Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De roem des geloofs gegrond.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De roem des geloofs gegrond.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Romeinen 8 vs. 34a. Wie is het die verdoemt? Christus is het die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is,. . . .

Het was voor den apostel eene zalige wetenschap, dat hij een gerechtvaardigde was; dat geen beschuldiging tegen hem werd aangenomen door den Rechter van hemel en aarde. God is het die rechtvaardig maakt!
De apostel wil ons echter met dien blijden uitroep niet slechts leeren, dat hij met God wis verzoend, doch ook in het licht stellen dat hij in gemeenschap met dien God mocht leven. Hij kende Hem als een God die rechtvaardig maakt, die rechtvaardigt. Zijn gramschap is afgekeerd; Zijn toorn is gestild. Hij is een verzoend, Hij is een genadig God in Christus. Zoo is de dagelijksche ervaring van den apostel.
Hij mag leven uit die verzoende betrekking; toevlucht nemen onder de schaduw Zijner vleugelen; zich verbergen in het verborgene van Zijn tent.
Het aangenomen kind mag nu verkeeren in het huisgezin en dagelijks toegaan, langs den verschen en levenden weg, tot den troon der genade.
Maar, hoe kan nu God den zondaar vrij spreken van schuld en straf en recht geven op het eeuwige leven en zich in die gezindheid openbaren aan dien zondaar?
Wördt dan zijn heilig recht niet geschonden? Neen, in geen enkel opzicht! Daarop wijst onze tekst, dpor de gronden waarop deze vrijspraak rust en deze ojngang wordt genoten, bloot te leggen. Beluisteren we des apostels roemtaal.
Christus is het die gestorven is.
Zoo rust dan zijn roem op den grondslag van Golgotha. Bij Christus kruis gevoelt zich zijn ziele thuis. Gelijken ook wij op die vrouw, die, toen haar werd gevraagd of zij ook een goed calvinist was, antwoordde: ik ben Calvarist! Naar Calvarië, den berg der kruisiging, daarheen richt zich oog en hart —; daar baande de liefde Gods zich een weg door de wond van de speerstaat in Jezus zijde. En daar kwam bloed en water uit!
Christus is het die gestorven is! Wat Hij gestorven is, is Hij der zonde eenmaal gestorven en wat Hij leeft, leeft Hij Gode. Door Zijne Zelfofferande h Hij eene eeuwige verlossing teweeg gebracht. De zwarte wolk der wraak heeft zich ontlast boven Jezus' hoofd. Het zwaard der gerechtigheid heeft den Metgezel Gods doorstoken. Waarlijk, Hij heeft hun aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen. Als dezelve geëischt werd, toen werd Hij verdrukt. De straf die ons den vrede aanbrengt was op Hem en door Zijne striemen is ons genezing geworden."
Iedere zonde heeft haar vonnis ontvangen in Zijn dood. De gansche vloek Gods rustte op Hem en toch bleef Hij in en onder alles de Geliefde Zoon.
Hij heeft Sions zonde gedragen op het hout.
Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden. Men zal Zijn naam heeten Jezus! Hij heeft de gegevenen des Vaders verlost van den vloek der wet, een vloek voor hen geworden zijnde. Hij ging in hunne plaats staan. Want Gods rechtvaardigheid kon de zonde niet ongestraft laten. God heeft de zonde gestraft. Christus is het die gestorven is. Omdat de zonde gestraft is in het offer van Christus, daarom rust de vrijspraak Gods op zekeren grondslag. Sion wordt door recht verlost. O, hoe verblijd is Paulus te mogen inblikken in de werkplaats Gods.
De zonde was bedreven tegen een groot en heerlijk God, maar God heeft God bevredigd. Christus is het die gestorven is. Hij heeft eene eeuwige gerechtigheid opgeleverd, gelijk Hij de straf volkomen heeft gedragen en doordragen, zoodat Hij aan het kruis uitriep: Het is volbracht. Het voorhangsel scheurde in tweeën, middendoor van boven tot beneden. Dit was het antwoord des Vaders op den uitroep des Zoons. Wanneer wij zouden gedenken aan onze zonden, dan ware alles verloren, maar staande bij Calvarië, bij den schedelheuvel, is er geen zorge. Het was zóó, dat bij den uitroep: Het is volbracht, de zonde werd geworpen in de zee der vergetelheid. Ja, ook de bovenste toppen der bergen van schuld zijn volkomen verzonken, en het is, als hadden deze bergen van zonde nooit bestaan, zoo volkomen is Zijn borgtocht aan het kruis. Zalig, dien Jezus te bezitten: met Hem te hebben gestaan voor den Rechter, om de overdracht van Zijn werk te doorleven in de toewijzing van Hem, die onze vrede is tot in eeuwigheid. Zie, deze Roode Zee is gestegen tot veertig ellen boven de toppen der bergen. Christus is het die gestorven is. Ziehier de vaste grondslag der goddelijke vrijspraak. Ziedaar het recht van den Rechter der aarde die recht doet en rechtvaardig is als Hij den goddelooze rechtvaardigt om niet, omdat Hij Hem tentoongesteld heeft in Zijn bloed tot eene betooning Zijner rechtvaardigheid.
Hebben wij God niet beroofd van Zijn glorie? Hebben wij den naam Zijner heiligheid niet gelasterd? Wie zou het mogen ontkennen? Maar Christus is het die gestorven is. Een stervende Zaligmaker brengt meer glorie aan Zijn naam toe, dan de zondaar Hem kon ontrooven! Gelooft gij dat? Weet gij dat? Doorleefdet gij dat? O, wat heeft Jezus Gode luister bijgezet. Hij heeft Zijn deugden opgeluisterd. Wel zweeg de Vader aan het kruis, maar Hij sprak in den tempel en in de openspringende graven rondom Jeruzalem. O, hoe zalig mogen wij naderen tot dien God, die ons Zelf heeft geleerd dat Hij aan het offer Zijns Zoons volkomen genoeg heeft! Abba, Vader! ook Uw kind heeft er voor nu en voor eeuwig genoeg aan. Overvloedig genoeg. Welk een zee van verdiensten! Welk een fontein tegen de zonde! Eenmaal sprak Jezus: Wie Mij niet eert, eert ook den Vader niet. Die Mij liefheeft zal van Mijnen Vader geliefd worden.
Vraag ons hier: Ontbreekt u iets? Neen, Hij is ons alles voor God; en voor ons zeiven in ons hart en voor ons leven. Zou deze of gene zonde u niet kunnen verdoemen? Neen, dat zal niet kunnen, door het kruis is God volkomen bevredigd.
Maar, als dan uw hart u veroordeelt? Dan mag ik weten dat God meerder is dan mijn hart en beoefenen: Indien wij de zonden belijden, God is getrouw en rechtvaardig dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. Wel kan de zonde het gencrt der gemeenschap afsnijden, maar onze Voorspraak kan zij voor God niet verbergen. Aanschouw toch Uw gezalfden Koning!
In het kruis van Christus heeft Hij ons veroordeeld, zoowel in onze schuld als in onze natuur; maar, door het kruis heeft God verzoening door voldoening aangebracht. Door welken wij nu de verzoening verkregen hebben.
Maar, als gij nu eens zonder zonde waart, zoudt ge dan niet geruster kunnen zijn voor het oordeel van den Rechter? Neen ,want ik ben volmaakt rechtvaardig en heilig in Hem, die gestorven is! Maar, God toornt toch tegen alle zonde? Ja, en zij is mij de dood geworden, maar Hij heeft getoorn aan het kruis! Christus is het die gestorven is! Dus, ge meent dat geen straf u meer kan treffen? Dat meen ik niet, maar weet ik volkomen zeker, want Hij heeft gezegd: Ik zal niet meer op u toornen noch u schelden. De kastijding zal niet kunnen ontbreken, door liefdesnoodzakelijkheid, maar toornen zal Hij niet meer. Maar voor een rechtgeaard kind is het stuursche aangezicht zijns vaders een bitter medicijn.
Daarom waakt de bede op: Wat Gij ons onthoudt, onthoudt ons Uw gunste niet!
Zoo ziet God Zijn volk niet in hunne natuur, maar in het bloed van Jezus, die gestorven is! Hij ziet het bloed dat de zonden wegnam en ons met Hem verzoende. Zoo vloeit dan de diepste ootmoed voort uit de ervaren genade der verzoening. De zonde is schrikkelijk, temeer waarzij werd bedreven tegen licht en geweten in. Kunt gij dat ontkennen? Ik zal het niet ontkennen, maar bevestigen en met weedom der ziel gedenken dat ik een groot overtreder ben geweest en dat in mij, dat is in mijn vleesch, nog geen goed woont. Toch zal ik getuigen: Christus is het die gestorven is, Zie, als Hij aan het kruis hangt, lezen we: Jezus nu wetende, dat alles vervuld was, het hoofd buigende gaf den geest.
Geen straf, geen veroordeeling kan mij treffen. Wie is het die verdoemt? O, zalige ervaring, bij het gebrachte offer aan de deur van de tent der samenkomst, onzen feestmaaltijd te mogen houden. Want, ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.
Lezer, hebt gij kennis aan deze zaken? Bedrieg u hierin niet, want velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen. Ach, hoe klein is het getal dergenen, die zijn ingegaan in het werk van Jezus, door de wet der wet gestorven om nu Gode te leven. Zie, onze schuldrekening is voor eeuwig vereffend aan het kruis. Met ééne offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden.
Geen ander vuur kan mij meer aanraken dan hetgeen eeuwige liefde ontsteekt, om mij daardoor telkens tot voetvaardigheid te vernieuwen. Zoo zijn wij dan nu voor eeuwig van alle oordeel bevrijd; van alle rechtsvervolging ontslagen achter en in onzen Grooten Doode! Christus is het die gestorven is.
Straks gaan zij zonder eenige plichtpleging en zonder eenig oponthoud naar Huis, naar des Vaders tempelwoning! Geen dorpelwachter heeft de vrijheid hen iets ten laste te leggen of eenigen hinder aan te doen, maar zij moeten en willen hen verwelkomen binnen de paarlen poorten en hen geleiden over den safieren dorpel.
Zalig geteekend te zijn met het kruis van Christus! Dat is onze vrijgeleide en geloofsbrief waarvoor de hel zwijgt en de hemel zich ontsluit.
Ge kunt het toch wel verdragen, dat wij goed spreken van het offer van Jezus, den gegevene des Vaders? Ach, dat menigeen wierde begraven door den doop in Zijn dood. Ja, het is waar, de zonde werd gedaan met vermaak en wij waren des eeuwigen oordeels dubbel waardig en toch mogen wij verstaan dat God in de glorie van Zijn naam niet tekort komt door het offer van Jezus. Hoort Hem roepen: Ik heb lust o, mijn God, om Uw wil te doen. Tegenover mijn lust om te zondigen, zoo hoor ik een Calvarist getuigen, staat zijn lust om Gods wil te doen. Ja, ik beken, dat mijn lust een afgrijselijke zaak was en God tergend, maar hoe zwaar Zijn lust weegt in de weegschaal des heiligdoms kan ik niet bepalen. Doch de Vader heeft het ons verklaard door de sprake Zijns Zoons: Daarom heeft Mij de Vader lief omdat Ik mijn leven afleg voor Mijne schapen.
Gij hebt gezondigd met lichaam en ziel. Tot wapenen der ongerechtigheid hebt gij uwe leden gebruikt, ja misbruikt. Wij zullen het niet ontkennen, maar met droefheid belijden. Doch Christus is het die gestorven is. Hij bracht den arbeid zijner ziel en zijn hartebloed voor de zonde mijner ziel. Hij is gegeeseld en bespot. Zijn keel was heesch en zijn tong van dorst gekloofd. Zijn rug was doorploegd en zijn hoofd doorwond en zijn hand en voet doornageld. O, zoete gezegende Immanuël, en dat voor mij! Gij hebt Hem lang verworpen en toen Hij u zocht, ontvlood gij hem! Gij hebt Hem onteerd door uw werk bij Zijn werk te willen voegen en een kleed van tweeërlei stof te willen weven om de schande uwer naaktheid te bedekken. Gij hebt beide den Zoon en den Vader onteerd, niet alleen door de wet te schenden, maar door het evangelie aan te randen. Gij waart een onheilig, verwaten, dwaas mensch! Ga maar voort te melden hoe zwart ik was en in mijzelven nog ben, al buigende gaat het hoofd omhoog: Door Hem, door Hem alléén, om het eeuwig welbehagen!
Christus is het die gestorven is.
De dood van den Zone Gods was de dood van den dood; voor de zonde en de wereld. Hij was de nederlaag voor hem die het geweld des doods had, namelijk des duivels. De kop der slang is in het doodelijk uur waarin Hij klaagde, wat hitte doet Mij branden, de kop der slang is in dat uur vermorzeld. Welk een uitnemende troost, welk een hartsterking, is in dit medicijn gegeven, als de duivel ons plaagt, als de inwonende zonde ons smart en ervaren wordt dat het vleesch strijd voert tegen den Geest.
Christus is het die gestorven is.
Dat woord Christus is als eene zachte zalve voor h e t g e m o e d . Christus dat i s : Gezalfde. Hij is v a n God den Vader verordineerd en tot Middelaar gesteld. Hij is door den Heiligen Geest ontvangen in Maria's schoot. De Geest heeft Hem de menschelijke natuur bereid. De Geest was op Hem. Hij is gezalfd boven Zijne medegenooten. De Geest des Heeren Heeren was op Hem, daarom dat de Heere Hem gezalfd had. Zoo treedt Hij uit als de Gezondene. Hij is verordineerd, daarom wordt Hij niet afgewezen. Wij keerden ons een iegelijk naar onze weg, maar Hij keerde zich naar den weg des Vaders door den Geest. Zoo heeft Hij zich opgeofferd door den eeuwigen Geest; opgeofferd onstraffelijk. Hij is de Borg en Middelaar. Wie is het die verdoemt? Is dan deze safieren grondslag niet vast als een rots? Hij heeft onze voeten op een rotssteen gesteld en een nieuw lied in onzen mond gelegd, een lofzang Gode. Hij heeft ons op safieren gegrondvest en onze glasvensteren kristallijnen gemaakt. Nu wonen ze op „ruimzicht". Hemel en aarde is hun gunstig gezind. Zelfs het gedierte des velds is met hen bevredigd. O, lezer, kent gij dien zaligen tijd toen gij werd bevredigd met God in Hem, die gestorven is? Of, schreit uwe ziel bij deze sprake naar Jezus? De vrede mijner knechten zal groot zijn en hunne gerechtigheid als de golven der zee. Het zal alles door den vrede bloeien.
Doch het huis hunner hope is niet slechts gegrond op saffieren, ook zijn hunne landpalen van aangename steenen. Zij mogen wandelingen hebben onder degenen die voor den Heere der ganscher aarde staan.
Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort. Elk hunner zal in het zalig oord, van Sion haast voor God verschijnen.
De apostel bepaalt ons niet alleen bij het kruis, doch ook bij het graf in Jozefs hof, dat den Vorst des levens niet kon besluiten.
Ja, wat meer is, die ook opgewekt is;
De dood van Jezus zou van geen waarde kunnen zijn als de opstanding niet ware gevolgd. Hij is krachtiglijk bewezen de Zone Gods te zijn in de opstanding uit de dooden. Indien Christus niet opgewekt ware, ijdel was ons geloof en wij waren nog in onze zonden, zegt Paulus. Ware Hij niet opgestaan dan ware het duidelijk dat Hij niet de Zons Gods, noch de toegezegde Verlosser ware geweest. Hij betaalde de schuld Zijns volks en werd gelegd in het graf, maar heeft geen verderving gezien. Doch in den morgen der opstanding bleek, dat de dood Hem niet kon houden en het graf Hem niet kon besluiten. Hij had macht Zijn leven af te leggen, maar ook om het wederom te nemen. Hij nam het uit Zijns Vaders hand, waarin Hij stervende zijn geest had bevolen. De Vader gaf Zijn geest ten derden dage, naar de Schriften, terug om daarmede te betuigen dat het offer Zijns doods was aanvaard. Als de Vader den Zoon Zijne ziel hergeeft komt die ziel uit des Vaders hand, vredevol bewaard en liefdevol hergeven. Welk een hereeniging toch. Het is als zegt de Vader: Ik heb het rantsoen aanvaard. De schuld mijns volks heb Ik uit mijn boek gedaan. Hij overhandigt den Zoon het uitgewischte handschrift der zonde. Hij ontslaat Hem van alle rechtsvervolging en geeft Hem Zijn Paaschvrede. De opwekking des Vaders was de openbare erkenning, dat de schuld was betaald en het leven en de gerechtigheid was verworven en aanvaard.
De dood van Christus was als het uitgraven van het goud uit de diepe mijnen van het lijden. In de opstanding werd het goud gemunt en voorzien van de beeltenis des Vaders; voorzien ook van Zijn eigen opschrift. God heeft Zijn kind Jezus verheerlijkt.
Ja, wat meer is, die ook opgewekt is!
Het is dus niet toevallig dat de apostel niet zegt: Die ook is opgestaan, maar die ook is opgewekt! Het ging hier immers over de vraag welke vastigheden hebt gij, dat God u rechtvaardigt? Waarop rust uw jubel: Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods?
God is het die rechtvaardig maakt, wie is het die verdoemt? Maar als dan God Zelf Hem heeft opgewekt, Hem van alle rechtsvervolging heeft ontslagen, Hem den kwijtbrief schonk als het Hoofd der Kerk, hoe kan er dan nog een veroordeelend vonnis worden ingebracht? God doet het kruis niet te niet noch de opstanding! Zijn dood was het graven van de bron der verlossing, door de rotsen van het lijden heen. In de opstanding brak de bron door en werpt als een fontein de heldere wateren des vredes en des levens omhoog. Wat Hij gestorven is, is Hij der zonde éénmaal gestorven en wat Hij leeft, leeft Hij Gode. Zie, zoo sprak Hij tot Johannes op Patmos: Ik ben dood geweest en Ik leef tot in alle eeuwigheid en Ik heb de sleutels der hel en des doods. En Hij leide Zijne rechterhand op mij en zeide: Vreest niet!
In Zijn dood was Hij de gijzelaar van Gods volk. Met hun zonde beladen werd Hij aan het kruis genageld. Daarom zijn zij in Hem gestorven en met Hem in het graf gelegd. Maar zij zijn ook met Hem opgestaan. Geen lichtstraal of schittering is aan Hem of ze is ook de hunne. In Hem zijn zij zonder vlek en rimpel; door Hem zonder zonde en schuld voor het aangezicht Gods. Beminde en geliefde heiligen Gods!
Zij kunnen struikelen en dwalen, afzweven en omdolen, maar. . . . God is het die rechtvaardigt, wie is het die verdoemt? Christus is het die gestorven is, ja, wat meer is, die ook opgewekt is. De zondaar die waarachtig gerechtvaardigd wordt, is door het geloof één met Christus in zijn dood, maar óók in zijn opstanding. Hij is gestorven om onze zonden en opgewekt tot onze rechtvaardigmaking.
Zoo heeft dan de opwekking Hem ontheven van allen smaad die op Hem lag om Sions wille. Gesteld eens een bruid steekt diep in schulden en huwt een schatrijken man. Nu komen hare schulden voor zijn rekening. Maar, zoolang hij deze niet heeft betaald is zij niet vrij van haar schuld. Doch zoodra de schulden zijn betaald heft zij het hoofd vrij op, want zij zijn niet meer. Jezus nam Zijns volks schulden voor zijn rekening. In zijn dood betaalde Hij deze, en door Zijn opstanding bracht Hij de gerechtigheid en het leven aan het licht. Wie is het die verdoemt?. . . . Christus is het die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is.
In die opstanding werd de aanneming bij God van kracht. Zoo dan de gerechtvaardigde zondaar is Gode aangenaam in Christus. Zijn vrijspraak rust op hechte gronden. Het vonnis kan noch worden herzien, noch worden teniet gedaan.
Denk eens dat Hij nog sluimerde in het graf, maar dat de hope bestond dat Hij zou herrijzen, dan zou vreeze op de ziel liggen. Maar Hij is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien en daarna van de elven en eenmaal door vijf honderd.
En zoo mag Paulus toevoegen: en ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene gezien.
Door het geloof is Hij de hunne en al het zijne hun toegerekend. De dood heerscht niet meer, maar het leven en de vrede. Zoo dan die in Christus is, is een nieuw schepsel, het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden.
Zalig wie deel heeft aan de eerste opstanding, de dood heerscht niet meer over hem. Die gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde. Hij sprak tot Martha: Ik ben de opstanding en het leven, die in Mij gelooft, zal leven ook al ware hij gestorven.
Gelooft gij dat?
Ja, wat meer is, die ook is opgewekt!
Lezer, is Hij de uwe geworden? Staat Hij tusschen u en den Vader als Middelaar? Dat is noodzakelijk, zult gij waarlijk de vruchten van Zijn dood eri opstanding u kunnen toeëigenen, omdat zij toegeëigend zijn door den Geest.
Zijne opstanding is tevens het zekere onderpand van de zalige opstanding der Zijnen. Hij zal waken over hun stof en de aarde zal zijne dooden wedergeven en de zee zal hare dooden wedergeven ten jongsten dage, als de bazuin zal blazen.
Zijn opstanding waarborgt naar hun staat den vrede, naar hun toestand het leven.
Wie is het die verdoemt? Ik leef en gij zult leven!
K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 november 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De roem des geloofs gegrond.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 november 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's