Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verkiezing tot het ambt en de belijdenis.

Bekijk het origineel

De verkiezing tot het ambt en de belijdenis.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de verkiezing tot het ambt in de Kerk van Christus moet, zooals wij hebben gezien, gewaakt worden voor de rechten des Heeren. De ambtsdragers moeten beantwoorden aan de eischen van des Heeren Woord. De verkiezing moet geschieden onder leiding van den kerkeraad, die, in gebondenheid aan Gods Woord, heeft toe te zien, dat geen onwaardigen worden gekozen door de gemeente. Ook de gemeente is in hare keuze gebonden aan het Woord des Heeren.
Hoe is nu de toestand in de Hervormde Kerk?
Artikel 3X van het Algemeen reglement zegt het volgende over de rechten die zijn toegekend aan de gemeente.
Stemgerechtigde leden der gemeente zijn alle lidmaten, die onder haar ressort wonen, den ouderdom van 23 jaren bereikt hebben en ten minste 5 maanden geleden, hetzij bij den Kerkeraad geloofsbelijdenis hebben afgelegd, hetzij op ingediende attestatie of bewijs van lidmaatschap als lidmaten der gemeente erkend zijn; even eens zij, die bij verandering van degrensscheiding van de eene gemeente naar eene andere overgaan en in hunne vroegere gemeente stemgerechtigd waren.
Geen stemrecht wordt uitgeoefend door hen die onder censuur of curateele staan. Het stemrecht wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het synodaal reglement op de benoemingen van ouderlingen en diakenen ert de beroeping van predikanten.
Wij zien dus, dat het stemrecht is toegekend aan alle lidmaten, mannen zoowel als vrouwen. Het vrouwenstemrecht is ingevoerd in 1923. Al aanstonds zien we dan ook dat hierin met Gods Woord geen rekening is gehouden. Trouwens het kan wel duidelijk zijn na alles wat de revue is gepasseerd, dat men daarop niet moet hoper. in de Hervormde Kerk. Doch zien we nu hoe in het genoemde reglement op de benoeming de verkiezing der ambtsdragers verder is geregeld.
Artikel i luidt aldus: Het rechc der gemeente tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten (art. 23 algemeen reglement) wordt, behoudens de rechten van derden en met in achtneming van het synodaal reglement voor de Kerkeraden en het reglement op de vacaturen, door hare stemgerechtigde leden uitgeoefend.
In 1852 kwam er een nieuw reglement het welk dat van 1816 verving en in dat nieuwe algemeene Reglement was dit artikel 23 opgenomen: Het recht tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten, berust bij de gemeente." Deze z a l . . . . dit of zelf uitoefenen, naar gelang zulks in de nader te maken bijzondere rglementen op de kerkeraden en de predikantsberoeping zal worden vastgesteld. Totdat daarin zal zijn voorzien blijft de status quo. (zooals het was.)
Vóór 1852 werden de kerkeraadsleden onder de synodale organisatie gekozen door den kerkeraad zelf; het cooptatiestelsel. De kerkeraad vulde zich zelf aan. De gemeente werd daar, in het algemeen niet in gekend; behoefde er althans niet in te worden gekend. Natuurlijk zou dit nog niet zoo erg zijn als de kerkeraad bestond uit mannen die God vreezen en zich onderwerpen aan des Heeren Woord, doch dat was over het algemeen alles behalve het geval. De kerkeraad vulde zichzelf aan met mannen van eigen beginsel en vroeg, als eigen beginsel daarmee niet strookte, niet naar de eischen van Gods Woord. Evenals heden vertoonden destijds de kerkeraden, gezien uit het oogpunt van vreeze Gods en zuiverheid in belijdenis, een zeer droevig beeld.
Nu moest echter het recht der gemeente tot verkiezing nader worden geregeld, volgens dat artikel 23. Daarmee verliepen tal van jaren, omdat men het blijkbaar niet best eens kon worden over de wijze waarop deze zaak moest worden geregeld.
De zaak werd in de synode van 1852—1866 telkens behandeld, en telkens afgewezen. Eindelijk trad het nieuwe reglement in werking i Maart 1867.
Om den lezer niet te vermoeien met een veelheid van artikelen uit de reglementen, mede het doel van ons schrijven in het oog houdend, deel ik maar beknopt mee wat is voorgeschreven.
De stemgerechtigde leden der gemeente kunnen het recht tot benoeming van ouderlingen en diakenen en tot beroeping van predikanten zichzelven voorbehouden of daartoe den kerkeraad machtigen.
Dus tweeërlei is mogelijk. De lidmaten kunnen zeggen: Wij benoemen zelf, of: wij dragen ons recht over aan den kerkeraad.
Over deze vraag wordt om de tien jaar door een stemming beslist.
De eerste stemming gold voor 4 jaren ;sedert 1871 voor tien jaren.
Wanneer de gemeente zelf haar recht wil uitoefenen, hoe doet zij dit dan naar de synodale wetten?
Dan geschiedt dit in gemeenten van minder dan 100 stemgerechtigden door henzelven. In gemeenten van tenminste 100 en minder dan 200 stemgerechtigden mag en in die van 200 en meer stemgerechtigden moet dit recht worden uitgeoefend door een kiescollege Zulk een kiescollege bestaat uit de leden van den kerkeraad en uit twee maal zooveel gemachtigden als er kerkeraadsleden behooren te zijn; te benoemen door en uit de stemgerechtigden.
De nadere regeling van de verkiezing enz. wordt geregeld in plaatselijke reglementen. Dus, wanneer het meerendeel van de stemgerechtigde lid maten zelf het recht van benoeming wenscht uit te oefenen, moet dit in gemeenten met meer dan 200 stemgerechtigden geschieden door middel van een kiescollege. Tot dit kiescollege behooren de leden van den kerkeraad en nog tweemaal zooveel worden erbij gekozen. Ook weer door en uit de lidmaten.
In dat kiescollege telt de kerkeraad dus niet meer dan een derde van het geheele aantal leden.
In de Hervormde Kerk heerscht derhalve het democratisch-revolutionair kiesrecht. Dat wil zeggen, dat de helft plus een beslist, zonder aan Gods Woord te zijn gebonden.
De leiding van, den kerkeraad is uitgeschakeld. Zoo zijn weer de kiesvereenigingen geboren om den richtingsstrijd te leiden in de Hervormde Kerk. Trouwens, ook andere vereenigingen en bonden, hetzij gereformeerd of van andere belijdenis, hebben voor een deei hun taak gekozen in den richtingsstrijd.
Nu moet hier de aandacht worden gevestigd op het feit, dat de leiding van den kerkeraad tloor de Schrift wordt geëischt, maar. . . . in gebondenheid aan Gods Woord. Anders toch worden de rechten des Heeren toch vertreden.
Maar, in plaats dat men nu tot de orde van Gods Woord terugkeerde, heeft men zich verstout de leiding van den kerkeraad geheel uit te schakelen en hem uitvoerder of gemachtigde te maken van den volkswil. Als de gemeente haar recht op den kerkeraad overdraagt en dus deze beroept en verkiest, is hij „gemachtigde"; als een kiescollege optreedt, uitvoerder van den gemeentewil. Of die kerkeraad zich houdt aan Gods Woord, daar laten de reglementen zich niet mee in. Geheel naar willekeur beschikt de synodale organisatie over de rechten des Heeren. Dat hieruit oordeelen moeten opkomen ligt voor de hand.
Tevens worden de levenskrachten verteerd in den onzaligen partijstrijd. Over het algemeen zal de kerkeraad, in zijn meerderheid, hetbeeld vertoonen van de richting der meerderheid die door het revolutionaire stemrecht beschikt over de macht.
Gods Woord kan men erkennen of ook niet erkennen al naar believen.
Dat op deze wijze de Kerk niet wordt gediend, ligt voor de hand. Zeker, de Heere volvoert te midden van al deze verwarring en god - deloosheid Zijn Raad en is ook nog te midden van Zijn toorn des ontfermens gedachtig. Dit kan evenwel niet pleiten voor de goddeloosheid en ongebondenheid. Daaruit kan, en mag ook geen conclusie worden getrokken omtrent de vraag of het blijven onder deze organisatie geoorloofd kan worden geacht. Overigens kan het voor ieder, die niet geheel blind is, duidelijk zijn dat de kerkelijke verwording met den dag toeneemt. Waardeering voor het ambt is er dan ook vrijwel niet meer. Ieder doet wat goed is in eigen oogen. De veroverde rechten zijn blijkbaar geliefd, ook al strijden ze met Gods Woord.
Onze menschen groeien op zon der eenig besef hoe het zou moeten zijn.
Als vereischten, om tot ouderling en diaken te kunnen worden benoemd, worden gesteld: „De ouderlingen en diakenen behooren te zijn manslidmaten, sedert een jaar in haar midden gevestigd, onberispelijk in belijdenis en wandel, bekende voorstanders van den openbaren godsdienst en geen tegenstrevers van kerkelijke verordeningen . . . .
Wanneer geëischt wordt dat ouderlingen en diakenen onberispelijk zijn in belijdenis en wandel is er weer een schijn alsof hier voor de rechten der waarheid werd opgekomen, doch meer dan bedriegelijke schijn toch ook niet, want ieder maakt zelf uit wat hij gelooven wil en als een moderne of ethische domine dit noodig heeft, reikt het Classicaal Bestuur hem het getuigschrift uit, dat hij onberispelijk is in belijdenis, zooals we vroeger hebben gezien. De onwaarachtigheid in dit alles is zoo stuitend.
Doch, even willen we de aandacht vestigen op het vereischte, dat hij geen tegenstrever mag zijn van kerkelijke verordeningen. Hij moet zich dus gedwee aan de synodale organisatie onderwerpen en in zijn ambt zich daarnaar gedragen. Maar, dat reeds is in strijd met een onberispelijke belijdenis, want Gods Woord eischt dat wij Gode meer zullen gehoor zamen dan de menschen.
Hoe karakter-bedervend en alle geloof-doovend en allen moed-uitblusschend dit alles werkt kan men weten, ook aan onze kerkeraden, die dan nog uit Gereformeerde menschen bestaan, want iegenlijke Gereformeerde kerkeraden bestaan er niet en kunnen er niet bestaan in de Hervormde Kerk. Men legt zich bij alles neer, met meer of minder tegenzin; maar, men doet het dan toch.
De toestanden zijn dan ook in onze gemeenten zeer bedroevend en het is volkomen begrijpelijk dat men zich wel driemaal afvraagt, als men tenminste ernst maakt met de dingen en er ook iets, ik zeg iets, van af weet hoe het in Gods Huis behoorde te zijn, of men het ambt van ouderling of diaken eigenlijk wel kan en mag bekleeden. Men neemt toch op zich wat men van tevoren weet niet te mogen volbrengen, of men wordt uitgeworpen. Een ouderling bovenal, die de wolven uit de schaapskooi moet keeren, en, opzicht houden over de leer en den wandel, mag zich wel rekenschap geven van hetgeen hij gaat doen.
Wij willen ook wijzen op de voorgeschreven bevestiging in het ambt. Reeds zagen we dat daarbij geen formulier behoeft te worden gebruikt noch vragen gesteld en dat het bestaande formulier kan worden gewijzigd en de vragen veranderd naar willekeur. Doch, stel nu eens dat men wordt bevestigd met het oude formulier en met de oude vragen, en men antwoordt bevestigend. Zooals daar is uiteengezet naar de H. S., zal rnen zijn ambt bedienen. Onder i eed, voor het aangezicht des Heeren, wordt dit beloofd. In nog sterker mate dan voor den Dienaar des Woords geldt nu, dat de ouderling dit niet kan doen en niet mag doen. Hij zal geen tegenstrever van kerkelijke verordeningen zijn, onder die voorwaarde is hij gekozen. Alle reglementen die worden uitgevaardigd zal hij helpen uitvoeren, ook al zijn ze in lijnrechten strijd met Gods Woord.
In vacature zal hij de leugenleer vrij op den kansel toelaten. In de regeering der Kerk zal hij niet handelen naar Gods Woord, maar naar de synodale verordeningen. Dat alles weet, kan en moet hij althans van tevoren weten.
Hij belooft, naar het oude formulier, de wolven te zullen keeren uit de schaapskooi van Christus en is gekozen onder de voorwaar de dat hij de bestaande leervrijheid zal eerbiedigen. Is er in een gemeente meer dan één predikant en zijn er verschillende richtingen, dan moet hij niet slechts bij vacature, maar steeds de leugenleer toelaten en soms er nog onder zitten bovendien.
Al deze dingen zijn toch in den grond der za"ak Godonteerend en kerkverwoestend. Van Ethische zijde zijn o.a. de volgende vragen, als aansluitende bij den feitelijken toestand gesteld: Na een heel beknopt formulier, waarin de eischen der Hervormde reglementen voor de ambten zijn opgenomen, wordt aldus vervolgd: Opdat nu ieder moge hooren, dat gij gezind zijt de voornoemde taak overeenkomstig Gods Woord en de reglementen onzer kerk op u te nemen, zoo verzoek ik u op te staan en te antwoorden op de volgende vragen:
1. neemt gij dezen dienst aan als hiertoe, door middel van de gemeente, van Godswege geroepen?
2. wenscht gij dit ambt in Christus gemeente waar te nemen, volgens de eischen u daartoe in Gods Woord gesteld?
3. Belooft gij ook in dezen dienst u te voegen naar de reglementen onzer kerk?
Deze vragen behoeven niet nader te worden teogelicht, zij zijn duidelijk.
Is het eigenlijk ook wel eerlijk, om een ouderling te bevestigen met het oude formulier en te laten antwoorden op de oude vragen? De man die antwoorden moet weet misschien niet zoo goed, dat de reglementen verbieden te doen, wat hij belooft. In ieder geval mocht het hun eerst wel eerlijk en onomwonden worden gezegd.
Al deze dingen mochten toch wel eens meer overwogen worden en voorgelegd. Dat behoort ook tot de verbreiding der waarheid. K.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 december 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De verkiezing tot het ambt en de belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 december 1932

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's