstknechten. Als je je leven in eigen hand wilt houden, is het te begrijpen dat dit bijbelgedeelte je niet aanspreekt. Maar geplaatst in het perspectief van de christen die de Heere oprecht dient, ligt dat toch totaal anders. Dan gaat het niet meer om het slaafs gehoorzamen, maar om een levenshouding. En diezelfde levenshouding wordt gevraagd van de werkgever: 'En gij heren, doet hetzelfde bij hen, nalatende de dreiging; als die weet dat ook uw eigen Heere in de hemelen is, en dat geen aanneming des persoons bij Hem is.' De Heere kijkt niet naar je positie als werkgever of als werknemer, als rijke of arme, man of vrouw. Hij ziet het hart aan.

Het moderne arbeidsbestel

Deze geschetste verhoudingen zijn in het hedendaagse arbeidsbestel volledig zoek. De zogenaamde sociale partners onderhouden slechts een haat-liefde-relatie. Ook hier spreekt de autonome mens zijn woordje mee. De leus is: 'Dat maak ik zelf wel uit.' Met name in het werkveld zie je dat de moderne opvatting over gezag opgeld doet. Daarbij gaat men ervan uit dat er slechts dan van gezag gesproken kan worden als de macht door anderen wordt erkend. Zolang de omgeving of de betrokkenen in een bepaalde kring die macht niet aan de ander toekennen, kan er niet van gezag worden gesproken. Gezag dus bij de gratie van anderen. Dat is in feite een gevaarlijke positie, want daarin wordt miskend dat God alle gezag heeft en dat Hij mensen bekleedt met gezag. Als dit goed functioneert, komt dat de onderlinge verhoudingen ten goede. Dan komt het wederzijdse dienen tot zijn recht. Dan is er geen kloof tussen werkgever en werknemer, maar dan nemen beiden hun verantwoordelijkheid. Dat krijgt dan ook plaats in het overleg op de werkvloer, of in een grotere organisatie in een medezeggenschapsorgaan of een ondernemingsraad. Daarbij wordt gehanteerd wat de overheid als gezagsdrager heeft vastgesteld in wet- en regelgeving. Als een bedrijf daaraan niet voldoet, is dat in feite burgerlijke ongehoorzaamheid. Maar als de werkgever en de ondernemingsraad elkaar serieus nemen, kan dat het bedrijf en de bedrijfsvoering stimuleren.

Drie voorwaarden voor goede arbeidsverhoudingen

De emancipatie binnen de arbeidsverhoudingen staat niet stil. De constante beweging kan als bedreigend worden ervaren, totdat er speciaal gelet wordt op de uitgangspositie. De arbeidsverhoudingen, vroeger en nu, vragen om wederzijds respect, om een dienende instelling en om een afhankelijke levenshouding.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2003

Driestar bundels | 164 Pagina's

Emancipatie en arbeidsverhoudingen

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 2003

Driestar bundels | 164 Pagina's