Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De genade van het lijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De genade van het lijden

Het bloedspoor van kerk en synagoge door de eeuwen heen

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Twee momentopnamen
Met een bebloede rug verlieten de twaalf mannen de rechtszaal van de Joodse Raad. De striemen van de zweepslagen brandden na op hun ruggen. En dan lezen we in Handelingen 5 -Al: Zij dan gingen heen van het aangezicht van de Raad, verblijd zijnde dat zij waren waardig geacht geweest om Zijns Naams wil smaadheid te dragen.

Zijn vader heeft hij nauwelijks gekend. Die werd eind jaren dertig vanwege zijn activiteiten naar Siberië gestuurd. Nooit meer iets van hem gehoord. Als kind was hij getreiterd omdat hij uit een christelijk gezin kwam. Zelf zat hij driejaar gevangen vanwege zijn werk als christelijk jeugdleider. In 1992 mocht hij met zijn gezin Rusland verlaten en kon hij zich vestigen in Duitsland, in het vrije Westen. En toch, als David Seel kon, zou hij terugkeren naar het oude vaderland.

Twee momentopnamen uit 2000 jaar geschiedenis. Momentopnamen die vragen oproepen. Die te denken geven. De twaalf apostelen waren verheugd na de geseling. Pijn lijden en toch verblijd zijn. Dat is apart. Dat is absurd. Dat lijkt op het gedrag van mensen met een gestoorde geest. Uitgejouwd worden, je carrièremogelijkheden geblokkeerd zien, gevangen zitten in een ondemocratisch land en na je emigratie toch terug willen. Niet vanwege heimwee naar het vaderland, maar om de genade van het lijden te ervaren. Dan moet je wel een afwijking hebben.

Verlangen naar het kruis?
Als we eerlijk zijn, weten wij, kinderen van onze tijd hier in het rijke, democratische, vrije Westen, daar geen raad mee. Je hoeft toch niet naar narigheid te verlangen? We mogen toch dankbaar zijn dat we vrij zijn, dat we het goed hebben, dat we niet op de hielen gezeten worden door geheime agenten of- erger - door folteraars? Dat zal natuurlijk ook iedereen beamen. Wie is daar niet blij mee. Maar de vraag is wel of we het gewicht van deze voorrechten voldoende beseffen. Gezondheid is een groot goed. Maar zij die ernstig ziek zijn geweest, waarderen dat anders, intenser dan mensen die zich al hun leven lang mogen verheugen in een goede gezondheid. Vrijheid is ook een groot goed. Maar mensen die hebben gezucht onder een dictatuur, beleven de vreugde over die vrijheid intenser dan mensen die van kindsaf aan in vrijheid hebben geleefd.

'Mensen in het vrije Westen weten niet wat het is om te leven onder het kruis van vervolging,' zei de Hongaars-Roemeense predikant ds. Visky enkele jaren geleden. 'En christenen beseffen nog minder dat Christus tegen Zijn volgelingen heeft gezegd: Neem Mijn kruis op en volg Mij.' Kruisdragen is de normale toestand van de kerk op aarde. 'Het is een strijdende kerk', aldus de predikant, die zelf jarenlang vanwege zijn geloof gevangen zat.

Visky heeft naar mijn stellige overtuiging gelijk. Wat we weten van vervolging en verdrukking, hebben we van horen zeggen. Ons leven is comfortabel. Materieel en immaterieel. We hebben voldoende voedsel, kleding en behuizing, een goede gezondheidszorg, behoorlijke sociale voorzieningen en we kurmen gaan en staan waar we willen. Op zondag naar de kerk, prima. Niet naar de kerk? Ook dat kan. Het gevolg van dit alles is dat we dit normaal gaan vinden. Zodra we maar iets moeten inleveren, zijn we van slag. Dat ervaren bijvoorbeeld artsen die in de spreekkamer agressie meemaken als de patiënt of diens familie heeft gehoord dat de dokter niet meer kan doen dan hij doet. Van de man in de witte jas wordt gevraagd gezondheid te garanderen en te organiseren.

We vinden het ook normaal om naar de kerk te gaan. En daar moeten we ons vooral prettig voelen. Zodra de kerk dat niet meer biedt, iets doet wat ons niet past, zeggen we haar vaarwel. De christelijke gemeente is onderdeel van onze gelukscultuur geworden. Lijden, vervolging en pijn, daar weten we buiten en binnen de kerk niet zo goed raad meer mee.

Gods kerk een strijdende kerk
Christenen in het Westen moeten zich weer gaan realiseren dat Gods kerk op aarde een strijdende kerk is. Dat Hij Zijn volgelingen een kruis heeft opgelegd, zei ds. Visky. Daarmee herhaalt hij wat zijn grote Meester Zelf heeft gezegd: In de wereld zult gij verdrukking hebben (Joh. 16:33). Dat deelde Hij Zijn discipelen mee. Als een vaststaand feit. Daar valt niet aan te ontkomen. Maar het is een waarschuwing met een belofte: Maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen. Die woorden, die waarschuwing met een belofte, zijn het slot van de laatste grote redevoering van de Heere Jezus in het Evangelie van Johannes. Zo neemt Hij als het ware afscheid van Zijn discipelen. In de wereld zult Gij verdrukking hebben. Nog een keer terug naar de twee momentopnamen aan het begin. Twaalf apostelen, verheugd omdat ze gegeseld waren. Een Russische baptist, woonachtig in Duitsland, die terugverlangt naar Rusland waar vervolging was. Tussen die twee momentopnamen ligt tweeduizend jaar geschiedenis van de christelijke kerk. Twee millennia, die de diepe, bloedrode sporen dragen van vervolging en verdrukking. Dat lijden is niet alleen vastgelegd in kronieken, maar heeft ook zijn weerslag gekregen in de cultuur.

Bezwaren tegen de eerste christenen
Het is natuurlijk onmogelijk om in het korte bestek van een lezing of artikel de hele lijdensgeschiedenis van de kerk te behandelen en daarbij ook nog na te gaan wat de consequenties ervan zijn geweest voor de cultuur. Daarom een enkele grove penseelstreek.

In de wereld zult gij verdrukking hebben. Maar waarom? Wat droeg er toe bij dat eeuw in eeuw uit de christenen moesten lijden om hun geloof? Voor het antwoord daarop is het goed te kijken naar de argumenten die christenvervolgers in de eerste eeuwen van onze jaartelling gebruikten om hun repressie te rechtvaardigen.

Het eerste en belangrijkste bezwaar dat er in de Antieke Wereld tegen christenen was, betrof de bewering van christenen dat Christus de Weg, de Waarheid en het Leven was. Dat paste niet in de samenleving die doortrokken was van het syncretisme. Voor iedere overtuiging en levensbeschouwing was plaats, mits de aanhangers hun medemens met een andere overtuiging ook de ruimte gunden. Ieder mag geloven op zijn eigen manier. Het was geen uitzondering dat, zoals Paulus in Athene zag, in een stad vele goden werden vereerd. Het punt was dat christenen de waarheidsclaim op tafel legden. Dat was onverteerbaar. 'Dezen zeggen dat zij de Waarheid hebben ontdekt en verachten hetgeen wij van de ouden hebben geleerd', klaagt een Romeinse schrijver uit de tweede eeuw. Door die absolute waarheidsaanspraak plaatsten de christenen zich volgens de Romeinen buiten de discussie. Men ergerde zich aan de arrogantie van de christenen. Zij meenden de waarheid in pacht te hebben. Dat op zich was voldoende om de lont van haat te doen ontvlammen. Om die reden werd bijvoorbeeld Ignatius, een van de zogenoemde apostolische vaders, op transport gesteld naar Rome en daar voor de wilde dieren geworpen.

Dat bezwaar is ook in latere tijden tegen christenen gebruikt. Wanneer in de zestiende eeuw de missionaris Matteo Ricci in China ter verantwoording wordt geroepen door de keizerlijke gerechtsdienaren, is de klacht dat hij het volk leert dat alle andere godheden niet bestaan en er maar één echte God is. Het argument dat christenen zich buiten de orde plaatsen, heeft nog niets aan actualiteit verloren. Juist in onze tijd wordt dat sterker gehoord dan een aantal jaren terug. Algemeen wordt gesproken over de comeback van religie. Maar orthodoxe christen zijn dan hinderlijk, omdat zij blijven volhouden de waarheid in pacht te hebben. Dat is onverdraagzaam.

Samenhangend met het voorgaande argument, was het in het oude Romeinse Rijk voor de machthebbers onverteerbaar dat christenen weigerden te offeren aan de Romeinse kiezers. Bij alle verdraagzaamheid die de Romeinse geweldenaars aan de dag legden, verlangden zij van de onderworpen volken dat zij de keizer goddelijke eer betoonden door geregeld een offer te brengen. Voor Joden en christenen was dit een onmogelijke eis. Voor de Joden was bijzondere regelgeving ontwikkeld: geen wierook, maar wel geld. Een bijzondere belastingheffing ontsloeg Abrahams zonen van de offerplicht. Zolang de christenen als Joodse sekte werden gezien, deelden zij in dit privilege. Maar toen de Romeinen tot het inzicht kwamen dat er een wezenlijk onderscheid lag tussen Joden en christenen (en dus ook niet-Joden tot het christelijke geloof overgingen), was het met deze bevoorrechte positie gedaan. Van christenen werd verwacht dat zij zich aan de regels van de keizercultus zouden houden. Offers brengen dus. En dat was voor de belijders van Jezus Christus onaanvaardbaar. Er is één Heere en één God. Geen macht ging daar bovenuit. Dat maakte hen bij de Romeinen verdacht, dat maakte hen staatsgevaarlijk. Hun gebed voor een komend Koninkrijk, onder de macht van een andere Kurios, was verdacht. Christenen werden beschouwd als een vijfde colonne.

Natuurlijk wierpen de christenen dit verwijt verre van zich. De apologeet Tertullianus roept in zijn apologie uit: 'Wij allen bidden te allen tijde voor alle keizers om een lang leven, een rustige regering, de veiligheid van hun huis, krachtige legers, een getrouwe senaat, een deugdzaam volk, vrede over de gehele aarde, in één woord, om alles wat hij als mens en keizer maar wensen kan.'

Het mocht niet baten. Christenen verloren het leven omdat ze weigerden te zeggen dat de keizer vóór Christus ging. Dat konden ze niet. Ze bogen niet voor ideologieën. En dat is tot in de twintigste eeuw een belangrijk thema geweest. Hun standvastigheid in het geloof brak hen op. Dat maakte hen in de ogen van de machthebbers staatsgevaarlijk. Daarom verdween Dietrich Bonhoeffer achter de tralies. Hij wilde niet zwichten voor het duivels karkater van het nazisme. Daarom verloor Iwan Moeisejew, bekend van het boekje Vanja, zijn leven. Hij weigerde als christensoldaat de eed op de Sowjetvlag af te leggen. Daarom zitten in Noord-Korea tot op de dag van vandaag mensen gevangen. Zij willen niet meedoen aan de aanbidding van de Koreaanse leider.

Een derde argument: christenen werden gezien als vijanden van het menselijk geslacht. Waarom? Omdat zij niet wensten mee te doen aan de volksfeesten, want die waren doordrenkt van heidendom. Daarmee onttrokken zij zich aan samenbindende activiteiten. De heidense geschiedschrijver uit de eerste eeuw Tacitus schreef: 'Een ontzaggelijk groot aantal werd veroordeeld, beschuldigd van haat tegen het menselijke geslacht. Zij werden niet alleen ter dood gebracht, maar dienden ook om het volk te vermaken. Zij werden in beestenhuiden gewikkeld en door honden verscheurd; anderen werden gekruisigd, weer anderen verbrand om de nacht te verlichten wanneer het licht van de dag verdwenen was.'

Eenzelfde lot ondergingen de christenen in Duitsland. Jongeren die zich niet wilden aansluiten bij de Hitlerjugend of de Bund Deutscher Madel, werden gepest, getreiterd, in elkaar geslagen. Evenzo christenkinderen in de USSR en andere communistische landen die geen lid wensten te worden van de Rode Jeugd. Vier jaar geleden overleed ds. Pastor Guyla, een Hongaars predikant. Kort voor zijn dood vertelde hij altijd rugklachten te hebben overgehouden omdat hij vanwege zijn weigering deel te nemen aan een communistische jeugdorganisatie ten minste acht keer met stokken en knuppels in elkaar was geslagen.

Een laatste argument had te maken met geruchtvorming. Christenen zouden zich schuldig maken aan het eten van vlees en bloed van mensen, aan kinderroof en andere gruwelen. Evenzo hebben de joden dat ervaren tijdens pestepidemieën in de Middeleeuwen. Doordat zij zich hielden aan de ceremoniële wetten, werden zij niet getroffen door ziekten als de pest en de cholera. Dat riep verdenking op dat zij water en voedsel hadden vergiftigd. Gerucht- en negatieve beeldvorming is sindsdien het lot van veel christenen geweest. En er was nauwelijks tegengif. Ook al probeerde Diogenes in zijn brief en velen na hem te overtuigen dat christenen niet anders zijn maar anders doen, ze bleven de zondebok. Tot op de dag van vandaag. In Duitsland is nog maar een jaar geleden een heftig debat in de media gevoerd over orthodoxe christenen die hun kinderen zouden hersenspoelen doordat ze een strenge opvoeding gaven.

Samenvattend. Er waren dus vier argumenten tegen de christenen waarom zij vervolgd werden:
a. Ze beschouwden Christus als de enige Weg, de enige Waarheid.
b. Ze wilden niet meedoen aan de keizercultus, bogen niet voor ideologieën.
c. Ze weigerden mee te doen aan allerlei volksvermaak en werden daarom als outcasts beschouwd.
d. Ze waren onderwerp van laster.

Hoe het lijden te ervaren?
Nu de vraag: Hoe hebben christenen sindsdien dat lijden ervaren? Als je de gruwelen leest die ze hebben doorstaan, wordt het je bang te moede. Wat een leed, wat een pijn, wat een verdriet! De last van het kruis is menselijk gezien ondragelijk. Ik roep toch nog even in herinnering dat de apostelen verblijd waren omdat zij waardig waren geacht smaadheid te dragen vanwege hun belijden van de Naam van Christus.

Het eerste en meest fundamentele punt is dat de kerk de eeuwen door de realiteit van het lijden steeds heeft ervaren als een gegeven. Het behoort tot het kerk-zijn. In de wereld zult gij verdrukking hebben. Dat staat vast. Daarover is geen discussie. De Schotse reformator John Knox, die zelf vanwege zijn reformatorische overtuiging gevangen heeft gezeten op de galeien, schreef in 1559 aan een van zijn vrienden: 'Vanwaar uw vertwijfeling nu de vijand oppermachtig schijnt? Christus heeft Zijn kerk niets anders beloofd dan het kruis hier op aarde te dragen. Neem Mijn kruis op en volg Mij. Het is de meest gewone staat van Christus' gemeente dat ze leeft in druk.'

Dat klinkt ook door in het getuigenis van de Chinese voorganger Li Pao, die tijdens een toespraak tot westerse christenen poneerde dat de situatie van zijn thuisgemeente, die leeft in de verdrukking, bijbels gezien normaler is dan die van de Amerikaanse gemeenten, die geen strobreed in de weg wordt gelegd. 'De christelijke gemeente is een strijdende gemeente, geen rust minnende.' En de gereformeerde theoloog C.B. Bavink schreef: 'Het behoort tot het wezen van de christelijke kerk dat zij Christus' kruis draagt. Daarom is zij van het begin van haar optreden in de wereld altijd vervolgd en zal zij vervolgd worden tot de dag van de wederkomst van de Heere.'

Het tweede punt is dat de volgelingen van Christus de vervolging als een bijzondere genade zagen. De apostelen waren verblijd dat zij waardig waren geacht smaadheid te dragen. Dat betekent dat zij het voorrecht kregen. Toen in 180 in het Noord-Afrikaanse stadje Scili zes christenen ter dood werden veroordeeld, zei hun woordvoerder Speratus na het uitspreken van het vonnis dat ze zouden worden onthoofd: 'Laat ons God danken voor de bijzondere gave die Hij ons schenkt.'

Zo bemoedigde ook Luther de Nederlandse hervormingsgezinden toen hij hun een brief schreef naar aanleiding van de terechtstelling van Hendrik Voes en Johannes van Essen in 1523 in Brussel. 'Aan u is het als eersten in de gehele wereld gegeven het Evangelie niet alleen te horen en Christus te erkennen, maar ook de eersten te zijn die ter wille van Christus schade en schande, angst en nood, gevangenis en gevaar lijden. En ge zijt nu zo vol van vrucht en kracht geworden, dat gij het ook met eigen bloed begoten en bekrachtigd hebt, daar nu die twee edele kleinoden van Christus te Brussel hun leven gering geacht hebben, opdat Christus met Zijn Woord geprezen zou worden.' De Russische baptistenvoorganger Georgi Vins, die in 1979 na jarenlange gevangenschap vanwege zijn geloof door de Sovjet-autoriteiten werd vrijgelaten en naar Amerika kon reizen, stelde in een interview voor CNN: 'Het is voor een christen gemakkelijker te leven onder de schaduw van de vervolging dan in het kunstlicht van de vrijheid. In de donkere uren van verdrukking is het licht en de warmte van Christus het meest nabij.' De conclusie is helder: Voor de kerk is het lijden realiteit, deel van het bestaan van de kerk. Christenen zagen het lijden zelfs als bijzondere genade.

Het kruis een symbool
Dat thema van lijden, verdrukking, vervolging, hoe werkte dat door in de cultuur? Want als het een wezenlijk onderdeel is van het kerk-zijn en het werd gezien als genade, dan moet dat ook binnen de Joods-christelijke cultuur van het Westen zijn terug te vinden. Dat kan niet anders.

Daarvan zijn talloze voorbeelden te geven. Ik noem er twee. Als je plattegronden van middeleeuwse plaatsen bestudeert, valt op dat er steeds sprake is van een vast stramien: de kerk vormt het hart van de stad of van het dorp. En om de kerk is de begraafplaats. Bezoekers van de kerk, van het centrum van die plaats worden zo herinnerd aan de eindigheid van het leven, aan het lijden. Maar dat is niet hopeloos. De kerk is herkenbaar aan de toren met spits. Die wijst naar boven. Er is perspectief, eeuwigheidsperspectief.

In de kerk vinden bezoekers het kruis. Dat is het tweede voorbeeld. Als er één teken kenmerkend is voor de christelijke beschaving, is het wel het kruis. Dat is opvallend, vooral als men bedenkt dat dit oorspronkelijk in de heidense wereld het symbool was voor de meest gruwelijke, meest vernederende martelingen. Niet alleen bij de Joden, maar ook bij allerlei andere volken in de Oudheid was de kruisdood een bijzonder smadelijke dood.

Dat symbool van vernedering en marteling is in de christelijke wereld het meest kenmerkende symbool geworden. Al in de tweede eeuw duidde de apologeet Tertullianus de christenen aan als 'degenen die het kruis geloven' en Clemens van Alexandrië noemde het kruis 'het hoogste teken van de Heer.' Van symbool van marteling ontwikkelde het kruis zich tot het symbool van herkenning, van verlossing, en daardoor tot symbool van hoop. Christenen waren het volk van het kruis, het volk dat door lijden naar de overwinning ging.

Natuurlijk is die laatste cormotatie heel duidelijk terug te vinden bij het optreden van Constantijn de Grote, die na een nachtelijk visioen in 312 besloot het kruis op de schilden van zijn soldaten aan te brengen en daarop de overwinning op zijn rivaal behaalde. Dat was ook de aanleiding voor zijn besluit om christenen vrijheid te geven. Maar juist die overwinning van Constantijn was voor christenen een bewijs dat het kruis, het lijden niet hopeloos was. Het bracht na veel moeite en verdriet ook het goede. Om dat te onderstrepen verbood Constantijn de kruisiging als vorm van doodstraf en mochten schavotten niet langer cruces (kruisen) worden genoemd, maar patibula, dwarsbalken.

Het kruis werkte op allerlei manieren door in de westerse cultuur. Zo heeft dat symbool in de christelijke wereld een geweldige invloed op de architectuur uitgeoefend. Veel kerken hebben niet alleen het kruis als ornament, maar zijn in de kruisvorm gebouwd. Wie in een grote middeleeuwse kathedraal rondloopt, ontmoet als het ware in steen vormgegeven theologie van het kruis. Dat kruisteken ziet men ook terug in de vlaggen van sommige christelijke naties, zoals die van het Verenigd Koninkrijk. Dat vaandel verenigt drie kruisen in zich. Het Rode Kruis is wereldwijd bekend als het teken van redding en verlossing in nood. Kortom, de westerse, de christelijke cultuur is gestempeld door het kruis, het symbool van lijden en het symbool van verlossing en hoop.

Weten wij er raad mee?
Verdrukking en vervolging als de gewone toestand waarin de kerk verkeert. Lijden dat voor christenen een bijzondere genade is. En dan ons leven hier in het vrije, welvarende, democratische Westen. Daar zit wel enig licht tussen. Hoe krijg je dat bij elkaar? Ja, we weten van vervolging. We denken aan verdrukte christenen. Met gulle hand, dat hoop ik tenminste. Liever nog met gevouwen hand, dat is nog beter. Maar toch het is ver van ons bed.

Laten we eerlijk zijn: met het lijden van de kerk weten we eigenlijk geen raad. Dat is de situatie waarin we als christenen in ons mooie Nederland verkeren. Natuurlijk zijn er wel eens zorgen over de toekomst van de kerk. Zeker als je let op de opkomst van de Islam, van het modem libertijns denken. Waar moet dat heen? Niemand die zit te wachten op vervolging, op lijden, op marteling. Terecht. Je hoeft het kruis niet te zoeken, maar je moet er wel mee rekenen. In de wereld zul je verdrukking hebben. Als je tenminste de naam van Christus, de groter Kruisdrager, serieus neemt en van harte wilt dragen.

De Deense filosoof uit het begin van de negentiende eeuw S0ren Kierkegaard heeft gezegd: 'In onze tijd bestaat vervolging niet meer. Men heeft het christendom zo karakterloos gemaakt, dat er niets meer te vervolgen valt.' Dat is een veelzeggende uitspraak. Het christendom is zo karakterloos dat het niet meer te vervolgen valt. Is ons daarmee niet een beeld voorgehouden waarin we ons moeten herkennen? Waarom hangen we aan de lippen van degenen die hier komen getuigen van hun ervaringen met de vervolging in Rusland, in China, in Korea, in islamitische landen? Is dat omdat ze helden zijn? Zo zien ze in ieder geval zichzelf niet. Dat is echter vaak omdat we met jaloersheid horen doorklinken hoe de harten van deze christenen branden van genegenheid voor de dienst van God.

Het lijden van de kerk is niet hopeloos. Het is een doorgang tot groter heerlijkheid. En het is een oproep om getrouw te blijven. Zoals de Engelse apologeet CS. Lewis (1898 - 1963) zei: 'God fluistert tot ons in onze vreugde; Hij spreekt in ons geweten, maar Hij roept luide in ons lijden. Dat lijden is de megafoon om de dove wereld wakker te roepen.' Johannes zag in Openbaring 7 vier engelen staan op de vier hoeken der aarde. Zij moesten de wind inhouden. Daarop kwam de grote Engel van de opgang der zon. Hij riep de 144.000 tezamen. En daarna was er een schare die niemand tellen kon, staande voor de troon en voor het Lam, met lange witte klederen en met palmtakken in hun hand. Zij riepen met grote stem zeggende: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit en het Lam. Een van de ouderlingen vraagt: Wie zijn zij en vanwaar zijn zij gekomen? En dan is het antwoord: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams. En dan komt het vervolg. Het Lam zal hen weiden. (...) en God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Hun levensweg liep van strijd naar overwinning. Zij hebben geleden voor het kruis en hebben overwonnen door het kruis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 september 2006

Driestar bundels | 115 Pagina's

De genade van het lijden

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 september 2006

Driestar bundels | 115 Pagina's