Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reorganisatie of Reformatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie of Reformatie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Te allen tijde heeft de ervaring geleerd, dat zij die, zooals men het noemt, het juk der organisatie afschudden, dus uit de Hervormde Kerk heengingen, zich ook hebben afgescheiden van degenen, waarmede zij onder de organisatie samen hadden geleefd, waarmede zij naar het woord van den Psalmist, „tezamen in zoetigheid heimelijk raadpleegden en wandelden in gezelschap ten huize Gods". Ja, ook van die hebben zij zich afgescheiden, hoewel zij toch, zooals de belijdenis zegt, „van de Kerk" wel waren. Zij scheidden zich af van allen, die een ander inzicht hadden in den weg der reformatie, die in dit heengaan een eigenmachtige daad zagen, een eigenwillige godsdienstigheid, een wegloopen van onder Gods oordeelen. Die scheiding liep soms dwars door de gezinnen en de familiebetrekkingen heen. Ach, hoevele teedere banden zijn er dikwijls niet verscheurd! Dwars door het lichaam van Christus heen ging soms de splijting. Wie de dagen vooral van 1886 heeft meegeleefd, herinnert zich met weemoed, welk een diepgaand leed er werd geleden, welk een hartstocht soms, welk eene felheid zich openbaarde, die alle banden der broederlijke liefde vanéénrijten moest. Dit nu juist is het ontroerende, dat op deze wijze scheiding beteekende uiteenscheuring van het lichaam van Christus. Maar daarin wordt nu ook terstond duidelijk, dat er in de scheiding een factor schuilt, die met den eisch der belijdenis, waarop men zich meende te beroepen, in strijd is.
Het bezwaar tegen de scheiding, in welken vorm dan ook, is niet, dat de synodale organisatie werd tegengestaan, dat zij deze organisatie als een staatscreatuur verachtten. Dat hadden en hebben alle Gereformeerden met elkander gemeen. Doch dat zij, in stede van daarin Gods rechtvaardig oordeel over de zonde der kerk te erkennen, uit het oog verloren, dat de verdrijving dezer tirannie niet mocht geschieden met verwerping van gehoorzaamheid aan die woorden uit de belijdenis, waarin Gods kinderen werd voorgehouden, dat het ,,de schuldige plicht is van alle geloovigen volgens het Woord Gods, zich af te scheiden, van degenen, die niet van de Kerk zijn" en dat men dit niet zóó mag lezen, alsof er geschreven stond, dat men zich wel mag scheiden van degenen, die wel van de Kerk zijn.
Het ging hier om de vraag, of de individueele personen van Gods kinderen, of zij dan weinig of velen in getal zijn, het recht hebben zich af te scheuren van Gods kinderen, waarmede zij onder het juk dier organisatie, toch zeker niet buiten Gods voorzienigheid om, van den beginne kerkelijk hadden samengeleefd. Er zit dan ook in de scheiding, hoe dan ook voltrokken, naar de wijze van 1834, van die van 1886 of die der uitbloeding in de independente Gereformeerde Gemeenten van onzen tijd, of welke hedendaagsche vorm van scheiding dan ook, steeds een element, dat niet in overeenstemming is met de belijdenis en Gods Woord. En daaruit is het dan ook verklaarbaar, dat er bij de gescheiden broederen van da zonde van Gods Kerk nauwlijks meer iets beseft of gevoeld wordt. Het is voor alles noodig te leeren inzien, dat heel dat verward.? kerkelijke laven, de synodale organisatie, de vloek, die er van uitgegaan is en van uitgaat, de scheiding, de doleantie en alle vele afscheidingen, die er nog meer mogen zijn of komen, dat dit alles te zaam een oordeel Gods is over de ontrouw van de Kerk des Heeren in deze landen. De Synodale organisatie en de scheiding in al hare vermen is een oordeel Gods. Het een en het ander is de vrucht onzer zonde, waarin zich de tuchtroede Gods openbaart.
Er zijn er onder de afgescheidenen, die meenen, dat zij met hun uitleiding van onder het synodale juk zich hebben vrijgemaakt van den last der kerkelijke zonde. Er zijn er, die gejubeld hebben, dat zij „ontkomen zijn aan den strik des volgelvangers" en die er blind, stekeblind voor bleven, dat zij aan de koorden hunner eigengerechtigheid hun zondeschuld meesleepten, toen zij heengingen. Zij begonnen een eigen kerkelijk leven geheel afgezonderd van de broederen, waarmede zij geboren en getogen waren. Zij dwaalden heen naar een eigen land, bouwden zich daar huizen en tempels, schiepen zich een eigen leven in deze nieuw gestichte woonsteden. Zij waren afgescheiden van de synodale organisatie met al haar verderf en alle ellende, die zij baart, maar zij waren ook afgescheiden van de kerk Gods, die er onder deze synodale organisatie nog zuchten bleef. En dat gaat nu nog steeds zoo door met al die vormen van afscheiding, die er later bijgekomen zijn, nog bijkomen en zullen bijkomen.
Het kerkelijk scheidingsproces kan het best vergeleken worden met een lintworm, waarvan de kop zit in de Ned. Herv. Kerk, welker geledingen af en toe uitgaan. Maar de kop van Gods Kerk schuilt er nog in en blijft leven en leven voortbrengen door de wondere genade onzes Gods, die het leven wekt en wekken blijft telkens opnieuw, ondanks het juk der synodale organisatie. De draagkracht van de levende beginselen schuilt in dien kop, omdat God de Heere onder al die oordeelen over Zijne Kerk haar toch getrouw blijft. En daarom van uit dien kop begint steeds weer het nieuwe leven en daarvan gaat ten slotte ook weer de normatieve kracht uit over het geheel, want dit is het merkwaardige: al die afscheidingen, die er in den loop der jaren gekomen zijn, gingen allen uit naar wat zij meenden het land te zijn der vrijheid om naar Gods Woord ook in de kerkelijke formatie te leven. Zij kregen en krijgen elk een eigenaardig type. Met de gescheidenheid ging gepaard een eigen geestelijk leven ook. Dat was zoo met de menschen der afscheiding van 1 8 3 4 en ook zoo met die van 1 8 8 6 , met de daaruit geboren Christelijk Gereformeerden gaat het niet anders en bij de afgescheidenen der nieuwe independente vrije gereformeerde gemeenten is het al zeer duidelijk. Zij zijn nog te kort geleden van ons uitgegaan om alles vergeten te zijn, dat zij achterlieten, maar de tijd leert het reeds en zal het leeren, dat ook deze een geheel eigenaardig geestelijk type zullen vertconen. Maar al deze verschillende scheidingskerken ondergaan ook eene ontwikkeling. Zij leven ook in de wereld, ondergaan er den invloed van en zij verliezen hunne zuiverheid. Langzaam maar zeker verwateren zij. De eene in deze, de andere in die richting.
De hoog geloofde vrijheid brengt ook gevaren mede. Weldra treedt de verslapping in en sluipt de onzuiverheid van leer en leven binnen. Zoodra daarvan bespeurd wordt, is het kwaad al lang in stilte op weg naar de uitbreiding.
Ketterij is een infectie-ziekte, die de kerkformaties lang onder de leden hebben, voordat zij uitbreekt in de booze kwaal, die tot operatie noopt om verderf van het gansche lichaam te voorkomen. De geschiedenis der gescheiden kerken en kerkjes heeft ook ten onzent geleerd, dat zij, die afscheiden zichzelven medenemen. Indien zij konden heengaan en zich daardoor zuiverheid in leer en leven waarborgen, dan zouden allicht al Gods kinderen reeds lang uit de Hervormde Kerk verdwenen zijn. Doch de ervaring leert, dat zulks niet gaat en dat ook in het gescheiden leven gevaren liggen niet geringer, maar van andere orde, dan die den achtergeblevenen in de oude kerk bedreigen.
Op zichzelve is de daad der scheiding al zeer eenvoudig en gemakkelijk. Toch kan het niet ontkend werden, dat men door heen te gaan zich ook scheidt van hen, die behooren tot Gods kerk, waaronder men geboren en getogen is en door Gods voorzienigheid verkeerde. Men denkt zich alleen af te scheiden van de organisatie en de gruwelen, die zij medebrengt. Men meent zich af te scheiden van modernen, ethischen en zoovele andere richtingen als er zijn mogen, van de atheïsten en de antichristenen en heidenen, die door de reglementen beschermd worden in hunne wederrechtelijke heerschappij over der Vaderen huis. Maar in de werkelijkheid scheidt men ook van de kerk Gods, van Gods volk, dat de kerkelijke kern is in het groote omhulsel der synodale hiërarchie.
Daarop wordt echter meestal in het geheel niet gelet en er wordt ook niet of althans zeer weinig van gevoeld. Meestal gaat scheiden in een roes, in een oogenblik van spanning, als er groote conflicten velen beroeren. En dan, scheiden is zoo eenvoudig, zoo gemakkelijk! Het is haast van zelf sprekend in onze dagen, nu de menschen zoo licht denken over richtingen en standpunt en beginsel. De vraag naar den eisch en de uitspraak van Gods Woord treedt op den achtergrond. Het is zooveel gemakkelijker en aangenamer zich knusjes met gelijkgezinden kerkelijk in te richten, in kleinen kring te genieten, soms zelfs te teren op der Vaderen erfenis. Hoeveel bekoorlijker is het niets meer te maken te hebben met de goddelooze reglementen, met die verwerpelijke organisatie, met die vaak hartelooze machthebbers, die Gods volk knechten, kwellen en plagen soms, met herders, die als dieven en moordenaars door de synodale deuren ingegaan, binnenklommen in Gods kerk om er de zielen te verleiden. Ja, de weg der scheiding gaat door vlak land! De wagen loopt langs een zandweg, die afdaalt naar de grazige weide, langs een gebaanden weg. De weg der scheiding is niet moeilijk, niet bezwaarlijk, vordert geen offer van belang.
Doch de ervaring leerde, dat er op dien weg ook dingen zijn, waarop men niet rekende bij zijn uittocht. Uit de verdrukking kwam men in de ruimte. Maar in die ver - drukking was niet alles slecht evenmin als de woestijnreis voor Israël. En in de ruimte is niet alles goed evenmin als voor Israël, toen Mozes op den berg was en zij het gouden kalf maakten. In de verdrukking is niet alles slecht, in de ruimte niet alles goed. In de verdrukking is de Heere dichter bij Zijn volk, leert het volk Hem achteraan te kleven. En in de ruimte, als Jeshurun vet wordt, slaat hij achteruit, wordt het volk blij met zichzelf, met zijn eigen werk en eigengerechtigheid.
Daarbij komt, wie onder de Synodale organisatie wegloopt, is d.e wereld nog niet uit. Ook in die hooggeloofde ruimte dringt zij binnen met hetzelfde kwaad, dat men mee-nde ontloopen te zijn en soms nog andere geesten, waarop men heel niet rekende. Wat heeft de geschiedenis geleerd? Zijn er alleen modernen en ethischen in de Hervormde Kerk? Zijn de goddeloozen, wier leven aanstoot verwekt, alleen in de Hervormde Kerk? Ik zal deze vragen niet beantwoorden. Het zou overbodig zijn.
Welnu, wie het kerkelijk leven van hen, die Gereformeerd willen zijn, aanziet, zooals het in en buiten de Hervormde kerk zich openbaart in zijne oneindige verdeeldheid, die moet met den profeet zeggen: ,,Er is niemand, die Uwen Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe, want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons en Gij doet ons smelten door middel onzer ongerechtigheden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juli 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Reorganisatie of Reformatie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 juli 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's