Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gezangenkwestie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gezangenkwestie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naarmate echter het reformatorische leven zwakker werd en de puriteinsche geest van het Calvinisme verslapte, werd allengs het leven der psalmen niet meer verstaan en verkregen de gezangen steeds meer vrije baan. Het toenemend individualisme en rationalisme drukte zich ook in de religieuse liederen uit en deze droegen op hun beurt bij tot een voortgaande verarming van het kerkelijk leven, van de gezonde leer, en van het geloof der vaderen, dat het nationale leven tot zoo buitengewone krachtsontplooiing had gestuwd.
Op die wijze werden de psalmen steeds meer verdrongen tot schade van het geestelijk leven van kerk en volk.
Uit een en ander moge bevestigd worden, hetgeen wij in den aanvang hebben beweerd, n.1. dat juist die gemeenten, welke in stoffelijk opzicht haar plicht jegens den Dienaar des Woords beter verstaan dan andere, veelal van de gezangen niet gediend zijn. Het een zoowel als het ander volgt uit een zoodanige opvatting van het religieuse leven, die de H. Schrift als regel des geloofs erkent en dezelfde religie zoekt, welke ons in de H. Schrift wordt voorgesteld. Daardoor werkt het goddelijk gezag op alle terrein des levens door en wekt een waardeering voor den Dienst des Woords en voor het ambt, welke daaraan door den H. Geest wordt toegekend. Het Woord Gods neemt heerschappij en aan den eerbied voor de hooge Majesteit Gods paart zich een kennis van het zondige menschenhart, die tot waakzaamheid maant tegen insluipselen, welke de zuiverheid der religie zouden besmetten, de eere Gods aanranden en ten slotte het menschenwerk boven Gods werk zouden plaatsen.

Sommige onderzoekers hebben zich bezig gehouden met de vraag, of de H. Schrift eenig voorschrift laat aanwijzen, dat de psalmen voor het gebruik in de samenkomst der gemeente zijn aangewezen. En men meent wel eenige overblijfselen in het N. Testament te kunnen ontdekken van een Grieksche bewerking van een of anderen psalm. De vraag, of de oudste Christelijke gemeenten ook lofzangen en geestelijke liederen hebben gezongen, tracht men ook te beantwoorden door bewijs uit het Nieuwe Testament en sommige uitleggers meenen een enkel vers van zulke gezangen hier en daar te ontdekken.
Wij laten deze dingen gaarne over aan de exegeten. De kwestie, waarom het gaat, wordt daardoor niet anders. Zeker is, dat de Joodsche synagoge de psalmen heeft gezongen en dat de Heere Jezus Christus bij het Paaschmaal den lofzang heeft gezongen, waarmede zeker de gebruikelijke Dsalmen zijn bedoeld.
Het lijdt geen twijfel, of de hoogste Profeet en Leeraar heeft zijn discipelen niet alleen ingeleid in de Schriften en die voor hen geopend, zoodat zij het Evangelie leerden verstaan uit hetgeen de Heere geopenbaard had, maar ook Zijn voorbeeld in het gebruik der psalmen is voor de Zijnen wet geweest.
Voor de lofzangen en geestelijke liederen zegt dit nog niets, doch dat de H. Geest zulke hymnen heeft voortgebracht wordt door de H. Schrift zeer zeker bevestigd. Men stuit echter op de vraag, of zulke hymnen en liederen in de samenkomst der gemeente en door de gemeente zijn gezongen. En het is waar, daar is onderscheid, of iemand in de samenkomst der gemeente in een geestelijk lied zijn genadegave mededeelt tot onderrichting en stichting der anderen, of tot verheerlijking van God en Zijn Christus, dan wel of de gemeente zulke liederen in liturgisch gebruik heeft genomen. Ook in dit opzicht zijn de geleerden het niet eens. Doch ook dit maakt niet veel uit.
Vooreerst zij men er op bedacht dat het kerkelijk leven, waarvan men bij zijn beschouwingen veeltijds uitgaat, toch in menig opzicht verschilt van de samenkomst der gemeente in de dagen der apostelen. Men ontleent b.v. argumenten voor de invoering van gezangen aan de behoefte bij de kerkelijke feestdagen, bijzonder voor de herdenking der groote heilsfeiten aangewezen, bij de bediening van het H. Avondmaal e.d.g. Kerkelijke feesten zijn echter van later datum. De oudste Christenen vierden den dag des Heeren. De opstanding van Christus stond in het midden. Het H. Avondmaal hadden de discipelen van den Heere ontvangen en met Hem genoten, waarbij de psalmen werden gezongen. Waarom zouden zij dat anders hebben gewenscht?
Doch ook als het vrije geestelijke lied in de samenkomst is gebruikt, b.v. tot verheerlijking van den Christus, en al kan men daarvan sporen aanwijzen, dan nog zouden wij daarvan slechts gebruik kunnen maken, indien die liederen waren bewaard gebleven uit den tijd der apostelen. Immers dan zouden zij gedekt zijn door het apostolisch gezag. Alleen de wetenschap, dat zulke liederen gebruikt zijn, helpt ons niets verder, als wij over die liederen zelf niet beschikken. Een canon van geestelijke liederen buiten de in de evangeliën overgeleverde lofzangen, die door het gezag der apostelen wordt gedekt, is ons niet nagelaten. Zulk een canon zou uit den aard der zaak aan den psalmbundel gelijkwaardig zijn en in het leven der gemeente dezelfde beteekenis hebben.
Het ontbreken van zulk een apostolischen bundel van wat men zou willen noemen N.-Testamentische liederen, kan het vermoeden niet versterken, dat de vrije hymne in de liturgie der oudste Christenen gebruikelijk is geweest. De eerste gemeente leefde uit de Schrift, d.i. het O. Testament en hoe zij dat had leeren verstaan door het onderwijs van den Heere Jezus Christus en Zijn apostelen, getuigt het N. Testament. In het N. Testament hebben wij dus niet iets geheel anders, maar het N. Testament stelt ons het profetische Woord voor, zooals dat in en door den Christus werd vervuld en zooals Zijn gemeente dat in en door Hem heeft verstaan.
Onder de leiding der apostelen heeft de gemeente de H. Schrift alzoo leeren verstaan. Zij werd gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, en zoo laat zich ook verklaren, dat het apostolisch gezag maatgevend is geweest voor de verzameling van de boeken des N. Testaments. En wanneer nu lofzangen en geestelijke liederen buiten de in het evangelie bekende, een belangrijke plaats in de samenkomst der gemeente hadden ingenomen, ware het onverklaarbaar, hoe deze aan de geschiedenis van den canon onttrokken zouden wezen.
Ook deze geestelijke liederen zouden toch niet anders dan de verkondiging en verheerlijking van Gods genade in Christus kunnen inhouden en uit hetzelfde geestelijke proces zijn opgekomen, waaruit de apostolische prediking en het leven der gemeente werd geboren. Dezelfde behoefte, het gemis van het levend gezag der apostelen, die zich na hun heengaan deed gevoelen en tot het bewaren van het apostolisch getuigenis drong, gelijk dit in de verzemeling van het N. Testament is geschied, zou ook ten aanzien van het geestelijk lied der gemeente, dat onder gezag der apostelen algemeen gebruikelijk was geworden, hebben gedreven om het te bewaren.
In den strijd tegen valsche leeraren en tegen de wereld zou de Kerk in den na-apostolischen tijd evenzeer het lied, dat onder apostolisch gezag algemeen bezit was geworden, bewaard hebben, als zij zorg gehad heeft voor het woord, dat zij hadden nagelaten. Aan de dichterlijke inspiratie heeft het blijkens Efeze 5 : 19 en'Colossensen 3 . 16 niet ontbroken en het komt ons niet onwaarschijnlijk voor dat doxologieën, zooals wij die in de H. Schrift vinden, gebruikelijk zijn geweest, doch bij de gegevens, waarover wij beschikken, is er geen grond om aan te nemen, dat de apostolische gemeenten naast de psalmen voor den gemeentezang vrije liederen hebben gebruikt.
Doch, indien dit ook al zoo zou geweest zijn, zoo misten wij toch die liederen. Een overgeleverde en door het gezag der apostelen gedekte bundel is er niet en reeds daarom zullen er nooit vrije gezangen zijn, die de autoriteit en beteekenis van den psalmbundel kunnen hebben. S.
(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Gezangenkwestie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 september 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's