Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Overste Leidsman.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Overste Leidsman.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van toen aan begon Jezus Zijnen discipelen te vertoonen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de Ouderlingen, en Overpriesters en Schriftgeleerden en gedood worden, en ten derde dage opgewekt worden. Mattheus 16 : 21.

„Dat Hij moest heengaan." Het was noodig, het was zoo beschikt, dat Hij zou heengaan naar Jeruzalem. Heel duidelijk spreekt de Heere Christus verschillende malen uit, dat hij wilt, wat geschieden zou en dat het alzoo geschieden moest. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der Waarheid getuigenis zou geven (Joh. 18 : 37. vgl. ook Joh. 12 : 27). Ee Christus ging Zijn weg niet in onwetendheid, maar in volle bewustheid zag Hij, wat er op Zijn weg lag.
Want weliswaar, dat hij ons in all~s is gelijk geworden, uitgenomen de zonde, en wij hebben er eerder op gewezen, dat Hij ook onderworpen is geweest aan het menschelijke, ondanks Zijn goddelijke persoonlijkheid, zoodat Hij toenam in grootte en in wijsheid, gelijk de H. Schrift meldt, doch men vergete niet, wat het beduidt:: „uitgenomen de zonde".
Immers wat zou een gewoon mensch reeds een uitzonderlijke klaarheid van bewustzijn en kennis deelachtig worden, zoo van hem kon gezegd worden, dat Hij geen zonde heeft gekend. De duisternis des verstands en alle gebrek door de zonde in ons verwekt zouden geen oorzaak in den zondeloozen mensch vinden. A 11e gaven door God aan den mensch geschonken, zouden tot vollen rijkdom zich kunnen ontplooien.
En reeds daarom moest ook de Christus naar zijn j unschelijke natuur verre boven de verdorvenheid van ons zondaren uitgaan. Wel moeten wij ook hier groote voorzichtigheid betrachten in ons oordeel. Immers de H. Schrift spreekt ook van de „gelijkheid des zondigen vleesches". De Christus nam onze natuur aan uit onze natuur d.w.z. uit ons vleesch en bloed. En wij staan als menschen niet los van elkander, maar uit éénen bloede geschapen, d?elen wij in de zonde van ons geslacht. Wij brengen bij onze geboorte reeds zooveel mede, dat ook ons zondeleven bindt aan dat van ons voorgeslacht. En als nu de Christus onze natuur aannam door geboorte uit ons geslacht, bedoelt Gods Woord en de uitdrukking naar de ge'ijkheid des zondigen vleesches ongetwijfeld te wijzen op dat verband.
Hij heeft al onze ongerechtigheden op zich genomen en wij gevoelen, dat Hij om dat te doen onze natuur naar de gelijkheid des zondigen vleesches heeft aangenomen. Daarmede treedt hij in onmiddellijk levensverband met ons geslacht en daardoor met onzen zondestaat, omdat onze natuur verdorven is.
Wijl nu alle dadelijke zonde geboren wordt uit de daad der persoonlijkheid, blijft de gedachte aan dadelijke zonden van den Christus verre van ons verwijd rd. Hij heeft geen zonde gekend, noch gedaan. Nochthans heeft Hij de menschelijke natuur aangenomen uit de onze, die bedorven is en in zoodanigen staat verkeert, dat zij slechts zondigen kan, zoolang zij aan zich zelf is overg'lrten. Een natuur, die onder het oordeel Gods en onder de heerschappij des doods ligt.
Het levensverband, dat de Christus aanvaardde was dus een zoodanig, dat Hem onder het oordeel Gods, dat over die natuur was uitgesproken, bracht. De rechterlijke uitspraak van den hemelschen Rechter over de menschelijke natuur geldt allen die haar deelachtig zijn en ook de Zoon des menschen trok dat oordeel over Zich door Zijn vleeschwording. Dit kon van Zijn persoonlijke onschuld niets afdoen, doch hoewel Hij persoonlijk geen zonde had, zoo rustte toch Gods oordeel op de menschelijke natuur, die Hij had aangenomen en dus op Hem. Daarom zegt de Profeet, dat de Heere al onze ongerechtigheden op Hem heeft doen aanloopen.
Hoewel dus de Zoon des menschen ganschelijk onschuldig en zonder zonde was, stelde Hij zich door Zijn vleeschwording onder den zondestaat en oordeelslast onzer natuur, Gods oordeel kwam dus over Hem door zijn menschwording. Doch die zondestaat kwam in Hem niet tot openbaring in de zond?daad, gelijk dat bij ons zonder uitzondering geschiedt, omdat wij uit onze verdorven natuur leven.
De Christus leeft niet uit onze verdorven natuur, want Hij is uit den hemel. Wij stervelingen wortelen met geheel onze persoonlijkheid in de verdorven menschelijke natuur. Dat is onze voedingsbodem. Doch daarin is bij den Christus groot ondersche'd. Hij is van den Vader uitgegaan. Hij leeft uit Zijn eigene goddelijke natuur ook als Hij den tabernakel des vleesches heeft aangedaan. Altijd als Hij van zichzelf getuigt, onderscheidt Hij zich van den aardschen mensch. Vrijwillig heeft de Zoon des Allerhoogsten het vleesch aangedaan en vrijwillig onderwierp Hij Zich daarin aan den wil des Vaders, Vrijwillig werd Hij in alles verzocht gelijk als wij.
Gedreven door die onuitsprekelijke liefde, die den Vader tewoog, heeft Hij die willen openbaren en wilde Hij in de wereld komen om den wil des Vaders te doen. Zoo kon Hij, die geen zonde gekend heeft, den last van den toorn Gods op zich nemen en een plaatsbekleedende middelaar werden.
Wij zouden kunnen vragen, of de uitdrukking naar de gelijkheid des zondigen vleesches nog wat te zeggen heeft aangaande de verzoekingen, waarin Hij is verzocht geweest. Of de boosheid, die in onze natuur heerscht, ook den drang der zonde en booze neiging, waaraan wij onderworpen zijn, op Hem zocht uit te oefenen e.d.g.
Hier kunnen vele vragen gesteld worden, waarover men ook in de historie der Kerk gestreden heeft, doch het laatste woord is gesproken in het getuigenis der waarheid: dat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is.
Welke verzoekingen de Heere Christus ook doorstaan heeft, gevallen is Hij in niet ééne. Hij heeft overwonnen en is rechtvaardig bevonden in het oordeel Gods, die Hem ook heeft opgewekt. Daarin is het pand en de vastigheid, waarom ook de Vader den H. Geest heeft uitgestort, opdat velen uit de kracht van Zijn opstanding zouden leven.
Men bedenke ook, dat de Schrift zegt, het Heilige, dat uit u zal geboren worden, zal Gods Zoon genaamd worden. De Christus is ook heilig geboren. In al het werk van den Christus is ook een werk van herschepping en de Zoon, die aan alle dingen gestalte geeft is ook de Middelaar in den scheppenden arbeid Gods. Hij geeft ook in de herschepping gestalte aan de dingen. Zijn vleeschwording is ook een daad van herschepping en dus, welke verdorvenheid der menschelijke natuur moge aanhangen, als de Christus haar aanneemt, wordt zij aan Hem geheiligd en van haar verdorvenheid gelouterd van meet af, dat Hij met haar in aanraking komt.
Hij is niet alleen het uitgedrukte beeld der goddelijke zelfstandigheid, maar Hij, die Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid wordt genoemd, draagt ook het wezen van den mensch naar het voornemen Gods in zich. zelf, gelijk dit in het goddelijk overleg van den Drieëenigen werd bepaald. Hij alleen kon aan de menschelijke natuur haar zuiverheid weergeven en haar bereiden voor haar eeuwige bestemming, cmdat alle dingen door Hem zijn gemaakt.
Zoo is het wis en zeker, dat de menschelijke natuur, die Hij naar de gelijkheid des zondigen vleesches heeft aangenomen, aan Hem gansch volkomen en onbevlekt verschijnt, zoodat er in Hem geen oorzaak des doods was.
Waarom Hij dan toch moest sterven? Niet om Zijn zonde, want die was er niet, doch vanwege het oordeel, dat op die natuur rustte. Hij onderging dat dus voor hen, die uit de natuur des menschen gesproten, haar verdorvenheid openbaren, dus voor de zondaren.
Aan Hem heeft de menschelijke natuur het goddelijk recht vervuld in dadelijke gerechtigheid en dus de belofte des levens verworven en den dood overwonnen. De vrucht daarvan komt aan Hem, die dat volbracht. Daarom heeft de Vader Hem ook opgewekt uit den dood. In den Christus is de menschelijke natuur dus opgestaan en verheerlijkt.
Daartoe is Hij in de wereld gekomen en daartoe moest Hij heengaan naar Jeruzalem om te lijden en te sterven. Dat wist Hij en dat ging Hij zijn discipelen vertoonen.
En nu de vrucht.
Het is duidelijk, dat de menschelijke natuur in Christus dus zeer onderscheiden is van die, welke wij dragen, hoewel Hij die naar de gelijkheid des zondigen vleesches heeft aangenomen.
En het kan ook duidelijk zijn, dat wij, die uit de natuur van den gevallen Adam leven, toch buiten die verheerlijkte natuur in Christus staan, zoodat wij geen levensverband met Hem hebben, alleen dit bli ft, dat wij veroordeeld zijn en blijven in ons oordeel. „Wie in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven, doch wie den Zoon ongehoorzaam is, de toorn Gods blijft op hem."
Het is de verschrikkelijke staat van ons leven, dat wij onder den toorn Gods liggen en geen vrede met God hebben. Daarom ook is ons leven een leven vol angst en vrees. Hoezeer verduisterd, een zeker gevoelen daarvan kan den mensch niet ontzegd worden, of liever de duisternis van ons leven vertolkt zich juist in die vrees voor God. Het is dan ook geen wonder, dat de heidenen dikwijls zulke afschuwelijke afgoden maken, want zij zijn symbolen van de angst, die het hart beklemt als zij aan goddelijke machten denken.
In de vrees openbaart zich de gebrokenheid van de levensharmonie, waarin de mensch in rechtheid verkeeren mocht, en het tegendeel van het Godsbetrouwen, dat de ware Godsvrucht versiert. In de vrees is een openbaring van den toorn Gods en van verlatenheid. Hoe zullen wij de vrees uitbannen, als de liefde Gods geen heerschappij heeft in onze harten?
In Christus is de liefde geopenbaard. Hij is het toonbeeld van Gods liefde. Hij verklaart immers aan zijn discipelen: „Het is des Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven". Om des Vaders welbehagen te volbrengen kwam de Zone Gods in de wereld. Hij nam de menschelijke natuur aan, opdat de Vader Zijn welbehagen aan de mensch zoude volbrengen, n.1. om aan zondaren het Koninkrijk Gods te geven.
Het is dus inderdaad zoo, dat wij, zooals wij zijn, geen deel hebben aan dat Koninkrijk, want de ongerechtigheid kan het Koninkrijk Gods niet beërven. En aan de menschelijke natuur, die in Christus verheerlijkt is en tot het Koninkrijk Gods verwaardigd, hebben wij geen deel.
Aangezien nu de b'lofte des Koninkrijks aan hen is gegeven, die nog in hun zonde ziin, zoo kan hel niet anders, of er is een weg, waarin de belofte Gods vermeld wordt. Die weg is Chriit 's, door de Schrift een levende en versche weg geroemd. Indien wij nu instede van uit onze gsvallen natuur te leven, uit den Chr'stiis kunnen leven, zouden wij deel hebben aan het Koninkrijk Gods.
Maar, hoe kan dat? Wij kunnen ons die natuur niet verwerven. Wij kunnen niet in den hemel inklimmen en Christus aangrijpen, Zijn natuur aandoen en uit Hem leven. Wij zijn gebonden aan de aarde en aan onze aardsche natuur.
Wij kunnen misschien Christus in het geloof aangrijpen en zoo op Zijn zaligheid hopen, maar hoe weten wij dan, dat wij ook uit Hem leven, dat wij zijn opgestaan in Zijn opstanding en uit Zijn opstand ngskracht leven? Met zeggen, dat wij begeeren Hem aan te nemen of zulks ook te doen, hebben wij de werkelijkheid niet, waarom het hier gaat.
Doch er moet een weg zijn, want Christus zegt, dat Hij de weg en de waarheid en het leven is. Die in Hem gelooft heeft het eeuwige leven. En dat is ook zoo. De Vader heeft hen den Zoon gegeven, die tot het Koninkrijk geroepen zijn, en Hij heeft den Zoon tot een Hoofd gesteld, opdat zij met Hem één lichaam zouden zijn.
In den Christus is dat gansche lichaam geheiligd en voor God gerechtvaardigd. Zoo is dus in den Christus dat gansche lichaam als in haar Hoofd gestorven en opgestaan, zoodat in Hem alle leden zijn geheiligd en deelen in Zijn gerechtigheid. Evenals het oordeel over de menschelijke natuur ook den Christus treft, als hij haar aangenomen heeft, zoodat Hij in den dood moest gaan, evenzoo gaat de goddelijke ordinantie des Koninkrijks over allen, die daartoe zijn gezet en zij deelen in den dood en de opstanding van hun Hoofd Jezus Christus.
Daarin openbaart zich de souvereine genade Gods. Daar is een volk van geroepene heiligen Gods, die in Christus verkoren, het Koninkrijk zullen beërven. Naar het voornemen Gods daartoe geordineerd, zullen zij dus ook in dat levensverband met den Christus gekend worden en zvllen zichzelf daarin ontdekken. Want dat leven heeft een eigen openbaring. Het is er reeds, voordat het gekend wordt, en het maakt zichzelf in de kennis openbaar.
Dat is het leven, hetwelk de Schrift aanduidt mat gelo:f. Die in den Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. Hst geloof is dus levensopenbaring en draagt de zekerheid en de kenis daarvan in zichzelf.
Wijl dat geloof nu zoo nauw aan den Christus is gebonden, dat de Schrift spreekt van het geloof in den Zoon, behoeft niet te worden gezegd, dat het geboren wordt uit de levensbetrekking met den Christus, zoodat de werkwijze des geloofs van den Christus uitgaat, hoewel het de Vader heeft geordineerd. De Zoon is ook hierin de Middelaar. Hij zoekt het verlorene. Hij is de groote Herder der schapen. Van den Christus uit wordt de werking des levens in den zondaar gewekt. Er wordt een betrekking gelegd tusschen Christus en een mensch en deze levendmakende werking geschiedt door den H. Geest, die het uit den Christus neemt.
Vader, Zoon en H. Geest werken alzoo tezamen ook in het werk der verzoening, dat in de hand des Zoons is gegeven, doch de H. Geest is het, die het levensverband verwezenlijkt en zichzelf werkzaam stelt in de diepte des levens om der Waarheid getuigenis te geven. Dan gaat in het binnenste het licht schijnen in de duisternis en komt er scheiding tusschen leugen en waarheid, scheiding en strijd, strijd op leven en dood, totdat de Geest Gods overwint en den Koning een plaats heeft bereid.
S.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 maart 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Overste Leidsman.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 maart 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's