Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pinksterfeest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pinksterfeest

(Slot.)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Handel. 2 : 1—4a. En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtelijk bijeen; en daar geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van een geweldigen gedreven wind en vervulde het geheele huis waar zij zaten; en van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur en het zat op een iegelijk van hen: en zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest.

Bij de verschijningen Gods onder den ouden dag, werd de nadering des Heeren meermalen aangekondigd of begeleid door den wind. Adam en Eva merkten des Heeren tegenwoordigheid aan den wind des daags, in den hof van Eden.
Van Elia op den Horeb lezen wij, dat de Heere niet was in den storm noch in de aardbeving maar in het suizen eener zachte stilte. Zoo was dus voor de discipelen dit teeken bekend uit Gods Openbaring van den ouden dag. En nu de Geest zoo met kracht en majesteit in hen werkte waren ze zeer fijn besnaard in hun geestelijk gevoel en opmerkingsgave, zoodat ze in dien wind het naderen des Geestes ook inderdaad hebben opgemerkt. Want de Heere zorgt altijd voor eigen werk en eer. In den Kerstnacht beschikt Hij niet alleen de engelen om het vrede op aarde te zingen maar zorgt ook voor de hoorders in de velden van Efratha, de herders die de nachtwacht hielden bij de kudde.
Deze wind, als teeken dat de uitstorting des Geestes kwam, gaf echter tevens onderricht omtrent de werking van dien Geest, die werd uitgestort.
De Heere Jezus sprak tot Nicodemus: „De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt noch waar hij henengaat, alzoo is een iegelijk die uit den Geest geboren is."
In den grondtext beteekent het woord, hier door wind vertaald, ook adem en geest. Geest, adem en wind hebben trekken van wezensgelijkheid. Het zijn ongrijpbare verschijnselen, die zich aan de macht van het menschelijk omvatten en voor zich stellen ontsnappen. Er is iets geheimzinnigs, ongrijpbaars in den wind. Hij heeft een groote kracht en toch kunt ge hem niet vastgrijpen of ophouden.
Zoo is het nu ook met den Heiligen Geest. Zeker, de Geest wordt ons ook voorgesteld als water, dat reinigt, maar hier in zijn ongrijpbare, mysterieuse werking als Hij waait door den hof der Kerk.
We weten allen dat zonder adem niemand leven kan. Dat zonder adem alles versterft. Zoo maakt de Geest levend, als Gods Adem. Ik weet dat de adem des Almachtigen mij heeft levend gemaakt. De Geest is de levensbezieler.
Maar het vertolkt ons ook de levensjubel, die de Geest als een wind, voortbrengt. Daar staat een orgel. Ge slaat de toetsen aan, maar ge hoort geen geluid. Het instrument is stom. Doch blaas nu den wind in de blaasbalgen en sla dan de toetsen eens aan. Nu hoort ge melodieuse klanken, die aanzwellen tot een machtig geluid, of ruischen als een zachte harp, of klagen als een tortel.
Zoo doet de Geest het menschenhart juichen en zuchten. Jubelen en kermen. De Geest geeft eigen geluid, als de wind.
De wind jaagt de wolken langs het zwerk en zuivert de lucht.
Ook de vrijmacht des Geestes wordt ons geteekent in den wind. Opeens, onverwacht hooren we zijn geluid. De Zoon maakt levend dien Hij wil. Maar dat geldt dan evenzeer den Geest. Er geloofden er zoovelen als er verordineerd waren ten eeuwigen leven. Er is in de schepping geen meer verrassend element dan de wind. Ook de loop des Geestes spot met alle berekening en menschelijke wijsheid. En toch, ook de wind is aan de orde der geschapen wereld gebonden. Neen, ook in het werk van den Geest is geen willekeur, maar het is voor ons onnaspeurbaar, wijl werkend het ondoorgrondelijke welbehagen Gods. Wie heeft den zin des Heeren gekend en wie is Zijn raadsman geweest? Zie, op het Pinksterfeest beluisteren we de hartontroerende sprake der schare te Jeruzalem, maar hooren in den geest ook het roepen der eilanden, die op Zijne leer wachten.
,,Er geschiedde haastelijk van den hemel een geluid als van een geweldigen gedreven wind."
Het was geen wind. Het was maar niet een zekere beweging in de lucht, die door den Heere op wonderlijke wijze werd voortgebracht. Neen, het was geen wind, doch het kan ermee worden vergeleken. En het geluid geleek op dat van een orkaan. Daarin wordt ons vertolkt het onweerstaanbare. De profeet getuigt: „De stem des Heeren doet de woestijn beven. De stem des Heeren breekt de cederen van den Libanon en houwt er vlammen vuurs uit. De stem des Heeren (in den orkaan) is met macht, de stem des Heeren is met mogendheid."
Zoo leeren de discipelen en Gods Kerk van alle eeuwen met hen, in het Pinksterteeken van dat geluid als van een geweldig gedreven wind, dat de Geest in Zijn werking onwederstandelijk is. Ja, Hij verbreekt de cederen van den Libanon en de eiken van Bazan. Zie maar op het Pinksterfeest zelve. Drie duizend zielen worden toegebracht op dien dag; een dag van Gods groote kracht. En zoo is het Pinksterevangelie uitgegaan in de wereld en stormt terneer den tegenstand van de menschenkinderen, zoodat ze gebogen voor Jezus' stoel bukken in het stof. „En Hij zal leven en men zal Hem geven van het goud van Scheba, en men zal geduriglijk voor Hem bidden; den ganschen dag zal men Hem zegenen." Zoo wordt de Koning van Pinksteren verheerlijkt. Maar hoort nu ook naar het werk van den Geest. „Is er een handvol koren in het land op de hoogten der bergen, de vrucht daarvan zal ruischen als de Libanon; en die van de stad zullen bloeien als het kruid der aarde. Geloofd zij de Heere God, de God Israëls, die alleen wonderen doet! en geloofd zij de naam Zijner heerlijkheid tot in eeuwigheid, en de gansche aarde worde met Zijne heerlijkheid vervuld! Amen, ja, Amen!"
De wind des Geestes was altijd onwederstandelijk; velde neer den trotschen mensch, maar met Pinksteren worden de wouden ontbloot. Het is als een orkaan, die ongekende oppervlakten doorstormt. Die geweldige wind jaagt ook de wolken der onkunde aan den hemel der natiën voort.
Maar die stormwind werpt ook het wrakgeslagen schip op de rots der eeuwen.
Het geluid deed zich ook kennen als van een gedreven wind. In het geweldige ligt de kracht. Maar waar is de bewegende oorzaak? Is het niet de eeuwige liefde van een Drieëenig Verbondsgod? Is die niet de drijfkracht van den Pinkstergeest? Gedreven. Zich openbarend in de Pinkstergemeente. Zij getuigen met een macht die aangrijpt en de Geest viel op allen die het Woord hoorden. Doch die gedreven Geest draagt ook het oordeel uit in de wereld. De adem van Gods lippen zal den goddelooze dooden. Hij verheft Zijn sterke stem met macht en heerscht als Sions Koning.
En vervulde het geheele huis waar zij zaten.
Het geluid werd niet alleen gehoord door de discipelen, maar drong ook door in de nevenvertrekken. En het huis werd wel vervuld, maar niet verwoest. Ziehier de aanwijzing dat nu met Pinksteren de Heilige Geest zou wonen in Gods Kerk; zou wonen ook in de enkele ziel anders en inniger dan voorheen. De Kerk zou vol zijn van God. De discipelen zouden het aanstonds ervaren. O, welk een machtig wonder werd in dit teeken van dien wind geopenbaard! Zoo daalt de Heilige Geest in in een biddend en wachtend volk. Het geheele huis, waar zij zaten.
De Geest woont niet in de wereld, ook al is Hij alomtegenwoordig. Zooals in de Kerk is Hij niet in de wereld. Gelijk door den Heere Jezus is gezegd: „Zij ziet Hem niet en kent Hem niet." Lezer geldt ook van U: Maar gij kent Hem?
De Geest getuigt, dat de Geest de waarheid is. Gansch met dien Geest vervuld is er geen plaats voor onszelf, noch voor de wereld.
Waar is dan in onze dagen de Pinkstergemeente? Neen, niet dat het Pinksterwonder zich als historisch feit herhaalt, of in zijn wezenlijkheid kan teniet gedaan worden, o, neen! Maar hoe verdonkerd is het leven der Kerk; hoe aardschgezind en hoe weinig vervuld met den Geest, in het geheele huis waar zij zijn. Want ook het Pinksterfeest heeft zijn persoonlijke toepassing alle eeuwen door!
„En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur en het zat op een iegelijk van hen."
„Tongen als van vuur." Er was dus geen werkelijk vuur, gelijk er ook geen werkelijke wind was. Een vlammende glans, als van vuur, werd gezien in het huis. Men nam flikkeringen waar, die deden denken aan het ongeschapen licht in Sions tempelzalen, waaruit als spranken van Gods glorie naar beneden schoten.
Het vuur is een beeld van het heilig en heerlijk Wezen Gods. Van ouds openbaarde de Heere zich in vuur. Dan was dat vuur een teeken Zijner tegenwoordigheid. Vader Abraham zag een vurige fakkel die tusschen de stukken van het offer doorging. Mozes werd geroepen bij den brandenden braambosch en hem werd geboden de schoenen van zijne voeten te ontdoen, want de plaats waar hij stond was heilig.
Toen Salomo den tempel had voltooid en deze werd ingewijd daalde Gods vuur neder en de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de heerlijkheid Gods. Wordt ook de vermaning, om den Heere te dienen met eerbied en godvruchtigheid, niet aangedrongen door den apostel met de ontzagwekkende opmerking: „Want onze God is een verteerend vuur?"
Het vuur loutert en verlicht en verwarmt.
In dit teeken des vuurs wordt ons dus geleerd welke de werkingen zouden zijn van den Pinkstergeest die stond uitgestort te worden door den Vader en den Zoon. De Geest verlicht den zondaar met zaligmakende kennis. Wij zijn van nature verduisterd, in het verstand vervreemd van het leven Gods door de onwetendheid die in ons is. Hij is de Geest der waarheid die in al de waarheid leidt. Hij doet den mensch verstaan, wat hij anders nooit zou weten, dat hij zondaar is voor God. Hij verlicht de schuilhoeken der ziel en ontsteekt de fakkel der kennisse Gods om de kameren der ziel te doorlichten. Maar ook geeft Hij het verstand om den Waarachtige te kennen. Hij openbaart den Zoon aan het bewustzijn des zondaars, opdat hij Hem kenne en de kracht Zijner opstanding.
De Geest loutert als een vlam des Heeren. De zondelust wordt uitgebrand en het hart des zondaars wordt als een uitgebrande haard. D a a r legt de Geest de kool der eeuwige liefde. Want Hij is in Zijn werking in het hart als een vlam des Heeren. Hij ontsteekt de vonk der goddelijke liefde. De vuurdoop is tevens een lichtdoop en de lichtdoop een ontvlammen in liefde. Weest vurig van geest, dient den Heere. Wat werd dit heerlijk openbaar op den Pinksterdag. Welk een licht, leven en liefde werd openbaar onder de schare. O, welk een heilige offervlam doet die Geest ontvonken; een nimmer stervende ijver en toewijding aan het kruis van Christus. Zoo geeft dus ook dit teeken van vuur ons een blik in de beteekenis van de uitstorting des Geestes en Zijn gang in de Kerk, door het midden der wereld.
„Van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur en het zat op een iegelijk van hen."
Ieder zag op zijn naaste, van hem uitgaande, zulk een flikkerende lichtglans, die de gedaante had van een tong. Pinksteren is het vervulde evangelie. Doch nu maakt die Geest, den zondaar verlichtende en verwarmende, hem ook tot een getuige van Zijn Naam. „Gijlieden zult Mijne getuigen zijn, zoo te Jeruzalem als in geheel Judea en tot de einden der aarde. Doch blijf te Jeruzalem totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte." Ja, als de Pinkstergeest indaalt zal zij werken als de most die de jonkvrouwen sprekende zou maken en de zonen zou doen profeteeren. Ik heb geloofd daarom sprak ik. Dan is de ziel vol van God. Wie den gekruisten en opgestanen Christus tot zijn deel heeft gekregen, wordt vervuld met den Geest der verzegeling, kan niet zwijgen van de groote werken Gods, in Zijn lieven Zoon volbracht en geschonken! Gods Kerk wordt met Pinksteren een getuigend volk. Getuigend zoo, dat ze er zelf geheel buiten vallen en de Geest des Vaders in hen spreekt. Ach, dat wordt door den kenner wel gehoord of het waarlijk een Pinkstersprake is, dan wel een goed getuigenis, waar toch de mensch niet is uitgezet, ook al zegt zulk een mensch dat te goeder trouw dat hij er geheel buiten valt. Maar ge beluistert valsche klanken. Er zitten nog snaren op de harp die niet zijn gespannen noch geformeerd door den Geest. Als die snaar nu maar niet meetrilt komt de disharmonie niet uit, ook al zijn die valsche snaren er nog, maar anders komt de mensch, zelfs in den lof Gods, zoo naar voren.
Pinksteren maakt een sprekend, een zendingdrijvend volk. Christus in u de hope der heerlijkheid. Het geloof jubelt; de hope vaart op met vleugelen als der arenden en de liefde is als vlammen des Heeren. Zij is als vurige kolen, vele wateren zouden dezelve niet kunnen uitblusschen. „Al gave iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zoude hem ten eenenmale verachten."
Van nature is onze tong, het rad onzer geboorte, ontstoken in de hel, naar des Heeren Woord. De tong is een klein lid, maar zij openbaart en dient een wereld van ongerechtigheid. Maar de Pinkstergeest stelt die tong weer in dienst van zijn Maker. Hun geluid is over de geheele aarde uitgegaan en hunne woorden tot aan het einde der wereld. O, M. L., hebt ge wel eens gesproken met zulk een Pinkstertong? Ja, ge hebt misschien het adderenvergif, dat, evenals bij de slang, onder uwe tong is, wel eens uitgeworpen. Maar hebt ge ooit met een Pinkstertong getuigd van de groote werken Gods aan uwe ziel bewezen? Ach, waar zijn ze te zoeken die waarlijk den Geest hebben ontvangen en in wier ziel Hij woont als in Zijn tempel?
Pinksteren toch is het sluitstuk van de feesten, het hoogtepunt van de heilsdaden Gods. Maar dan moet de toepassing voor het zieleleven ook het hoogtepunt, ja . . . het beginpunt zijn van het leven met een verzoend God en Vader, door den Heere Jezus Christus. Dan verheerlijkt de Geest beide den Vader en den Zoon in het hart. Ach waar zijn ze?
Het waren gedeelde tongen. Dat wil zeggen, de vuurtongen waren uitgedeeld, zóó dat de vuurhaard als een lichtende glans het geheel overdekte en tongen uitschoten op het hoofd van de discipelen.
Zoo zou het evangelie van den verheerlijkten Koning de wereld doorklinken. De Heilige Geest zou daarbij de verlichte en met Pinkstervuur ontbrande Kerk gebruiken om door haar getuigenis verbonden met Zijn bediening in de harten, te vervullen het Woord: „Hij zal zeggen tot het Noorden geef en tot het Zuiden houdt niet terug, breng mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde."
De Geest komt als de wind, die het vuur overal heen voert. Hij komt als een vuur dat een weg uitbrandt. Maar als nu de wind het vuur aanwakkert dan verslindt het alles wat het tegen komt op zijn weg. Daar is geen blusschen aan. Welk een schouwspel zulk een brand! O God, antwoordt ons toch door Wind en door Vuur! Uw Koninkrijk kome!
En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest!
Hier is nu de uitstorting des Heiligen Geestes zelf, die door de teekenen was uitgebeeld in zijn beteekenis.
Hier is nu de rijke Pinkstergenade. De teekenen zijn van voorbijgaanden aard. Maar de Geest blijft. Toen de Heere Jezus gedoopt werd in den Jordaan, werden de hemelen geopend en de Geest daalde neder in de gedaante van eene duif, en bleef op Hem. Een lichtverschijnsel in de gedaante eener duif daalde op Jezus neder, zinnebeeld van den Geest, die tegelijk met dat teeken op Jezus kwam. Het teeken van die duif verdween, maar de Geest bleef op Hem.
Zoo was het ook op den Pinksterdag. De teekenen zijn voorbijgaand, maar de Pinkstergeest blijft. De Geest woont nu in het midden der Kerk. Ik zal den Vader bidden en Hij zal U eenen anderen Trooster zenden en die zal bij U blijven in der eeuwigheid. Pinksteren brengt de volheid van Christus.
Zoo was dan het Pinksterfeest vervuld; het huis was vervuld en nu allen vervuld met den Heiligen Geest.
Welk een aangrijpend, ontroerend en ondoorgrondelijk wonder is dit! Vervuld met den Geest.
Hoeveel bediening des Geestes er ook geweest moge zijn in vroegere eeuwen, Pinksteren brengt de volle inwoning Gods. Pinksteren brengt nader tot God ook in de ware kennis en aanbidding Gods. ,,God is een geest en die Hem aanbidden moeten Hem aanbidden in geest en waarheid."
In Gen. 6 lezen we: ,,De aarde nu was vervuld met wrevel. Toen zag God de aarde en zie, zij was verdorven, want alle vleesch had zijn weg verdorven op aarde."
De mensch is vervuld met zichzelven en met de wereld en de zonde. Wat is de mensch geworden door den val! Voor den levenden God is er geen plaats in zijn hart. Daarom is een wonder noodzakelijk. De woonstede onzes harten moet worden ontruimd, zal er ooit plaats komen voor God en zijn dienst. Lezer is de woning reeds ontruimd of meent ge samen te kunnen huizen met den Geest. Dat schijnt menigeen te willen en uit woord en geschrift blijkt dat men zich inbeeldt een christen te zijn. Hoe dwaas! Hoe bedriegelijk voor zichzelven en den naaste! Alleen het ontledigde hart kan worden vervuld met Jezus. Jezus in u de hope der heerlijkheid. Vol van God. Welk een wonder!
We lezen ook van Johannes den Dooper dat hij vervuld was met den Geest van zijns moeders lijf aan. Doch dat is toch niet hetzelfde als Pinksteren. Daar ziet het op de bijzondere bediening van den Geest in Johannes, maar hij bleef nog staan op den drempel der oude bedeeling. Hij had nog niet den Pinkstergeest in zijn volheid als openbarende den Vader en den Zoon. Jezus sprak: Ik en de Vader zullen komen en woning bij hem maken.
Met Paschen had Jezus op de discipelen geblazen en gezegd: Ontvangt den Heiligen Geest. Doch hoe rijk die mededeeling des Geestes was, het was toch niet Pinksteren. Daarop moet worden gelet. Die onderscheidingen hebben ook hun beteekenis voor het leven der ziel in de praktijk der godzaligheid. Dezelfde woorden hebben niet altijd den zelfden inhoud.
Pinksteren is het vervulde evangelie. Het laatste en hoogste der feesten; der heilsmededeeling Gods. Onze ouden spraken wel van drieërlei vervulling des Geestes. Een vervulling van genoegzaamheid in al Gods kinderen van alle eeuwen. Een vervulling van overvloeiing bij Christus, die gezalfd is boven zijne medegenooten. En eene vervulling van overvloed met Pinksteren.
Zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest,
Zoo brengt Pinksteren niet alleen een gemeenschappelijke bedeeling maar ook eene persoonlijke. „Ieder voor zich," geldt bovenal op geestelijk erf. Ieder zal zijn eigen pak dragen. In de gemeenschap wordt het strikt persoonlijke niet opgelost noch overbodig gemaakt.
Zoo bracht Pinksteren de volheid des heils voor hoofd en hart. Zalig wie deelgenoot werd van het wonder van Pinksteren. Ontledigd van zichzelven. Vol van God. Dan ruischt de vrede door de kameren des harten. Dan jubelt de ziel van het eeuwig ontfermen. Dan gewaagt de mond van den lof des Heeren.
Wij moeten hier echter afbreken en kunnen U dus niet nader bepalen bij de Pinksterbedeeling in het hart, die zoo rijk en veelomvattend is.
Nog een enkele opmerking slechts! Jezus zegt: Die den Geest van Christus niet heeft, die komt Hem niet toe! Hebt gij den Geest? Zijt gij in den Geest? Leeft gij door den Geest? Is uw lichaam geworden een tempel des Heiligen Geestes?
Ik vraag niet of gij aanneemt dat de Geest wel aan U werkt. Daar heeft menigeen zich voor eeuwig mee bedrogen! Maar ik vraag U: kent gij het Pinksterwonder in zijn toepassing? Zijt gij met Christus gekruist? Met Hem begraven? Met Hem opgestaan? Met Hem gezet in den hemel? Vertegenwoordigt Hij U bij den Vader? Weet gij wat het zegt: vol van God? Ik leef doch niet meer ik, Christus leeft in mij.
Zeg niet dat is alles zoo hoog. Het is Pinksteren geweest! Wilt ge Gods Woord neerhalen tot uw vlak, of zult ge eens gaan bekennen, dat gij moet opgevoerd tot Gods hoogte, om waarlijk een kind van den Geest genaamd te kunnen worden. Hoe geestelijk arm is onze tijd.
Zalig ook heden te mogen belijden: Wij hebben ontvangen niet den geest der wereld maar de Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons van God zijn geschonken. ,,Deze Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn."
K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Pinksterfeest

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 mei 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's