Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op weg naar Damascus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op weg naar Damascus.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handelingen 9 : 1 en 2.

„En Saulus blazende nog dreiging en moord tegen de discipelen des Heeren, ging tot den Hoogepriester, en begeerde brieven van hem naar Damascus aan de synagogen, opdat zoo hij eenigen die van dien weg waren, vond, hij ze, beide mannen en vrouwen, zoude gebonden brengen naar Jeruzalem."

De verhoogde Middelaar had, toen Hij van deze aarde waar Hij den losprijs had betaald, wederkeerde naar de woningen des hemels,de zijnen plechtig beloofd: „Zie>Ik ben met ulieden alle de dagen tot de voleinding der wereld, Amen!" Terwijl Hij zijne handen zegenend uitbreidde,voer Hij op naar het Vaderhuis.
Hij voerde de gevangenis gevankelijk en nam gaven om uit te deelen aan wederhoorigen om altijd bij Hem te wonen! De opdracht moest vervuld: „Gaat dan henen in de geheele wereld: predik het evangelie allen creaturen." De andere Trooster, de Heilige Geest?was uitgestort en de discipelen waren begonnen van Jeruzalem om den verhoogden Middelaar te prediken, als rechter van levenden en dooden. Als het Lam dat was geslacht! En de Heere deed dagelijks toe tot de gemeente die zalig wordt. Maar de apostelen bleven nog in de omgeving van Jeruzalem en Samaria. Doch het evangelie moest ook verder worden uitgedragen. Ook daarvoor zorgde de Koning. Wat gebeurde toch? Er brak een geweldige vervolging uit tegen de gemeente Gods van de zijde der Joden. Stefanus werd gesteenigd en gaf den geest. Hij zag den hemel geopend en zijn aangezicht blonk gelijk de zon. Door de reten van zijn bijna verbrijzeld aarden vat scheen het licht des hemels. Zijn laatste blik was naar den hemel, waar hij Immanuël zag aan de rechterhand Gods; zijn laatste getuigenis gold den Heere der heerlijkheid. Zijn laatste zorg zijnen geest, dien hij beval in de handen van Jezus. Zijn laatste gebed betrof zijnen vijanden. Hij bidt dat deze uitbrekende ongerechtigheid hen niet zou ten verderve voeren, maar dat goddelijk erbarmen verzoening zou schenken en bekeering. Zoo ontsliep Stefanus. Het dagwerk was gedaan; de vensters naar de straat werden gesloten. „Zij zullen ingaan in den vrede, zij zullen rusten op hunne slaapsteden." En Gods kind vraagt: „Heere hoevele zullen de dagen uws knechts zijn"?
Vrienden die hun leven niet lief hadden voor zichzelven, droegen Stefanus ten grave. Want wij kunnen niet voor Christus leven als wij niet bereid zijn voor Hem te sterven. Zijt gij klaar in den Middelaar? Zullen wij naar onze begeerte in het harnas sterven? Zullen wij op post staan met één voet opgeheven, bereid om te gaan? Genoeg zij het ons, als wij waarachtig mogen weten: „Hetzij dan dat wij leven hetzij dat w | sterven, wij zijn des Heeren!
Maar het gebed van Stefanus zal vrucht afwerpen; of zoudt ge denken, dat het gebed van een man vol des Heiligen Geestes, wiens aangezicht blinkt en die Jezus ziet, staande aan de rechterhand (Gods, vruchteloos zal zijn? Immers neen! Onze uitgaande levensvonk moge het goddelijk licht doen ontvlammen in een vuurbrand der hel of een brandende pit of rookende vlaswiek.
Bij Stefanus was het zoo! Want, toen hij werd gesteenigd, stond daar een jongeling genaamd Saulus van Tarsen, die de kleederen bewaarde en mede een welgevallen had in den gewelddadigen dood van Stefanus! Hij was vervuld met bitteren haat tegen Gods gemeente. Hij was een jonge man, die als een ellendige moordenaar, door zijne misdaden reeds tot de hel verzonken was!
De gemeente werd verstrooid en zoo had de prediking des evangelies voortgang.
Want de verstrooiden werden verkondigers van dien eenigen naam, door welken zij zaligheid en vrede hadden verworven. Zóó had Gods plan voortgang! Zóó werd Hij verheerlijkt in de redding van zondaren. Hij maakt zich een eeuwigen naam! Hij bereikt immer zijn doeleinden. De wagen van Gods voorzienigheid rijdt ook heden zegenrijk voort door het midden der wereld.
Maar het werkprogram van den Koning der Eere reikte verder; omspande grooter gebied. Daarom ging Jezus het instrument Zijner keuze scheppen om heidenapostel bij uitnemendheid te zijn. Wie zal tot Hem zeggen: wat doet Gij? Hij heerscht als Opperheer dat elk Hem juichend eer! Hij regeert en zal zijn almacht toonen. Zou voor den Heere iets te wonderlijk zijn? Daden als Gods groote daan treft men nergens elders aan. Daarom wil nauwkeurig op zijn werken en der zeiver uitkomst merken. Ja, dat Gods kinderen onder de lezers daarvan spreken dag en nacht.
Ziet ge daar ginds een groep menschen voorttrekken? Ze hebben blijkbaar haast. Want al brandt de Oostersche zon in het middaguur, ze trekken toch voort. Ze zoeken blijkbaar geen beschaduwde plek zooals gewoonlijk geschiedt, om beschut te zijn tegen de hitte. Neen, het kan blijkbaar geen uitstel dulden! Ze moeten voort, want er is groote haast bij hun werk! Vooral de aanvoerder brandt van ijver! Wie is dan de hoofdpersoon van den stoet? Wel, diezelfde jonge man, van wien het Woord ons meldt dat hij mede een behagen had in den dood van Stefanus. Saulus van Tarsen!
Hij was geboren in Tarsus in Cilicië, uit Joodsche ouders. Waarschijnlijk waren zijn ouders iri 4 voor Christus bij de verovering van Gischala in het Noorden van Galilea, door Varus, naar Tarsus verbannen, als krijgsgevangenen. Maar vóór de geboorte van hun zoon Saulus zijn zij vrijgelaten en Romeinsche burgers geworden. Immers Saulus bezat door geboorte het Romeinsche burgerrecht. Als Romeinsch burger moest hij ook een Romeinschen naam ontvangen. Zoo noemde zijn vader hem Paulus. Hij was uit den stam van Benjamin, uit een Farizeesch geslacht, en opgevoed in strengen eerbied voor de wet. Een Hebreeër uit de Hebreeërs, naar de wet een Farizeeër, naar de rechtvaardigheid die uit de wet is onberispelijk. (Filipp. 3 : 5). Door zijn geboorte in de Hellenistische s'ad werd hij bekend met het Grieksch. Toen hij een knaap was van omtrent twaalf jaar oud, ging hij naar Jeruzalem om verder te worden opgevoed als leerling van Gamaliël. Daar leefde hij ten huize van een zuster (Hd!. 22 : 3 en 23 : 16) en werd hij grondig onderwezen in de inzettingen der ouden, die ook in zijn eigen famiPe leefden. Hij nam in het Jodendom toe boven velen van zijn ouderdom in zijn geslacht, zijnde overvloediglijk ijverig voor zijn vaderlijke inzettingen. (Gal. 1 : 14).
De ijver van het natuurlijke hart voor de wet der vaderen was hem een levenskwestie en door gehoorzaamheid aan de geboden zocht hij voor God rechtvaardig te worden. Hij ijverde, doch in zijn vijandschap tegen God!
Verder toch kan de natuur het nooit brengen! Immers wij kunnen van nature nooit Gode behagen en onze vijandschap openbaart zich niet het minst in onzen godsdienst. Hij had geen oog voor Hem die gekomen was om de wet en de profeten te vervullen. Hij blaakte van vijandschap tegen God en zijn Gezalfde!
Zie, daar trekt hij voort! De reis is naar Syrië en wel naar de hoofdstad Damascus. Een zeer oude stad, die reeds bestond ten tijde van Abraham, die er zijn knecht Eliëzer vond op zijn tocht uit zijn geboorteland naar Kanaan.
Zes dagreizen waren noodig van uit Jeruzalem om deze plaats te bereiken.
Hij zal weldra het doel van den tocht hebben bereikt, want het is heden de zesde dag. Nog vóór de avond daalt hoopt hij zijn intrek te kunnen nemen in Damascus en zijn werk te beginnen. Het doet ons denken aan het woord van den Heere Jezus in den nacht des verraads tot Judas gesproken: „Wat gij doet, doet dat haastelijk! Maar door een eeuwig wonder van goddelijk erbarmen zal hij worden gestuit in zijn voornemen en niet den weg van Judas opgaan, maar den weg van de droefheid naar God, die eene onberouwelijke bekeering werkt tot zaligheid. Waarom? Waarom? Hij zal eenmaal vol teedere ontroering bewonderend stamelen: „Die mij heeft lief gehad en zich voor mij heeft overgegeven! Zoo ontfermt Hij zich diens Hij wil!"
Hij was nog „blazende dreiging en moord tegen de discipelen des Heeren."
De schrikkelijke vervolging door het Joodsche sanhedrin stond onder zijn leiding. Maar de woede der vijanden des evangelies was als een storm die het vuur slechts aanblaast, opdat de Pinkstervlam er velen zou ontsteken in heilig vuur en verlichten ten eeuwigen leven.
Saulus wenschte te dooden en te vervolgen. Zijn oog is gericht op Damascus, waar ook reeds een schare discipelen was toegebracht door de macht van Jezus en Zijn Woord. Naaman de Syriër had zich eenmaal gebaad in de wateren van den Jordaan, nu zullen de wateren van Syrië weldra dienst doen om een vervolger het bad des doops te bereiden gelijk zeker reeds meer dan een in die wateren was gedoopt! Gedoopt ook in het bloed des Lams!
Hij had brieven van het sanhedrin te Jeruzalem en den hoogepriester om te binden en naar Jeruzalem te voeren beide mannen en vrouwen. Ook de swakke vrouw zou niet worden ontzien. Gelijk zij in den morgen der opstanding de eerste was die uitging naar Jezus' graf en eene vrouw Hem het eerst mocht ontmoeten, zoo heeft Jezus haar de eere ook geschonken om bloedgetuige te zijn.
In Samaria had het sanhedrin geen gezag, maar wel in Syrië en het verre Oosten. Bovendien was ook de stadhouder van Syrië op de hand der vervolgers.
Wij denken aan Elia, die ook eenmaal met haast voorttrok naar Damascus om op Gods bevel Hazaël te zalven tot koning van Syrië. Maar hier een Saulus gedreven door den duivel. Daar ligt Damascus als een oase in de wildernis. Maar Saulus gaat niet op Gods bevel, maar staat, zoo merkten we op, in dienst van den vorst der duisternis, die op aarde geworpen is; de oude draak!
Hij heeft de vrouw vervolgd die het Jongske gebaard had. En de slang werpt uit haar mond achter de vrouw, water als eene rivier, opdat hij haar door de rivier zoude doen wegvoeren. De draak is vergrimd op de vrouw en voert krijg tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods bewaren en de getuigenis van Jezus Christus hebben.
Maar geen nood, want zij hebben hem overwonnen door het bloed des Lams en door het woord hunner getuigenis, en zij hebben hun leven niet lief gehad tot den dood toe. Wat zou het ook Saulus baten hen te vervolgen en te dooden?
„Hij was blazende dreiging en moord."
Het was alsof moord en dreiging de bron en eveneens de bestanddeelen van zijn adem waren. Wat is de mensch! Hoe was het mogelijk? Hij had het aangezicht van Stefanus zien blinken! Hij had zijn getuigenis gehoord! Hij had hem blijmoedig zien sterven! En . . .. bleef blazende dreiging en moord!
Zoo is ons hart! Wat zal Paulus later met machtige, aangrijpende woorden getuigen: „Daar is niemand die verstandig is, daar is niemand die God zoekt. Hunne keel is een geopend graf; welker mond vol is van vervloeking en bitterheid; hunne voeten zijn snel om bloed te vergieten; vernieling »en ellendigheid 'js in hunne wegen en den weg des vredes hebben zij niet gekend."
Wat is de mensch! Al stiet gij den dwaas met een stamper in het midden van het fijngestooten graan, hij zou zijn dwaasheid niet van hem aflaten.
n den nacht des verraads viel de schare achterwaarts ter aarde, door een machtwoord van Jezus — en zij stonden op — en grepen Hem. Wat hebben alle roepstemmen in uw leven uitgewerkt M. L.?
Lezen wij niet in de Openbaring, na de geweldige oordeelen Gods: „En de overigen bekeerden zich niet?" Ja, lezen we niet: „En zij kouwden hunne tongen van pijn — en .. lasterden den God des hemels?" Wat is de mensch!
De mensch is zoo verdorven dat hij weigert voor God . .te vallen; dat hij weerstaat tot het bittere einde! Daarom zal in de heerlijkheid er niet één zijn, die eigen hand zal kussen, maar aller lied zal zijn: „Door U, door U alleen om het eeuwig welbehagen! M. L. zult ook gij het volhouden tot het bittere einde? Wat heeft onze Schepper en Formeerder ons dan wel misdaan? Durft gij bestaan te twisten met zijn macht? Ach, heden, hoor de stem van Zijn erbarmen: „Kust den Zoon van ouds u toegezeid! Hij heeft geen lust in uwen dood, maar daarin dat gij u zoudt bekeeren en leven.
Ja, zoo belijdt onze ziel, ziende op dien woedenden Saulus: „Gij zijt mij te sterk geweest en hebt overmocht." Wij waren niet beter. God vond ons als Zijne vijanden.
Welk een dreigend gevaar hing er boven de gemeente te Damascus. De Heere is wonderlijk van raad. Waarom doet Hij zijn gemeente en kind aldus wedervaren? Hij wil hun geloof oefenen en beproeven. De vervolger nadert; zijn papieren zijn in orde; weldra zal hij weerkeeren met een lange stoet gevangenen, mannen en vrouwen. Zoo denken ze; zoo vreezen ze, zoo hoopt Saulus!
Maar wie zoekt hij eigenlijk? Degenen „die van dien weg waren", zoo lezen we. Zijn „van dien weg", werd een uitdrukking om de gehate secte der christenen aan te duiden. Merkwaardige uitdrukking, die de zaak waar het om gaat, in het hart raakt. Van dien weg zijn; wandelaar op het smalle pad! Ja, van den weg zijn, door Hem, die de Weg, de waarheid, en het leven is! Zalig wie door Hem inging, als de deur in den stal der schapen; als de Weg Hem leerde kennen, die voert tot den Vader. Hij heeft de klove overbrugd; Hij is de weg! Zalig als onze ziel leerde, in de schaduw van den dood gezeten, terwijl de afgrond loeit en het gedruisch der wateren groeit en al Gods baren onze benauwde zie! vervaren, zalig, wie dan dien lichtenden Weg voor liet geloofsoog ziet glanzen. De Weg tot den Vader! De Weg om met God te worden verzoend! Paulus zal later van degenen die van dien weg zijn, getuigen dat zij aller uitvaagsel en afschrapsel zijn — maar op weg naar Jeruzalem dat boven is. M. L., zijt gij „van dien weg?" Dat zijn tevens „de discipelen des Heeren". Leerjongens Christi, om door Hem als den hoogsten profeet te worden wijs gemaakt tot zaligheid. Die weg leidt ten leven!
Het was der gemeente bang voorwaar, maar de altoos wijze raad des Heeren is toch immer een liefderaad, voor Zijn Kerk.
Dat de Heere toeliet dat hij brieven ontving en de stad naderde, doet ons zien, dat God Zelf de tijdsgelegenheid, die voor eenige daad het meest geschikt is, nauwkeurig bepaalt. Zeker, Hij had Saulus eerder kunnen tegenkomen en hem die in zoo groote woede overijld naar het verderf spoedde tegen zijn eigen wil in tot de voorgestelde zaligheid kunnen roepen. Daarmede zou Hij, naar het schijnt, den vromen veel angst en vreeze hebben bespaard. Maar hierdoor komt des Heeren weldaad te beter uit, dat Hij den muil van den grijpenden wolf beteugelt op het oogenblik zelf dat hij op de schapen instormt.
Ook zien wij dat de vermetelheid des menschen door voorspoed op wonderlijke wijze toeneemt. Maar zijn goedheid is in nood en dood voor Zijn volk oneindig groot! Hij zal niet begeven en niet verlaten!
Ook al zouden ze gebonden zijn gevoerd naar Jeruzalem, zij waren toch vrij! „Wie zal ons scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus onzen Heere! Vervolging of benauwdheid of honger of zwaard, of naaktheid of gevaar? Want om uwentwil worden wij den ganschen dag gedood!"
Maar neen, geen nood! Hij zal hen louteren door het lijden. En wij weten als het goud in den smeltkroes is, de smelter in de nabijheid is!
Daar trekt Saulus voort. Damascus is in het gezicht! Nog enkele uren en Hij heeft zijn aanvankelijk doel bereikt.
Maar God heeft geen haast, want Hij is immer zeker van zijn doel!
Saulus zal vallen en nog eer de nacht hare vlerken over de aarde spreidt bekennen, zooals Manasse weleer, dat de Heere God is.
Zoo ontfermt Hij zich dan diens Hij wil!
Het brieschend paard moet eindelijk sneven en — Saulus zal eeuwig leven.
De ontfermingen Gods zijn zeer wonderbaar. Ook weet het onze ziel zeer wel!
De barmhartigheid roemt tegen het oordeel, opdat de lof Godes zij!

BAARN. KIEVIT.

P.S. Vorig nr., kolom 7, regel 14 v.o.: „Komen wij allen", lees: „komen wij a l l e e n ,

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 oktober 1931

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Op weg naar Damascus.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 oktober 1931

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's