Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ware kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ware kerk.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorig artikel werd er op gewezen, dat bij de verwarring, welke op kerkelijk gebied heerscht, de kerk niet bij machte is haar invloed op het volksleven zoo krachtig te doen uitgaan, dat zij zegevierend over den geest dezer eeuw den volksgeest doordringt met haar geestelijke en zedelijke kracht, die het verderf weert en bestand is tegen den nood der tijden.
Aangetoond werd, dat deze verwarring ten deele wel kan wörden toegeschreven aan de organisatie van 1816 en wat daaruit voortvloeide, doch het was noodig om te doen zien, dat de oorzaak dieper ligt en moet worden gevonden in de verslapping van het geestelijk leven, die reeds in een voorafgaande eeuw viel te constateeren en op haar beurt aanleiding werd, dat bij den aanvang der 19e eeuw zulk een kerkelijke orde kon worden ingevoerd, waartegen ernstige bezwaren moesten rijzen bij hen, die te rade gingen met de eischen aan de openbaring der ware kerk gesteld. Daarom wezen wij op de ware kerk en op het beginsel, waarvan wij behooren uit te gaan bij de beoordeeling van kerkelijke toestanden en regelingen. Daarbij moet toch als norm gesteld worden, hoe het naar den eisch voor de kerk als openbaring van Christus' lichaam behoort te zijn. Dat moet dus maatstaf zijn, waarbij de bestaande toestanden kunnen worden gemeten.
De vraag, of de Hervormde kerk een ware kerk is, of zooals sommigen dat willen, de ware kerk is, laten wij dus voor wat zij is. Om boven uiteengezette redenen kan weinig nut worden verwacht van het getwist over deze zaak. Het moge toch duidelijk geworden zijn, dat de kerkelijke toestanden, die ons land vertoont, niet toelaten de ware kerk in een of andere organisatie te willen zien.
Veeleer is het van belang de vraag te stellen, of de ware kerk tot zuivere openbaring zal kunnen komen, of zij de verwarring kan meester worden en in welken weg iets kan gedaan worden om dat te bevorderen. Daarin ligt besloten, dat de ware kerk zich thans niet openbaart naar haar aard en roeping, zooals wij trouwens in den breede hebben aangetoond.
En wanneer wij zoo de vraag onder de oogen zien, dan volgt verder, dat wij in de eerste plaats op de eigen kerkelijke organisatie letten om voorts niet te vergeten, dat een openbaring als wij op het oog hebben, ook hen raakt, die in ander kerkverband zijn opgenomen, doch met ons eenzelfde geloof deelachtig zijn, Niemand zoeke dus naar argumenten om zijn afgezonderd kerkelijk leven te rechtvaardigen tegenover andere kerken en kerkjes, want daardoor wordt steeds op den voorgrond gebracht wat scheiding brengt en de verwijdering grooter maakt. Daarom houde men elkander den eisch des geloofs voor oogen, waaraan niemand, indien hij waarlijk gelooft, zich onttrekken kan. Handreiking over de kerkmuren heen is wel een vriendelijke bejegening, doch het is niet genoeg, het zal èèn gemeenschap des geloofs moeten zijn, die zich openbaart als de kerk van Christus.
Of de kerk tot zuivere openbaïing zal kunnen komen, zoo vroegen wij. Hoewel men daarvan een verschillende opvatting heeft, is die vraag toch wel zeer actueel. De scheiding van 1834, de doleantie van 1886, het bestaan van bonden en vereenigingen, die naar zuivering, herstel of opbouw streven, zijn zoovele bewijzen daarvoor, dat men overtuigd is van de kerkelijke wantoestanden en zoekt naar een oplossing. Over het feit, dat het thans niet in orde is, schijnt men het wel eens. De bonden en vereenigingen die een oplossing zoeken, zijn het echter over den weg, waarin die gevonden kan worden, niet eens en dit dreigt de verwarring eer grooter te maken.
Daar nu allen, die zooveel belangstelling toonen voor de kerkelijke vraagstukken, met elkander twisten over de vraag, hoe zij de kerk tot zuivere openbaring zullen brengen, kan men het vermoeden niet onderdrukken, dat zij zoozeer verschillende wegen zoeken, omdat zij, of niet van hetzelfde beginsel uitgaan, of niet naar hetzelfde doel streven.
Wanneer sommigen met betrekking tot de Hervormde organisatie de leuze verheffen, dat de modernen moeten worden geweerd, is dat een doelstelling, die voor velen aantrekkelijk schijnt te zijn, doch wie gelooft nu, indien dat zou kunnen geschieden — dat dan het kerkelijk vraagstuk zijn oplossing zou hebben gevonden? Als men de modernen uit het thans bestaande instituut Hervormde kerk zou kunnen uitwijzen, of althans maatregelen zou kunnen nemen om hen te weren, zouden dan degenen, die overbleven daarvan een een echte kerk maken?
Een echte kerk? Is zij dat dan niet? 't Is slechts de vraag, wat men daarbij verstaat. Een echte kerk toch heeft geen weg te zoeken oin modernen van den kansel te werén. Een echte kerk toch heeft haar belijdenis, zijnde accoord der gemeenschap, waarop zij vergaderd werd en die belijdenis is de uitdrukking des geloofs, waarin zij vertolkt het leven der religie, zooals zij dat kent door het Woord en den Geest.
De echte kerk handhaaft die belijdenis en oefent tucht over leer en leven harer leden. Wat behoeft nu een echte kerk te zoeken naar middelen om onzuivere prediking te weren? In de geschiedenis kwam het niet zelden voor, dat de kerk de valsche leer van den kansel wilde verwijderen, terwijl zij daarin door de Overheid werd verhinderd, doch de huidige Overheid zal geen kerk moeilijkheden in den weg leggen.
Als dus de Hervormde kerk een echte kerk is, behoeft zij geenszins in verlegenheid te zitten met de moderne prediking. Zij wijst haar eenvoudig af. Als zij een echte kerk is kunnen ook de ouderlingen hun opzienersambt naar eisch waarnemen en toezien op de leer. Dan ook zijn de ouderlingen de meest schuldigen, als er een prediking in hun gemeente wordt gebracht, die niet is naar Schrift en belijdenis. Dan zijn zij de ontrouwen, die geen acht geven op de kudde des Heeren, welke steenen voor brood krijgt. Dan staan de kerkeraden schuldig, die in hun gemeenten een valsche leer laten verkondigen.
Want immers als de Hervormde kerk een echte kerk is, hebben die ambtsdragers slechts te spreken en te handelen. Dan is er een kerkelijke procedure om valsche leeraren te onderhouden, te vermanen en zoo noodig het zwijgen op te leggen in de gemeente.
Wat heeft men dan in een echte kerk te zoeken naar middelen om modernen uit te drijven? Dat moest toch de menschen tot bezinning brengen over den toestand, waarin wij kerkelijk verkeeren en de vraag oproepen, of wij wel met een echte kerk van doen hebben, als het predikambt niet zuiver kan gehouden worden en het opzienersambt machteloos is.
Orthodoxe predikanten en ouderlingen laten zich gaarne met het formulier bevestigen, dat intusschen zoo plechtig en ernstig eisch en plicht van de ambtelijke bediening voor oogen stelt. In een echte kerk zouden zij hun taak naar de plechtige belofte ook kunnen behartigen, doch waarom kunnen zij dat thans niet? De echte kerk zou den eisch van haar formulieren achtervolgen, doch de Hervormde kerk laat het gebruik van het formulier vrij, d.w.z. bij de bevestiging, doch de waardeering van het ambt in den zin der formulieren huldigt zij niet, maakt het althans niet mogelijk daar naar te handelen en tucht te oefenen.
Aan het doen van een echte kerk komt in dezen dus een en ander te kort, dat hem wel zeer bevreemden moet, die de Hervormde kerk als zoodanig waardeeren wil. En als men dus moet zoeken naar een weg om een prediking, die niet naar de Schrift wordt geacht, van den kansel te weren, is er wel reden om zich af te vragen, of het instituut als geheel niet zoodanig van karakter is veranderd, dat er wellicht nog een kerk in schuilt, terwijl toch het geheel, dat men kerk noemt, geen echte kerk kan worden geheeten.
Of om een ander voorbeeld te noemen. Wanneer de synode aangaande haar voorstellen „de kerk" heeft te hooren en deze aan de classicale vergaderingen daartoe ter kennis brengt, wat beteekent dit dan? De classicale vergaderingen representeeren dus de kerk, zullen wij zeggen. Zij worden gehoord. Op die vergaderingen zijn predikanten en ouderlingen van verschillende richting en belijdenis. Sommigen hangen de gereformeerde belijdenis aan, anderen wijken daarvan in meerdere of mindere mate af, of zijn zelfs afkeerig van verschillende hoofdstukken der leer. Wat is nu de kerk, die gehoord wordt. Men delibereert en discussieert en stemt ten slotte. De kerk heeft zich uitgesproken.
De eenheid, welke zulk een vergadering van predikanten en opzieners als afgevaardigden hunner kerkeraden tot representanten der kerk zou maken, ware het accoord der kerkelijke gemeenschap, dus de gemeenschappelijke belijdenis des geloofs. Het Woord Gods ware het richtsnoer bij alle handeling. Doch juist die eenheid ontbreekt en daarom kan het Woord niet regel des geloofs zijn voor deze handelingen. In een echte kerk zou dat toch zeker zoo moeten zijn en dan zou ook het Woord in de kerk heerschappij hebben. De kerk hooren zou dan den zin hebben om te vernemen, hoe degenen, die naar den regel des geloofs willen wandelen, de voorgestelde zaken zien in het licht des geloofs.
Niemand echter kan beweren, dat de huidige classicale vergadering de kerk vertegenwoordigt, als wij die nemen, zooals dat behoort te worden verstaan. Ook zelfs de afvaardiging der kerkeraden is niet meer dan een vorm, want de kerkeraden zijn niet de raden der kerken, maar besturen van een plaatselijke afdeeling van het Hervormd instituut, die men gemeente noemt. Hoe weinig er van de rechten der kerk in stad en dorp is overgebleven, kan blijken, zoo men zich indenkt, dat op menig dorp nog een gemeente is, die den Dienst des Woords en het kerkelijk leven naar de belijdenis wenscht. Laat de kerkeraad van zulk een gemeente eens trachten naar den gewenschten regel te handelen en te wandelen en zoo de belangen der kerk ter plaatse, de gemeente, behartigen. Indien de gemeente ter plaatse de orde en rechten van een echte kerk had, zou dat kunnen en het mocht zelfs niet anders. Doch thans ervaren de kerkeraden in velerlei opzicht, dat zij gebonden zijn aan reglementen, waardoor zij niet alleen van rechten zijn beroofd, maar die ook, behalve daardoor, in andere opzichten strijdig zijn met beginselen eener schrituurlijke orde. Of zou het in een. echte kerk kunnen voorkomen, dat een gemeente, die een dienaar des Woords waardig en ruim wil onderhouden, de bediening des Woords moet derven, omdat zij bezwaar heeft een synodale instelling te volgen, die tegen haar rechten ingaat?
De synodale organisatie heeft de gemeenten bij het instituut ingelijfd, doch niet vrijwillig en alzoo, dat zij leden van het groote lichaam bleven en dus den band kunnen verbreken en haar zelfstandigheid behouden, wanneer daartoe redelijke aanleiding is. Neen, de plaatselijke kerk, is als zoodanig niet meer. De kerken of gemeenten vormen als zoodanig niet een geheel, dat Hervormde kerk heet, maar de personen, waar zij ook wonen, vormen tezamen de Hervormde kerk. Men kan persoonlijk zijn lidmaatschap opzeggen, maar een gemeente als geheel kan dat niet. Als alle leden van eenige gemeente èèn voor èèn het lidmaatschap zouden opzeggen wegens bezwaren tegen de organisatie, dan zouden kerk en consistorie leeg en ongebruikt staan, maar meent niet dat de gemeente als geheel zou kunnen bedanken en zich wederom als zelfstandige kerk zou kunnen institueeren en daarbij het onbestreden genot van kerk en goederen smaken.
Wie te A. of te B. belijdenis doet, wordt wel ingeschreven in het lidmatenregister te A. of te B., maar hij wordt niet verklaard tot lid van de kerk te A. of te B., maar van de Nederlandsche Hervormde kerk en de synode vraagt onderwerping aan haar statuut. De kerkeraad heeft dan ook slechts een besturende taak over een aantal leden ter plaatse, waar zij zijn, die dan tezamen nog gemeente heeten. Maar van een plaatselijke kerk kan niet worden gesproken.
Uit een en ander moge blijken, hoe ingrijpend de verandering van organisatie geweest is.
S.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 oktober 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De ware kerk.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 oktober 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's