Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kinderen Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kinderen Gods.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 8 vs. 17 en indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en medeërfgenamen van Christus.

De apostel heeft ons bepaald bij het getuigen van den Geest in Gods aangenomen kind. Welke teedere snaren kan de Geest doen trillen in de ziel! Zonder Zijn getuigenis toch verstaan zij niet wat het zegt, kind te zijn en beoefenen zij evenmin als kind te leven. O, a l s die Geest getuigt van ons kind-zijn, dan wordt er onmiddelijk een volkomen vertrouwen geboren in Zijn Vaderlijke leiding; maar evenzeer een afkeer en heilige bevreesdheid om des Vaders wil en gebod te overtreden. Dan hijgt onze ziel om Hem te gehoorzamen en voor zijn aangezicht te leven in kinderlijke eenvoudigheid en oprechtheid. Daarin is niet de trek van vreeze, of een spoor van slaafsche dienstbaarheid, o, neen! Hier is eene opwellende toegenegenheid; een overgave der kinderziel zonder eenig beding. O, indien wij kinderen zijn, dan, als de Geest zijn ambt uitoefent, waar het hart naar haakt, dan zijn wij in geen ding bezorgd, maar laten al onze begeerten met bidden en smeeken en dankzegging bekend worden bij God. Hoe brandt het kinderhart om des Vaders N a am en eer en deugden te ontzien en te eeren. „Gelijk Hij, die u geroepen heeft heilig is, wordt gij alzoo heilig in al uwen wandel." Onder en door deze bediening heeft de wereld en de duivel geen vat op hen en acht hij alle dingen schade en acht die drek te zijn om de uitnemendheid der kennis van Jezus Christus zijnen Heere."
O, zalig wie in gehoorzaamheid een kind blijvende, zich in verstand en werk gedraagt als een volwassen zoon. In het hart der kinderen zijn kinderlijke neigingen, uitgangen van het hart, en gestalten des gemoeds!
„ E n indien gij tot een Vader aanroept dengene, die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zoo wandelt in vreeze den tijd uwer inwoning, wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uwen ijdelen wandel, die u van de vaderen overgeleverd is, maar door het dierbaar bloed van Christus als van een onbevlekt en onbestraffelijk Lam."
In dezen weg leeren zij wat het zegt: Ik oordeel mijzelven niet, die mij oordeelt is de Heere. Niet wat ik in mijzelven gevoel, of v an mijzelven denk is van waarde, maar alléén wat de Heere van mij zegt en getuigt. Maar, zegt ge, getuigde dan de Geest niet met hunnen geest, dat zij kinderen Gods zijn? Zeker, maar zóó, dat het getuigenis van hun geest niet afzonderlijk bestaat, doch het getuigenis des Geestes g a a t over in hun geest en zoo oordeelen zij nu van zichzelven wat God van hen oordeelt en kennen zij zichzelven zooals God, als Vader, hen kent.
O, wie eenige kenmerken zoekt op te sporen in zijn hart en nu een getuigenis van zichzelven opstelt in zijn overlegging, die ziet uit of de Geest bij zijn eigen getuigenis bijvalt. Als de Geest schijnsel geeft over hetgeen God aan de ziel heeft gedaan, dan, ja. dan is er hope óók bij Zijn volk te behooren!
Maar hier gaat het om het niet meer zichzelven oordeelen, doch enkel leven en rusten in het oordeel Gods over Zijn volk, die gezegd heeft: Ik zal niet meer op u toornen, noch u schelden in der eeuwigheid. Ik God ben uw God. Ik heb u bij name geroepen, gij zijt Mijn! Zelfs mijn oordeel over mijzelven, is ons waardeloos geworden; mag niet meer in aanmerking komen. Wat ik ben in Hem, die tot den prijs van zijn dierbaar bloed hen kocht, dat is alleen van kracht in het Vaderlijk oordeel Gods en daarvan legt nu de Geest getuigenis af. O die onbereikbare hoogte, peillooze diepte, onmeetbare breedte, en onbegrensde uitgestrektheid van Gods liefde, die alle verstand te boven gaat! Niet wat ik ben, maar wat Hij is, is geldend voor God.
Indien wij kinderen zijn. . . . O, hij staat telkens beschaamd over zichzelven, maar zinkt neer op het Offerlam, voor des Vaders genadetroon en heeft geen andere pleitgrond dan Jezus, en wederom Jezus alleen door den Heiligen Geest, zooals ons het Woord openbaart. Zoo leert hij, wat een vaderlijke groetenis beduidt!
Zij liggen onder zegenende handen. „Ik zal u tot een Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn." Gelijk Hij heeft toegezegd, alzóó heeft Hij gedaan!
De grootste en dierbaarste beloften zijn hun geschonken en bevestigd door een zoutverbond. Daarbij getuigt de Geest, dat de Geest de waarheid is!
Maar met dit rechtgeaarde kindschap is nu ook verbonden, dat zij erfgenaam zijn. En indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook ergenamen.
Dit „indien" wil niet zeggen, voor het geval dat, maar aangezien wij dan kinderen zijn. zoo zijn wij ook ergenamen. Want het geldt hier ware kinderen Gods. Voor de huichelaars en de vele naamchristenen is dit getuigenis niet bestemd.
Een waarachtig kind Gods is erfgenaam. Een zalig deel is hem geworden, dat niet kan worden vervreemd of weggenomen.
Maar erft dan ook de natuurlijke mensch niet? Wij hebben geërfd, M. H., van ons aller vader en hondshoofd Adam. Er komen vooral in onzen ontwrichten tyd meermalen erfenissen by den notaris ter behandeling en afwikkeling, waar niets valt te verdeelen, onder de wettige erfgenamen, dan schuld. Soms komt het voor, dat op grond van dat vermoeden de erfenis slechts voorwaardelijk wordt aanvaard om niet voor de schulden aansprakelijk te zijn.
Maar zoo is het niet in Adam. Hij stond en viel, voor ons allen die in hem werden gerekend, als het hoofd van het werkverbond. Zoo zijn wij erfgenamen der zonde geworden. De erfzonde toch, bestaande in erfschuld, die ons verdoemelijk stelt voor den rechtvaardigen God, en de erfsmet die ons onrein maakt voor de vlekkelooze heiligheid van onzen Maker, is ons aller deel geworden. Wij hebben geërfd!! Een deel van de erfenis is reeds uitgekeerd in schuld en vloek. . . . maar naar uwe hardigheid en onbekeerlijk hart, vergadert gij uzelven toorn als een schat in den dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods."
Wij hebben die erfenis aanvaard, want het heeft ons niet goed gedacht God in erkentenis te houden. Zie, die erfschuld en erfsmet zijn niet af te koopen of te voldoen met eenig goed der natuur. Hij kan dien prijs der ziele, dat rantsoen, aan God in tijd noch eeuwigheid voldoen. Kom mijn lezer, bezwaart deze erfenis u reeds?
Natuurlijke gaven, noch godsdienst kunnen hier baten. Verdiensten hebben wij niet. Hier kan alleen vrije genade redden. Uit de werken der wet wordt geen vleesch gerechtvaardigd. En nog luidt de eisch: Werpt de dienstmaagd en haren zoon uit, want hij zal met Izak niet erven. Izak, het kind der belofte, opgenomen in het genadeverbond waarin de erfenis is opgenomen als testament, zal zeker erven.
Lezer, wederom vraag ik u in den naam desgenen die is, en die was, en die komen zal; voor Wiens rechterstoel gij zult worden gesteld: Zijt gij wedergeboren uit onvergankelijk zaad? Hebt gij den Geest der aanneming ontvangen? Zijt gij den beelde des Zoons gelijkvormig geworden? Hebt gij geloofd in den Zone Gods? Sprak de Vader u vrij? De echte kinderen zijn erfgenaam. Dit is zelfs een ingeschapen natuurrecht, zooals uit de historie der menschheid blijkt.
Doch men kan ook erfgenaam worden bij testament, of uiterste wilsbeschikking. Welnu, wie uit den wille Gods geboren is, die zal erfgenaam blijken te zijn krachtens Testament. Die staat in Gods Testament; hunne namen zijn geschreven in het boek des levens des Lams, „Die ons tevoren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus in Zichzelven, naar het welbehagen van Zijnen wil, tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welken Hij ons begenadigd heeft in den Geliefde."
God heeft de Kerk eene vermaking gedaan. Zij zijn afgenamen! Zijn Testament heeft Hij bekend gemaakt in Zijn goddelijk Woord, waarbij Oud en Nieuw-Testament wel eens zijn genoemd de twee lippen van Gods sprekenden mond.
Maar bij een Testament is er toch altijd een sombere zijde. Zonder den dood van den testamentmaker kan niemand erven. En hoe dan? God, de Testamentmaker, kan toch niet sterven om de erflating Zijner liefde te schenken? Neen, Hij is de eeuwig levende God, die alleen onsterfelijkheid heeft.
En toch, óók Gods Testament spreekt van sterven en een doode. Hij kon geen goed aan Zijn Kerk vermaken of de schuld en de straf in het werkverbond moest worden betaald en den eisch van dat verbond vervuld. Dit kon niet anders geschieden, zoo heeft Hij in Zijn Woord geopenbaard, dan door den dood des Zoons Gods.
Neen, God kan niet sterven en toch. . . . God in de kribbe en G o d . . . . aan het kruis! Zijn heilig Kind Jezus is gestorven en door zijn dood en bloedstorting heeft Hij de oude erfenis, met alles wat daaraan was verbonden aan heerschappij des duivels en eeuwigen ondergang, afgedaan. Maar óók heeft Hij de erfenis der genade verdiend. Hij is de Middelaar Gods en der menschen. Het bloed des Nieuwen en eeuwigen Testaments! „Ik ben dood geweest en zie ik leef tot in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels der hel en des doods. Hij is de opstanding en het leven."
Wat Hij gestorven is, is Hij der zonde eenmaal gestorven en wat Hij leeft, leeft Hij Gode. Gij hebt de schuld uws volks uit Uw boek gedaan, juichen de kinderen.
Zoo zijn wij ook erfgenamen. Erfgenamen! Hoe groot is het goed dat gij weggelegd hebt voor degenen die U vreezen.
Doch kan een kind niet worden onterfd? Neen, dat is onmogelijk. Waarom zou de Heere dat bovendien doen? Omdat zij geen gunst waardig zijn? Maar dat zijn ze nooit geweest. Ik doe het niet om uwentwille, maar om Mijns heiligen Naams wille!
Neen, neen, aan de kinderen kan de erfenis niet ontgaan, daar staat het bloed van Jezus borg voor en dit belet evenzeer de verkiezende liefde des Vaders en het werk des Geestes.
Over deze erfenis zal geen twist ontstaan bij de verdeeling. Ouderdom rekent hier niet mee. Hij heeft al Zijne kinderen lief met eene eeuwige liefde.
„De snoeren zijn mij in liefelijke plaatsen gevallen, eene schoone erfenis is mij geworden." O, toen we onze eerste erfenis zagen afgedaan in rechten, werd de andere erfenis vermaakt in toepassing door den Geest. Een kind is erfgenaam.
De erfenis is overvloedig genoegzaam voor alle kinderen en het groote getal deelnemers vermindert het aandeel niet. O, neen, het wordt er slechts te heerlijker door. Wat zal het zijn aan te zitten met Abraham, Izaak en Jacob en al de profeten en apostelen in het Koninkrijk des Vaders aan de eeuwige Bruiloft des Lams.
Maar, wat zal dan toch die erfenis zijn?
M. H., wat waren wij door de zonde kwijt? Immers God en zijn zalige gemeenschap?
De erfenis is God zelf.
. .Erfgenamen Gods, dat wil niets minder zeggen dan dit: God Zelf is hunne erfenis! Maar is dit niet te groot. Is het wel denkbaar? Is het eigenlijk geen heiligschennis zoo te spreken? Zeker, indien het niet in het Woord stond zou niemand het wagen het aldus uit te spreken. Erfgenamen Gods. Maar het staat er! Het is zoo! Gods kinderen worden in verband met hun erfenis in het Woord onder verschillend gezichtspunt aangeduid. Zoo heeten zij: erfgenamen der zaligheid. Die de zaligheid beërven zullen. Erfgenamen van het eeuwige leven: opdat wij gerechtvaardigd zijnde door Zijne genade, ergenamen zouden worden naar de hoop des eeuwigen levens.
Zij heeten erfgenamen der belofte: Willende den erfgenamen der belofte overvloediger bewijzen de onveranderlijkheid van Zijn Raad, zoo is Hij met eenen eed daartusschen gekomen.
Een andere benaming gebruikt de apostel Petrus als hij zegt; dat zij erfgenamen des levens zijn. Of wel, zij worden genoemd erfgenamen der gerechtigheid en des Koninkrijks. „Ik zal in het midden van u doen overblijven een arm en ellendig volk, die zullen op den naam des Heeren vertrouwen."
Een arm en ellendig volk en. . . . zij weten ter helfte niet hoe rijk zij wel zijn. Erfgenamen Gods. Wie zou tot de volmaaktheid den Almachtige uitvinden? Hij is de overvloedige fontein aller goeden. De volzalige God. De drieëenige, die de algenoegzame is in Zichzelven en die geen schepsel noodig had om de volzalige te zijn.
En nu vermaakt Hij zich aan dat in zichzelven ellendige en arme volk, dat Hij om Zichzelven lief heeft gehad met eene eeuwige liefde! Daartoe geeft Hij zijn Zoon! Zoo wil Hij zich als Drieëenig Verbondsgod wegschenken aan Zijn volk! O, daar is nu voor de wereld niets aantrekkelijks in. Wat zou de natuurlijke mensch, wie hij ook zij, met God moeten doen? Hem te ontmoeten zou hem dooden en ongelukkig maken! Een hemel met wat vermaak. . . . de hel ontloopen, ja dat zou hij wel wenschen, maar met God hereenigd worden, hem bezitten als Zijn deel en eeuwig goed? O, neen! Onderzoek de menschen maar eens! Beluister hun gesprekken maar en let maar, zelfs op hun godsdienst. Neen, neen, wat zou de mensch met God beginnen!
Maar als eenmaal Godsgemis onze ziel verteerde en wij stonden zonder God in de wereld, dan wordt het anders. Dan wordt het den mensch om God te doen.
En als kind aangenomen, krijgt de mensch door het geloof dien levenden, volzaligen God tot zijn deel, zooals Hij zich in Zijn Woord heeft geopenbaard.
Bezwijkt dan ooit in bittere smart
Of bangen nood mijn vleesch en hart,
Zoo zult gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed!
Zie, God is mijn heil, ik zal vertrouwen en niet vreezen, Ik God ben uw God. Ja, deze God is onze God, door tijd noch eeuwigheid te scheiden. Zóó kende Adam vóór den val Zijn Schepper niet'. Wel kende hij God als Vader, doch niet als verzoend God.
De Heere doet eene rivier voortkomen uit Zijn troon, klaar als kristal. Hij zal Zich openbaren en zich wegschenken in die Zelfopenbaring zóó, dat alle schatkameren der ziel en des lichaams zijn vervuld. Zijn mededeelzame goedertierenheid zal beken van wellust uitgieten op Zijne erve, om Sion te doen beerven wat bestendig is. Verzadiging van vreugde is bij Uw aangezicht, liefelijkheden zijn in Uwe rechterhand eeuwiglijk!
Eenmaal zullen zij, naar het getuigenis van den apostel Petrus, der goddelijke natuur deelachtig zijn. Niet alsof zij in het Wezen Gods zouden vervloeien, zooals de valsche mystiek van alle eeuwen het zich dacht en beleefde, neen, want Hij blijft eeuwig God, onderscheiden van het schepsel. Zij aanbaden God, die leeft in alle eeuwigheid. De reinen van hart zullen God zien, maar niet zooals Hij is in Zijn Wezen, maar zooals Hij zich openbaart. Het blijft een openbaringskennis. Hooger kan het schepsel niet klimmen zonder te vergaan. Voor meer is het schepsel niet vatbaar.
Maar de volheerlijke God, zal allen glans van Zijn nooit volprezen deugden in Zijn Zoon op het luisterrijkst ten toon spreiden. Hij zal Zijn glans op hen laten afstralen, opdat Zijn Kerk in eeuwige glorie schittere, gelijk wanneer de zon schijnt in hare kracht. De naam des Vaders zal op hunne voorhoofden zijn en Jezus zal op hen schrijven Zijn nieuwen naam en den Naam Zijns Gods.
Maar ach, wat is hier ons stamelen arm! Alzoo zullen zij altijd met den Heere wezen in de mededeeling Zijner eeuwige liefde; zich eeuwig leggend op het altaar der liefde, om zich Gode op te offeren tot eene levende offerande.
Wie zal ons scheiden van de liefde Gods, die daar is in Christus Jezus onzen Heere, roept de apostel uit! In dit leven mogen Gods kinderen in beginsel door het geloof dien God tot hun deel en voor hun eeuwig goed bezitten.
De liefde vergaat nimmermeer. Gij zijt mijn God, U zal ik loven. Dat wordt aan deze zijde des grafs geleerd. Maar dat is vernietigend voor het vleesch.
Calvijn had in zijn zegel een hart omvat door een hand met het bijschrift: Ik breng mijn geslachte hart Gode ten offer!
Kent gij een geslacht hart? Kent gij een hand die het omvat? Weet gij wat het zegt dit hart Gode ten offer te brengen? Of verstaat ge wellicht niet eens de uitdrukking, zoo vol van leven en liefde? In het geslachte Lam bood de Heere zijn hart; en uit de kracht van dat geslachte Lam is mijn hart geslacht voor God. En nu neemt Hij het niet en rooft het niet, maar wij geven het Hem door eene daad der ziel en zoo heeft Hij dat hart in Zijn hart meegenomen naar den hemel. „Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn."
De Heere openbaart zich het luisterrijkst en meest volkomen in den hemel, daarom kent het ware kind Gods heimwee naar Huis. We begeeren meer kennis van dien volzaligen God, meer openbaring Zijner liefde. Nu zien wij als door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht en zullen kennen gelijk wij gekend zijn.
O, en dit alles buiten en tegen verdienste, maar toch verdiend door het Lam.
O, heerlijk erf, gij kunt mijn ziel vervoeren.
Nu is juist de Geest der aanneming werkzaam om in het geloof in te dragen de gemeenschap met dien volzaligen God. Onbekend maakt evenwel onbemind!
. .Zoo zijn wij ook erfgenamen. Zij zullen het niet worden, maar zij zijn het reeds nu. Want, die ons tot datzelfde bereid heeft is God, die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft. Erfgenamen Gods. Daarin ligt ook opgesloten alles wat God bezit. Hij maakt hemel en aarde dienstbaar aan eigen heerlijkheid, maar ook aan de zaligheid Zijns volk. De zachtmoedigen zullen de aarde erfelijk bezitten. Zij zullen met Hem de wereld oordeelen en met Hem als een Koninklijk priesterdom heerschen tot in alle eeuwigheid. Welk een toekomst!
Eten zij reeds hier hun brood en drinken hun water als een goed des Verbonds en ontvangen zij het noodige van het goed dezer aarde om hun tocht naar het vaderland te kunnen volbrengen, eenmaal zullen zij niet alleen in rechten bezitters zijn van alles, maar zal de meerdere Jozua Kanaan verdeelen aan de stammen Israëls, dan is de eeuwige Sabbath aangebroken en God zal zijn alles en in allen.
Reeds nu geldt wat Paulus jubelde: Alles is uwe, hetzij dood, hetzij leven, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, doch gij zijt van Christus en Christus is Gods.
Erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus.
Met deze nadere toevoeging wordt de plaats van den Middelaar bepaald in deze erfenis en bij dit erven. Kinderen zijn kinderen door Hem, maar ook erfgenamen door en in Hem. Christus Zelf is de eerste erfgenaam als Middelaar. En Hij zegt: al het Mijne is het uwe, en het uwe is het Mijne. Hij is de erfgenaam van alles. Hij moest sterven om te kunnen erven. Hij is de Alpha en de Omega, de Eerste en de Laatste. De Kerk is Zijn lichaam en Hij is haar Hoofd. Zij erven met en in Hem. Door Hem hebben Gods kinderen gemeenschap met den Vader. Hij verheft hen tot Zijn troon- en dischgenooten. Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook diegenen bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij mijne heerlijkheid aanschouwen. Zij ervan in Hem en deelen in des Vaders goed. Alleen in gemeenschap met Christus zijn zij erfgenaam. Zoo leeren zij het hier verstaan en kennen. Juist daar ligt het kernpunt ook voor dit leven. Zonder aandeel aan den Middelaar, geen kind en geen erfgenaam. Dat is het juist wat veler ziel slingert, omdat hun roeping en verkiezing niet is vastgemaakt. Zie, dit, mede-erfgenamen van Christus, toont ons de grootheid der erfenis, en maakt haar des te heerlijker, want het Lam zal ze weiden en Hij zal ze leiden aan de stroomen der levende wateren. De Vader heeft hen lief met de liefde waarmede Hij den Zoon bemint.
Dit waarborgt het bezit. Niemand zal ze uit Zijne handen rukken. Hij geeft hun het eeuwige leven. Zijn troon zal heerlijk pralen, onder den regenboog van smaragd. Hij is hun Voorbidder en hun Voorlooper in het hemelsche Heiligdom.
Zoo worden Gods kinderen te nauwer aan Hem gebonden zonder en buiten Wien ze niets hebben noch zijn. Zoo wordt de erfenis bewaard voor de erfgenamen en de erfgenamen voor de erfenis. Kinderkens het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen, maar als Hij geopenbaard zal zijn, die ons leven is, zullen wij met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid. En God zal zijn alles en in allen! Zoo dan broeders, vertroost elkander met deze woorden. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juli 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Kinderen Gods.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juli 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's