Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus' doop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus' doop.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Math. 3 vs. 13—17. „Toen kwam Jezus van Calilea naar den Jordaan tot Johannes, om van hem gedoopt te worden. Doch Johannes weigerde hem zeer, zeggende: Mij is noodig van u gedoopt te worden, en komt gij tot mij? Maar Jezus antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af, want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van hem af. En Jezus gedoopt zijnde, is terstond opgeklommen uit het water; en zie de hemelen werden hem geopend, en hij zag den Geest Gods nederdalen gelijk eene duif en op hem komen. En zie eene stem uit de hemelen, zeggende: Deze is mijn Zoon, mijn Geliefde, in denwelke Ik mijn welbehagen heb."

Het schrifgedeelte, dat wij met elkander wenschen te onderzoeken spreekt ons van den Doop van den Heere Jezus en de omstandigheden waaronder die Doop geschiedde. De evangelist Mathëus teekent ons allereerst het samentreffen van Jezus en zijn voorlooper Johannes, die den weg des Heeren bereiden moest. Zoo had de profeet hem reeds eeuwen tevoren geteekend. Johannes was op goddelijk bevel predikende in de omgeving van den Jordaan in Jud^ a, om ook zijn opdracht te vervullen dat hij zou doopen met den doop der bekeering tot vergeving van zonden.
Hij predikte: „Het koninkrijk Gods is nabij gekomen." Wanneer dan waarachtige boetvaardigheid zich openbaarde bij zijn hoorders, mocht hij doopen met den doop der bekeering; met de heenwijzing van de vergeving der zonden in den komenden Christus, die nu weldra zou optreden onder zijn volk, als de Beloofde der vaderen, als de Messias. Daar is Johannes; heengaande in den geest en de kracht van Elia, en hij had zijn kleeding van kemelshaar en een lederen gordel om zijne lendenen.
Hij zette de boetebazuin aan den mond en riep op tot waarachtige bekeering. Hij predikte Jezus als het zaad der vrouw dat vijandschap zet. Wiens wan in zijne hand is en Hij zal zijnen dorschvloer doorzuiveren en de tarwe in zijne schuur verzamelen, maar het kaf met onuitblusschelijk vuur verbranden.
Hij predikt Jezus als dengene, die tot een oordeel in de wereld is gekomen. Zóó moet Hij nog worden verkondigd, ook heden. Gij kunt niet neutraal aan Hem voorbij gaan, maar zult moeten kiezen: vóór óf tégen. Wij hebben gekozen tegen God en Zijn Gezalfde, maar de Heere zegt: kom op uwe dwaze keuze terug. Almachtige genade moge u tegen uzelven leeren kiezen, want een andere weg om Jezus als tot een oordeel in de wereld gekomen, te leeren kennen is er niet. Alleen in den weg der waarachtige bekeering, afgesneden van eigen levenswortel, kunnen wij ervaren de vergeving der zonden door Zijn bloed en het recht ten leven door Zijn gerechtigheid.
Johannes moest ook getuigen, als ze tot hem kwamen om gedoopt te worden, maar zonder waarachtige bekeering en zonder honger en dorst naar verzoening: Gij adderengebroedsel, wie heeft u te kennen gegeven de helsche verdoemenis te ontvlieden? Alleen ware schuldbekentenis leidt tot schuldvergiffenis.
En tot hem gingen uit Jeruzalem en geheel Judea en het geheele land rondom den Jordaan en zij werden van hem gedoopt in den Jordaan, belijdende hunne zonden. Zoo mocht Johannes heenleiden naar Christus, ook door zijn doop, op goddelijk bevel. Johannes doopte bekeerden, die beladen met de zonde werden verbrijzeld in hun hart; die God recht en gerechtigheid toekenden. Dan daalde stilte in het hart, ook al werd de volle verzoening en bevrediging met God nog niet verstaan. De doop van Johannes kreeg zijn vervulling in het werk van Jezus, daarom was het een doop tot. . . . in de richting van. . . . leiden&e tot. . . . vergeving der zonden.
Zoowel zijn prediking als zijn doop zijn een heenwijzing naar Christus. Die na mij komt is sterker dan ik, wiens schoenen ik niet waardig ben hem na te dragen; die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen.
De doop van Johannes was een teeken van het werk van Christus. Deze zou met den Heiligen Geest, die als een vuur zou werken om te louteren en te reinigen, doopen. Van de jeugd van Johannes vertelt ons de Heilige Schrift geen bijzonderheden, maar ook van den Heere Jezus wordt ons alleen vermeld zijn opgang naar Jeruzalem op zijn twaalfde jaar, toen Hij sprak tot zijne moeder: Wist gij niet dat Ik moest zijn in de dingen mijns Vaders.
Maria, die de woorden van den engel en van Simeon bewaarde in haar hart, zal zeker hebben uitgezien naar de daden des Heeren; naar het optreden van haar Kind.
Doch over dit alles laat de Schrift zich niet uit. Die dertig jaren van Bethlehem tot den Doop in den Jordaan zijn zeker beteekenisvol, maar de Heere vond het niet noodig ons dienaangaande nader in te lichten. Doch nu is de tijd van Zijn openbaar optreden aangebroken.
Zeker heeft Johannes van den Heere Jezus geweten zijn moeder Elisabéth zal hem gewis hebben verhaald van het wonderlijke bezoek van hare nicht Maria. De heraut had vóór zijn geboorte reeds onbewust den Koning begroet. Mogelijk, dat Johannes in zijn vroege jeugd persoonlijk den Heere Jezus heeft gezien, die toenam in wijsheid en kennis, maar later heeft Johannes Hem niet meer bejegend.
Hiervan verhaalt ons Johannes de apostel in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie. Als de Heere Jezus verschijnt in het openbaar en Johannes Hem aanschouwt, lezen we: Johannes de Dooper Jezus tot zich ziende komen, zeide: Zie het Lam Gods. • Doch, zoo wordt vervolgd door den Dooper: En ik kende Hem niet; maar opdat Hij aan Israël zoude geopenbaard worden, daarom ben ik gekomen. En ik heb den Geest zien nederdalen uit den hemel gelijk eene duive en Hij bleef op Hem. En ik kende Hem niet, maar die mij gezonden heeft om te doopen met water, die had mij gezegd: Op welken gij den Geest zult zien nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met den Geest doopt.
Johannes wist dus wel dat Jezus er was, maar stelt met nadruk vast dat hij hem niet kende. Doch de Heere had hem een geheim geopenbaard. Hij moest Hem als den waren Messias uitroepen en zijn weg bereiden. Doch nu gaf de Heere hem een teeken, opdat hij vergewist zou zijn van het Messiassc'nap van den Heere Jezus. Hij zou den Geest zien nederdalen op Hem en daaruit zou hij weten dat Jezus zou doopen met den Geest. Hoe dit geschieden zou, heeft Johannes wel niet geweten. Het is zeker niet waarschijnlijk dat de Heere hem had geopenbaard, dat hij Jezus zou doopen en bij die gelegenheid de nederdaling des Geestes zou pladts hebben. Dan toch ware zijn aanvankelijke weigering om die doop toe te dienen niet wel te verklaren, noch hetgeen hij daarbij opmerkt. Zoo droeg dan Johannes een geheim in zijn hart. Dit geheim, dat de Heere hem had bekend gemaakt: ik zal den Geest zien nederdalen op den Messias, wiens heraut ik ben. Dat geheim zal hem zeker dikwijls hebben bezig gehouden in overdenking en gebed. Heere, wat zal ik dan zien en hoe zal dat zijn en wanneer zal dit geschieden? Doch de Heere klaarde het niet nader op, tot op den dag dat het geschiedde! Ik heb het u gezegd eer dat het geschied is, opdat, wanneer het geschied zal zijn, gij gelooven moogt. Dit woord der goddelijke wijsheid is ook hier zeker op zijn plaats. Hij handelt wonderlijk met de Zijnen. Het is Gods eer eene zaak te verbergen en zijn openbaring doet die eer zelfs niet teniet, want Hij openbaart zich zoo, dat Zijn kind, ook zijn keurling Hem nooit voor kan rekenen, opdat de rechtvaardige door het geloof zal leven. Ook, opdat de Heere alléén zal groot zijn. Ach, wat berokkenen Gods kinderen zich veel duisternis en teleurstellingen door eigen uitlegger te willen zijn. Zie, Hij heeft gezegd, dat Hij met ons zal zijn tot aan het einde der wereld; dat Hij bij ons zal zijn in het water en in het vuur; dat Hij ons zal aanzien; dat voor Hem geen ding zal onmogelijk zijn. Daarom mogen wij Zijn Verbond als onze schatten gadeslaan. Maar wij weten niet op welke wijze Hij in het vuur bij ons zal zijn, noch, hoe Hij zal doen, wat Hij gesproken heeft. Wij weten niet hoe Hij in elk bijzonder geval met ons zal handelen. Doch een ding weet ik, dat God met mij is. Dat zij ons genoeg.
Nu blijft er voor den Heere volle ruimte om zijn eer te handhaven in het verbergen der zaken die wij nog niet behoeven te weten. Maar weet zeker dat de wijze zijner bekendmaking eene gedurige aansporing is om zijn troon aan te loopen om Hem te manen op Zijn Woord. Zoo biedt ook dit gedeelte van des Heeren Woord onderwijs en vertroosting, indien wij letten op de wijze hoe de Heere van ouds met Zijn volk handelde. Mijn raad zal bestaan en Ik zal al mijn welbehagen doen.
Indien gij gelooft, gij zult de heerlijkheid Gods zien!
Dit wist Johannes, dat Hij, terwijl hij bezig zou zijn in zijn bediening, als des Konings heraut, plotseling voor het feit zou staan, dat hij den Geest op Jezus zou zien nederdalen. Zie dan ook hier de gangen onzes Gods en onzes Konings in Zijn heiligdom. Wie zou U niet vreezen, Gij Koning der heidenen, want het komt U toe!
De bede wake op in Zijne gunstgenooten: Geef Heere, dat ik geen eigenwijs kind mag zijn, maar wel een eenkennig kind, dat U naloopt en lastig valt bij dage en bij nachte om geloovig te verkeeren voor Uw aangezicht: Bevestig toch aan uwen knecht den zegen, waartoe Uw Woord hem rijke hope gaf, wajit hij is tot Uwe vrees genegen.
Zoo leeft Johannes in afwachting, die hem niet ledig laat voor het aangezicht des Heeren. Inmiddels baant de Heere de wegen, opdat Hij als de God van Ja en Amen vervulle wat uit Zijne lippen is uitgegaan. Want Hij is God en geen mensch. Zou Hij het zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken?
Een oud christen, geoefend van zinnen, had in zijn bijbel op tal van plaatsen tweemaal een B. geplaatst. Wat mag dat beduiden, vroeg hem een broeder? Dat zal ik u zeggen. Als de Heere met persoonlijke toepassing Zijn Woord ontsluit, dat Hij mij, zijn onwaardig kind, alzoo zal behandelen, dan zet ik er een B. naast. Dat beduidt: Beproefd. En als dan de Heere doet zooals Hij als de Waarachtige (Hij heeft mij nog nooit bedrogen!) heeft gesproken, dan zet ik er weer een B. naast; dat wil zeggen: Bewezen! — Beproefd. . . . Bewezen. Toen ik zijn bijbel eens doorbladerde, zag ik nog op meerdere plaatsen één B. staan. Mijn overpeinzing was deze. Bij de plaatsen waar een tweetal B's stonden mocht ik verstaan, dat Sion een goedrtieren en getrouw Koning heeft. Beproef Mij nu hierin. In leven en sterven, voor tijd en eeuwigheid leggen wij ons neer op de peluw van dit Verbond. Doch de plaatsen waar nog maar één B. stond deden mij verstaan dat de man veel arbeid moest hebben aan den troon. Dat de zekerheid van zijn staat bevestigd in het Verbond, verzegeld met den Heiligen Geest der belofte hem geen groot mensch had gemaakt, maar wel een machtig worstelaar. Mijn hart beminde dien man, want worstelen met God, nadat wij in Pniël de overwinning weggedragen hebben, met onze verwrongen heup, is omgang met God als een goedertieren Vader en milde Zegenader, die Zijn hart voor Zijne gunstgenooten eeuwig openstelt.
Ja, ik zag zelfs een B. staan op een plaats, waar hij zelf de tweeede B. niet achter zal kunnen zetten, want het moest worden vervuld na zijn verscheiden, als Hij reeds zal wandelen in de gouden straten en het Aangezicht van den Waarachtige zal zien. Wie dan de B. er achter zal zetten? Wie zal het zeggen, maar de Heere zal niet feilen in Zijn trouw. Lezer, draagt gij ook zulke geheimen in uwe ziel, die ons niet ledig laten voor den God der Waarheid? Ach, van nature weten wij niet van den verborgen omgang met God. Hoe zullen twee tezamen wandelen, zoo zij niet eerst bijeen gekomen zijn? En bijeenkomen kan alleen geschieden in den Middelaar Gods en der menschen. Alle beloften roepen om Jezus, want in Hem alleen zijn zij, ja en zijn zij, amen. De beloften kunnen ons niet helpen buiten den Persoon van Jezus.
Maar in Hem zijn de uitnemendste en dierbaarste beloften geschonken.
Wij mogen wel een vraag doen aan Gods kinderen. Hoeveel B.'s staan er in reeds verdubbeld in Zijn Woord? Vergeet nooit één van Zijn weldadigheden, vergeet ze niet, het is God die ze u bewees. En weet voorzeker dat er niet één van al de goed woorden ter aarde zal vallen; ze komen al te maal. Doch niet minder leert de Heere Zijn volk dat niemand iets kan aannemen tenzij het hem van boven gegeven worde. Anders toch zijn de nemers slechts stelers. Zal Gods Woord ons persoonlijk gelden dan is eene toepassende daad des Geestes noodzakelijk.
Doch wie komt daar nader. . . . ?
Toen kwam Jezus van Galilea naar den Jordaan, om van hem gedoopt te worden.
We merken hier een daad der gehoorzaamheid van den Borg Jezus om den Raad des Vaders te volbrengen. Hij kende zich als de Messias van God gezonden! Hij was die Knecht van wien de Vader had gesproken: Het is te gering dat Gij Mij een knecht zoudt zijn om op te richten te stammen Jacobs en weder te brengen de bewaarden in Israël, Ik heb U ook gegeven ten lichte der heidenen om mijn heil te zijn tot aan de einden der aarde. Door Zijne hand zou het welbehagen des Heeren gelukkiglijk voortgaan. In de ziel van den Middelaar heeft zeker de begeerte geleefd naar de ure van Zijn openbaar optreden. Dit zou Hem voeren tot het kruis, maar ook tot de stonde, dat Hij zou zeggen: Ik heb uwen naam verheerlijkt op de aarde, Vader, verheerlijk Mij met de heerlijkheid die ik bij U had eer de wereld was. Hoe wonderlijk blijft toch immer het werk en de Raad der verlossing. Nooit zal een Adamskind dit mysterie doorgronden, maar zalig wie er uit leven mag, tot glorie van Zijn Naam.
Toen kwam Jezus uit Nazareth, zegt Marcus, van Galilea, naar den Jordaan tot Johannes om van Hem gedoopt te worden.
Jezus kiest nu welbewust zijn weg uit Nazareth, waar Hij was opgevoed en bekend was als de zoon van Jozef den timmerman. Blijkbaar is Hij in stilte groot geworden, zonder te prediken. Hoe wonderlijk is toch dit alles. De Zoon des allerhoogsten Gods, tevens waarachtig mensch als onzer een levende, doch zonder zonde.
Dertig jaren zijn voorbijgesneld sedert Simeon het Kindeke in zijn armen had en God loofde en Zijn toekomst teekende in het woord: Deze wordt gezet tot een val en tot eene opstanding voor velen in Israël en tot een teeken dat weersproken zal worden. Immanuël heeft een tijd des wachtens doorgemaakt, hoewel Hij wist de Messias te zijn. Merkwaardig is ook dit verschijnsel bij Gods knechten. David wordt gezalfd tot koning en moet nog jaren wachten. Paulus wordt geroepen tot apostel der heidenen en moet jaren nog worden toebereid aleer hij zijne eigenlijke zendingstaak mag beginnen. Gods Raad is wonderbaar. Zijn doen majesteit.
Als de Zoon had Jezus zelf mede bepaald den tijd van zijn openbaar optreden. Als de Knecht des Vaders moet Hij nu afwachten tot de Vader spreekt. Ik doet niets dan wat ik den Vader zie doen, zal Hij daarom spreken. In de rol des boeks is van Hem geschreven. Hij heeft des Vaders tijd afgewacht. Dit deed Hij steeds. Hij was niet voorbarig als Mozes en niet wederstrevig als Jeremia. Hij had lust om Gods welbehagen te doen en Gods wet was in het midden Zijns ingewands.
In de Paaschzaal zou Hij spreken: Ik heb zeer begeerd dit Pascha met u te eten, en dan. . . . staat op en laat ons van hier gaan, Hij die Mij verraad is nabij.
Simeon en Anna zijn reeds lang afgereisd en ingezameld in Abrahams schoot. De meesten hebben de geruchten van Jezus reeds lang vergeten. Is deze niet Jezus de zoon van Jozef de timmerman? Alles was zoo stil in Galilea en in Judea. Ja, deze en gene heeft misschien nog wel eens gedacht om dien twaalf-jarigen knaap, die zoo wonderlijk sprak uit de wet en de profeten, maar dat was reeds achttien jaar geleden en men hoorde verder niet veel meer van Hem.
Anna had wel van Hem gesproken tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten, doch menigeen had zijn hoofd ter ruste gelegd. . . . en nog was het Lam niet geslacht, dat stemmeloos zou zijn voor zijn slachter.
Hoe wonderlijk is toch Gods doen! Maar God behoeft zich nooit te haasten, omdat Hij altijd zeker is van Zijn doel en de middelen nimmer falen.
En toch is het ook weer zoo, dat Hij haastelijk doet komen hetgeen Hij gesproken heeft. De Vader vergeet niet waartoe Hij Zijn eeniggeborene gaf en Jezus vergeet niet waartoe Hij onze natuur had aangenomen.
Johannes predikt. Er komt weer beweging! Maar waar is Jezus?
Zie, daar op eenmaal naderen de Wegbereider en Jezus elkander. De heraut en de Koning! Zij zijn een maal dicht bij elkander geweest onder het hart hunner moeders.
Kom lees nu Jepaja veertig en Maleachi twee. Hoor nu nog weder Zacharia en Maria zingen. En gij kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des Heeren henengaan om zijne wegen te bereiden, om zijnen volke kennis der zaligheid te geven in'vergeving hunner zonden, door de innerlijke bewegingen der barmhartigheid onzes Gods, met welke ons bezocht heeft de opgang uit de hoogte, om te verschijnen dengenen die gezeten zijn in duisternis en schaduw des doods, om onze voeten te richten op den weg des vredes.
Uit het verband blijkt wel, dat bij deze ontmoeting van Johannes en Jezus verder niemand tegenwoordig was. Daarna verschijnt Jezus weer, als een schare rondom Johannes is, en dan wijst Johannes Hem aan: Zie het Lam Gods.
Maar, hoe kende Johannes Hem dan, daar hij toch heeft gezegd: ik kende Hem niet. Hij kende Hem, omdat de Geest Hem ontdekte aan het oog zijner ziel. De majesteit des Heeren viel op Hem en zijne oogen werden verlicht door den Geest.
Toch rijst nog een vraag. Zegt Johannes dan niet dat hij Hem leerde kennen doordat de Geest op Hem nederdaalde? En hij kent hem toch reeds nu? Zeer zeker, doch het een sluit het ander niet uit, doch vult hét aan. Johannes zag Jezus en de Geest deed hem verstaan, dat het de beloofde Messias was, doch door de nederdaling des Geestes werd voor Johannes alles bevestigd en verzegeld en werd hij als wegbereider in beginsel ontslagen van zijn taak. Johannes werd vervuld met den Heiligen Geest reeds voor zijn geboorte, om wegbereider te kunnen zijn. Nu zal hij aanschouwen hoe de Geest nederdaalt op Hem, van Wien hij predikte; die na mij komt, was eer dan ik; die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen. Zoo was in Gods Raad bepaald.
Johannes kon Hem niet eerder uitroepen als het Lam Gods, dan nadat hij den Geest op Hem had zien nederdalen, want zoo was het aan Johannes verordend.
Daarom moest hij op Gods teeken wachten.
Doch Johannes weigerde Hem zeer, zoo lezen we in onzen tekst. Wat weigerde hij dan wel? Jezus kwam tot hem en gebood hem over te gaan tot Zijn Doop. Zeker, dit zal Johannes wel wonderlijk in de ooren hebben geklonken. Hoe kon Hij dat vragen? Johannes weigerde Hem zeer. Dit wil zeggen, herhaaldelijk en met nadruk wees hij dit verzoek af. Johannes verstaat zijn roeping hier niet. We kunnen Johannes begrijpen, maar daarom is het nog niet goed wat hij deed. Een heraut heeft den Koning onvoorwaardelijk te gehoorzamen. Zie des Heeren last is een afdoende reden en grond om te gehoorzamen, al schijnt ons de taak te verheven of ook soms te zwaar.
„Hoewel nu deze groote man een tijdlang een gedeelte van zijn ambt niet begrepen heeft, zoo neemt toch deze bijzondere dwaling niet weg, dat hij zijn ambt als Dooper behoorlijk en wettig vervuld heeft. En zijn voorbeeld leert ons, dat wij niet lichtvaardig handelen, als wij de ons aangewezen taak verrichten naarmate God ons die openbaart, al weten wij niet aanstonds alles wat onze roeping insluit, of met haar in onmiddellijk verband staat." Zoo merkt Calvijn op.
Zoo houdt dan de Koning een gesprek met zijn heraut, maar blijft Koning. Doch Johannes moet gewillig zijn werk doen, zonder tegenspreken.
Ook het tegenspreken zijner kinderen moet Jezus boeten ,opdat Hij een volkomen Zaligmaker zou zijn, gebiedende de verlossingen Jacobs.
Johannes moet niet vragen: wie ben ik, maar. . . . wat wil Hij?

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Jezus' doop.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's