Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervuld met den Heiligen Geest.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervuld met den Heiligen Geest.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hand. 9 vs. 18: En terstond vielen van zijn oogen gelijk schellen, en hij werd terstond wederom ziende, en stond op, en werd gedoopt.

Zoo heeft Ananias zijn boodschap gebracht. Zie, zijn handen zijn nog zegenend uitgebreid over het hoofd van Saulus. En het zinnebeeld werd in hem vervuld door de kracht van Christus, die óók voor Saulus den vloek had gedragen. Ja, waar de barensweeën van den nieuwen mensch zich drie dagen achtereen hadden doen gevoelen, is thans het geboorte- uur aangebroken en de Doorbreker gaat door en Saulus breekt door tot het volle licht des levens in Christus Jezus.
Zie, daar vallen als schellen van zijne oogen er hij wordt weer ziende. Hij, die hem blind maakte op den weg naar Damascus maakt hem door een wonder ook weer ziende. Die verblinding was het teeken van het oordeel over zijn ziel. Het werd nacht voor hem; de donkerheid zijns harten; de zucht naar licht en leven was uitgebeeld in de blindheid zijner oogen. Maar het ging hem als den blindgeborene, op wiens oogen de Heere Jezus slijk streek en hem heenzond naar het badwater Siloam, om zich te wasschen, opdat hij ziende werd. De opening van de oogen van Saulus is een teeken der verzoening. Want Jezus is nu in zijn hart geopenbaard.
Heeft hij het ons zelf niet gezegd als hij schrijft aan de Corinthiërs: „Want God die gezegd heeft dat het licht uit de duisternis zoude schijnen, is degene, die in onze harten heeft geschenen, om te geven verlichting van de kennis der heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jezus Christus."
Gelijk God, de Schepper der wereld, de klaarheid afer zon over ons uitstort, en oogen geeft om deze klaarheid te genieten, alzoo licht ons de Verlosser in den Persoon des Zoons door het evangelie. Doch, omdat wij blind zijn zoo zou dit tevergeefs zijn, zoo Hij ook niet door zijn Geest onze harten verlichtte. Hij opende Saulus de oogen des verstands opdat hij den Waarachtige mocht kennen en maakte hem bekwaam om het licht des evangelies te zien in het aanschijn van Jezus Christus, die het beeld des Vaders is. Zie, hij mag God zien, zooals Hij in Zijn eeniggeboren Zoon verschijnt als de Vader van alle barmhartigheid en de God des vredes, die vrede gemaakt heeft door het bloed des kruises. Welk een licht gaat er nu op voor zijn ziel. Ja, wie zal zeggen, of hij in de diepte van ervaring der genade niet reeds Ananias vooruit is, die zijn handen zegenend over hem houdt uitgebreid. Hem is te beurt gevallen wat de profeet getuigde: „Die in de duisternis zijn gezeten en in een land van de schaduw des doods, over dezelve zal een licht schijnen. Saulus was duisternis geweest, maar nu werd hij licht in den Heere, want de Zonne der gerechtigheid ging over hem op, en hij werd omvangen als met vleugelen, waaronder genezing was voor zijne ziel. De donkerheid zijner onkunde maakt plaats voor de kennisse van den Waarachtige; de duisternis zijner vijandschap wordt verdreven door het licht der liefde, dat zijn hart doet ontvlammen. „Hij heeft ons het verstand gegeven opdat wij den Waarachtige kennen en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijnen Zoon Jezus Christus."
Lezer, kan dat ook van u werden gezegd? Wij wandelen van nature door de duisternis naar de eeuwige duisternis. Wij verkeeren onder de heerschappij van den vorst der duisternis en doen het werk der duisternis, de zonde. Daarbij betrachten wij niet de wijsheid der Egyptenaren, die in geen drie dagen opstonden van hunne plaats, toen de God van Israël het donker maakte. Neen, wij zitten in den nacht onzer zonde niet stil, maar dartelen voort als ware het klaarlichte dag. Wij dartelen aan den rand van den bodemloozen put.
Was het niet eene ontstellende ontdekking toen wij ons zelf alzoo zagen en leerden kennen? Elk oogenblik kon de afgrond zich openen voor onzen voet, elk oogenblik kon ook de Rechter van hemel en aarde ons stellen in het onuitblusschelijke licht van Zijn rechterstoel en dan geen Borg te kennen, die inging in de donkerheid des oordeels en klaagde, Mijn God, Mijn God waarom hebt Gij Mij verlaten? De zon trok haar licht in en mocht niet meer over Hem schiinen. De hemel en de aarde keerden zich tegen Hem.
Welk een wonder van ontferming is het dan ook, als de Ster in Jacob opgaat in onze ziel; als de Opgang uit de hoogte ohs bezoekt met de innerlijke bewegingen der barmhartigheid, om onze voeten t~ richten op den weg des vredes.
Zie nogmaals Saulus nedergeknield ter aarde, onder de uitgebreide handen van Ananias. Hij vertelt er zelf van: „En terzelfder ure werd ik ziende op hem." (Hdl. 22.)
Saulus heft zijn hoofd op en ziet Ananias staan. Hij blikt in zijn zegenende handen. Doch zeker heeft hij ook voor het oog des geloofs zien schitteren de Zonne der gerechtigheid. De nacht is voorbij gegaan en de dag is aangebroken. Er geschiedt echter nog meer. Hij wordt niet alleen ziende. Ananias had tot hem gezegd: „Saul, broeder, de Heere heeft mij tot u gezonden, namelijk Jezus die u verschenen is op den weg dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden." Ook dit geschiedde in die oogenblikken.
Vervuld met den Heiligen Geest.
Deze uitdrukking komt in de Heilige Schrift meermalen voor. We lezen van Johannes den Doo per dat hij vervuld was met den Heiligen Geest van zijns moeders lijf aan. En op den Pinksterdag werden zij allen vervuld met den Heiligen Geest. Doch het wordt ook gezegd van Elisabeth en Zacharias, haar man. Ook wordt het afzonderlijk vermeld van Petrus, toen hij stond voor den Joodschen Raad. Ook van Paulus staat het geschreven, toen hij getuigde tegen Elijmas den toovenaar. Doch, ook in het oude Verbond lezen we van Jozua, dat hij een man was, in welken de Geest was. Dan lezen we ook nog van hem: „Jozua was vol van den Geest der wijsheid, want Mozes had zijne handen op hem gelegd."
Doch genoeg voorbeelden, waaruit ons kan blijken dat het vervuld zijn met Geest onderscheiden beteekenis kan hebben.
Immers de mate der bedeeling is onder Oud- en Nieuw Verbond verschillend. Bij Jozua was niet die volheid, die op den Pinksterdag geopenbaard werd.
Zacharias en Elisabeth stonden nog op den drempel der Nieuwe bedeeling. Doch met de vervulling van den Pinksterdag, kwam de Heilige Geest persoonlijk wonen in Gods Kerk, om beide den Vader en den Zoon te verheerlijken in het hart, met een klaarheid als tevoren niet werd gekend en daarom ook met eene diepte van zaligheidservaring, die de ervaring van den ouden dag teboven ging.
En wanneer we nu bovendien lezen van Petrus en Paulus dat ze spraken: „vervuld met den Heiligen Geest", wijst dit er op, dat bij hun spreken, niet zij spraken, maar de Geest des Vaders die in hen sprak, om hen onfeilbaar te leiden in dat spreken. Het wijst dan op den drang der ziel, door den Heiligen Geest vervuld, om te getuigen van Christus.
Doch genoeg. Staan wij nader bij het wonder stil van dat vervuld worden met den Heiligen Geest hier bij Saulus van Tarsen.
Een wonder is het! Een verbazingwekkend wonder! Te groot om in te denken!
Paulus schrijft aan de Romeinen: „Vervuld met alle ongerechtigheid." En de Heere klaagde, dat de aarde vervuld was met wrevel. Wat is het hart des menschen van nature vervuld met de dingen der aarde. Daar is niemand die God zoekt. Vervuld met vrome en vervuld met goddelooze goddeloosheid, Maar ledig van God en Zijn Christus en Zijn Geest. Daarom was nu Saulus eerst ontledigd door den Geest des oordeels; maar daarbij hield de Geest zich verborgen.
Doch, nu daalt de Geest in zijn ontledigd hart en laat zij licht schijnen over Jezus die een gestalte in hem verkrijgt. Hij is niet slechts dierbaar aan en voor zijn hart, maar is geopenbaard in zijn hart tot zaligheid.
Vóór den Pinksterdag lezen we wel, dat Jezus zegt van den Geest: „Gij kent Hem en Hij zal bij u blijven, maar met den Pinksterdag zal het worden: En Hij zal in U zijn." Saulus wordt vervuld met den Geest, en die Geest doet Hem Christus kennen als Zijn Borg en Middelaar; doet hem den Rechter onderscheiden als bevredigd in het offer; doet hem licht opgaan over krib en kruis; opstanding en hemelvaart. Zal hem doen roepen „Abba Vader" en hem steeds dieper ontsluiten de waarheid Gods. Doch ook ambtelijk wordt hij toegerust met dien Geest, die hem zal in staat stellen om Jezus Naam te dragen voor de heidenen en de koningen en de kinderen Iskraëls; zal hem doen roemen in de verdrukkingen, als hij om Jezus naam veel zal moeten lijden, Die Geest zal hem gaven en krachten verleenen tot zijn bediening. Die Geest zal hem verzegelen en strekken tot onderpand der hemelsche erfenis. Vol van God! Mochten wij niet zeggen dat het een ondoorgrondelijk wonder is? Vol van God. Hier wil ik wonen! Weet gij niet dat uwe lichamen zijn tempelen des Heiligen Geestes die in u woont?
Doch ik mag u nog een oogenblik bepalen bij dien Geest, die nu woont in het hart, dat drie dagen te voren was blazende dreiging en moord, tegen de gemeente des Heeren. Kom, geef uw hart en zinnen om dezen Geest te beminnen, die Jezus verheerlijkt, en den Vader eert. Vervuld met den Heiligen Geest! Maar dan is er geen plaats voor de wereld in het hart. Zeker, we weten het maar al te wel, dat die volheid niet steeds in het hart zich openbaart. Doch daarop valt thans niet de nadruk. Zie, die Geest is in het hart als Bezaleël, de Werkmeester vol van verstand en wijsheid, geroepen om Gods woning, in de woestijn dezer wereld, te versieren.
Neen, geen beelden der ijdelheid en der zonde sieren de hut des Grooten Konings.
De inwonende Geest maalt Jezus in het hart. Als ge in sommige winkels rondloopt ziet ge altijd uw beeld in de spiegels aan de wanden. Zalig als deze Geest als een Bezaliël, in schoone verven, Immanuël teekent, zoodat wij Hem zien waarheen onze ziel zich ook keert in ons innerlijk zijn. Zie dat beeld, is blijvend in het hart, waarin het schittert. Hoe kan die Geest, Jezus doen schitteren in het heiligdom der ziel. Kent gij, mijn Lezer, zóó den inwonenden Geest? Werd gij er ooit mee vervuld? Dan moet eerst de nacht der zonde zijn geweken en de dag des levens zijn aangebroken, waarvan mag gezegd; „Uwe zon zal niet meer ondergaan en uwe maan haar licht niet meer intrekken, want de Heere zal u tot een eeuwig licht wezen." Dan zijn de eerste dingen voorbij gegaan; zie het is alles nieuw geworden.
Maar wat doet die inwonende Geest al niet in het hart? Hij richt zich een altaar op. Daar stijgen de geurige wolkjes op der verzuchtingen, die als de geur van het avondeten komen voor den troon. Daar klimt de wierook der aanbidding omhoog. Ja, menigmaal zal ook het huis van Saulus' ziel vervuld zijn met den geur. Die Geest leert hem bidden in Jezus' Naam. Leert spellen den Vadernaam!
Die Geest, inwonende in het hart, schrijft de wet op de tafelen der ziel: leert het verstaan, dat de wet is geborgen in de ark des Verbonds; zij vloekt niet meer, maar vraagt in Jezus het leven, aan Hem die boven het verzoendeksel troont. Al wat waarachtig, al wat rechtvaardig, al wat eerlijk, al wat rein, al wat liefelijk, al wat wel luidt, zoo er eenige deugd of eenige lof is, bedenkt dat!
Dat leert de Geest, die Zijn priesterlijk werk vervult in het hart. Ge weet, dat de priesters vóór alles hadden te handelen met het bloed der offers? Maar wie maakt het bloed van Jezus zoo dierbaar voor het hart telkens weer? De Geest! Wie heeft ons geleerd het in Jezus, den Vader, voor te stellen? Wie anders dan de Geest, die in hen woont en bij ons blijft in eeuwigheid?
Wie deed ons de stem des bloeds hooren voor het eerst? Wie doet die stem ruischen in ons binnenste telkens opnieuw? ,,Ik heb niets voorgenomen te weten dan Jezus Christus en dien gekruist." Die mij lief heeft gehad en zich voor mij heeft overgegeven, hoor ik Paulus bewonderend met ontroerde ziel getuigen. „Maar Gode zij dank voor zijne onuitsprekelijke gave". . . . zóó doet hem die Geest spreken, Deze Toe-eigenaar en Besprenger is de Heilige Geest.
Die Geest staat met het ontstoken wierookvat en doet ons oog en hart omhoog staren. Hij geeft aan het gebed inhoud, maar ook vleugels, warmte en diepte. Ja, ook zal men tot Hem komen, om uit Zijn -mond de wet te hooren. Hij doet ons woord met zou besprengd zijn. Hij neemt hen op school. Hij trekt zich wel terug, als Hij wordt bedroefd, maar dan nog klinkt ons tegen het geluid der schelletjes van het gewaad van onzen grooten Priester, Jezus; en wonderlijk openbaart Hij zich weer. Saulus wordt vervuld van den Heiligen Geest! Vol van God!
Zie, nu is de schat in het vat! Hoe groot was de goedgunstigheid Gods over hem! De Schat zal zorgen ook voor het vat; het uitverkoren vat om Jezus naam te dragen. Het vat zal worden gestooten; de Schat wordt gesmaad, maar geen nood: ,,in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft lief gehad. Noch dood, noch leven, noch engelen, noch overheden, noch machten, noch hoogte, noch diepte, zal ons kunnen scheiden van de liefde Gods die daar is in Christus Jezus onzen Heere." Die geloofsroem zal opklinken uit het geheiligde vat. Het uitverkoren vat om Jezus Naam te dragen!
O, wat zal door dien Geest uit dit verkoren vat veel worden gehoord van de diepten Gods; veel worden beluisterd van Zijn wonder ontfermen.
„En stond op en werd gedoopt."
Zoo lezen wij verder van Paulus. Hij stond op van de aarde! Hij was op den weg naar Damascus ter aarde gestort.... gebroken in zijn kracht. Toen stond hij op, verbrijzeld en verbroken, in zwarten nacht zijner ziel. Maar nu. . . . maar nu; ik was uitgeteerd, maar Hij zag op mij neder; Keer mijne ziel tot uw ruste weder, gij zijt verlost, God heeft u wel gedaan. Ja, hier staat hij op en wij zien in hem vervuld het woord des Heeren van oude tijden gesproken; Dochter Sions sta op, uwe zonden zijn u vergeven. Vrede zij u!
In hem triumfeert de kracht van den opgestanen Christus; ja de opgestane Christus zelf, die in hem is komen wonen.
O, velen zijn nooit gevallen en zeggen te zijn opgestaan. Hoe en wanneer is het dan geschied? En stond op! Wij steken het hoofd omhoog en zullen de eerekroon dragen, door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen.
Hij staat op ale een ander mensch — vrede ruischt door de kameren zijns harten. God heeft zich een eeuwigen naam gemaakt.
Hij stond op ten leven omdat de Heere was opgestaan over Sion en de bestemde tijd om genadig te zijn was gekomen. Daarom zal Hij verhoogd worden, opdat Hij zich over ulieden ontferme. Daarom zal Hij in het verbrijzelen niet verschoonen, want de Heere is een God des gerichts.
Welk een verschil met zijn naamgenoot Saul, de koning! Ook van hem lezen we: Toen hoorde hij naar hunne stem en stond op van de aarde. Zie hem daar staan, Saul, in den laatsten nacht van zijn leven, toen hem gezegd was door de toovenares te Endor: morgen zult gij bij Samuël zijn, in het rijk der dooden. Hij was zeer beangstigd geweest omdat de Filistijnen tegen hem krijgden en de Heere hem niet meer antwoordde. Hij was haastelijk ter aarde gevallen, zoolang als hij was, vanwege de woorden van Samuël.
Maar hij stond op en at met zijn knechten en ging weg in dienzelfden nacht. Hij stond op en at en ging zijn eeuwigen ondergang tegemoet! Hij ging naar zijn eigen plaats!
Zie nu hier dezen Saul van Damascus; hij was niet beter geweest, maar hij was anders ter aarde gevallen door de kracht des Geestes, die hem velde. Zie hem nu ook anders opstaan en straks ook anders eten, eveneens op verzoek, maar opdat hij versterkt, de deugden Gods zou verkondigen.
Hij stond op! Op de vraag aan den christen, Paulus, hoe oud hij was, kon hij antwoorden: slechts enkele uren. Waar is thans het verleden, dat zoo luide tegen hem getuigde? Verdwenen als het licht van den hemel dat nog naglanst in zijn geredde ziel. Zie, de burger van Rome is huisgenoot Gods geworden. De wetenschap, met zooveel moeite vergaderd, is ingeruild voor deze ééne: „Jezus Christus en dien gekruisigd." Al zijn winst heeft hij schade geacht, om voor eeuwig rijk te zijn in God. Nieuw licht gaat voor hem op over het Woord. Nu is Abraham zijn Vader en Jacob roept hem het welkom in den strijd toe, Dejbegenadigde weerspanneling wordt een goed krijgsknecht van Christus. Saulus en Paulus, het verschilt maar één letter, doch er ligt een wereld van zonde en genade tusschen. Hij staat op als een ander mensch. Gered uit nood en dood. Gezaligd om niet.
Het was niet bij hem zooals bij de slang, die de eene huid na de andere afstroopt maar een giftige slang blijft; doch als bij de rups, waar uit de doode pop een schoone vlinder verschijnt. De veredeling van den wilden tak zal ook blijken uit de zoete druiven die er aan groeien. Hij stond op!
Nu is de tijd daar, dat Ananias hem kan onderwijzen omtrent zijn toekomst. Immers zoolang zijn ziel niet was gered kon voor de ontsluiting van zijn toekomst en roeping geen volle belangstelling zijn. Paulus vertelt het ons aldus in Handelingen 22; En hij zeide, (namelijk Ananias): De God onzer vaderen heeft u tevoren verordineerd om zijnen wil te kennen, en den Rechtvaardige te zien, en de stem uit zijnen mond te hooren; want gij zult hem een getuige zijn bij alle menschen van hetgeen gij gezien en gehoord hebt."
Hoe verwonderd zal Paulus zijn geweest. Hij zou deze boodschap zeker niet hebben kunnen dragen als hij niet met den Heiligen Geest ware vervuld geweest.
Maar nu kon hij die boodschap dragen, ja omdat Ananias sprak door Geestesopenbaring vond het getuigenis weerklank in Paulus ziel. Hij zag zijn levensloop verschijnen in het licht van de Opgang uit de hoogte. Hij gaf zich volkomen om Hem te dienen van Wien hij zich thans het eigendom weten mocht.
Maar, zal hij dan niet het merk- en veldteeken van zijn Koning ontvangen? Zeker!
Met die handeling voltooit Ananias zijn taak:
,,En nu wat vertoeft gij? Sta op, en laat u doopen en uwe zonden afwasschenf aanroepende den Naam des Heeren. '
En hij werd gedoopt.

K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 januari 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Vervuld met den Heiligen Geest.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 januari 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's