Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerkeraad en de Belijdenis.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerkeraad en de Belijdenis.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de taak van de dienaren des Woords hebben wij reeds gesproken, zoodat wij slechts samenvattend en aanvullend hierover behoeven te handelen.
Het formulier van bevestiging, waarbij we ook reeds stil stonden, wijst op schoone wijze de taak van den Dienaar des Woords aan, hoewel daarbij geen volledigheid is betracht. Ook in de Dordsche Kerkenorde wordt de taak des Dienaars beknopt omschreven en wel in artikel 16: Der dienaren ambt is, in de gebeden en bediening des Woords aan te houden, de Sacramenten uit te reiken, op hunne medebroeders, ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente, goede acht te nemen en ten laatste met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen en te bezorgen, dat alles eerlijk en met orde geschiede."
Wanneer wordt gezegd: der dienaren ambt is, dan moet daarbij worden opgemerkt dat het woord ambt hier beteekent, bediening. De dienst of de bediening die hij in zijn ambt uitoefent. Het woord ambt heeft een dubbele beteekenis. Het beduidt: de waardigheid of werkkring waartoe iemand is geroepen, maar ook de werkzaamheid, aan die waardigheid verbonden. Indien zin moet b.v. i Kron. 6 : 31 worden verstaan, waar van personen wordt gesproken, die David gesteld had tot het ambt des gezangs in het Huis des Heeren.
Zoo wil in dit artikel 16 het woord ambt niet aanwijzen de waardigheid waartoe de Dienaar is geroepen, maar de bediening, de taak die op hem rust. Het ambt der dienaren wil dus zeggen: het werk of de taak der dienaren.
Dit artikel geeft enkele hoofdzaken aan van het werk des dienaars. Het wijst op de bediening des Woords en der gebeden; de bediening der sacramenten; het toezicht op de ouderlingen, de diakenen en de gemeente; de oefening der kerkelijke discipline en de zorg voor de orde in de gemeente. Dit werd van ouds als de taak van den Dienaar des Woords be schouwe!. naar Schriftuurlijke opvatting. Reeds het Convent van Wezel sprak zich aldus uit: Het is buiten kijf, dat het ambt der Dienaren, welke de Schrift herders en opzieners en somtijds ook oudsten en ouderlingen noemt, voornamelijk bestaat in het Woord Gods te verkondigen, recht te snijden en toe te passen, zoowel in het openbaar als aan de huizen tot leering, vermaning en vertroosting, naar de omstandigheden dit medebrengen, en in de bediening der sacramenten en de onderhouding der tucht."
Op dezelfde wijze omschrijft het formulier van bevestiging hun taak, op grond der Schrift.
We kunnen hun ambt, hun taak, in drie deelen onderscheiden, ie. de bediening des Woords en der gebeden; 2e. de bediening der sacramenten, en 3e. de regeering, waaronder ook moet worden gerekend het oefenen der tucht en het handhaven der goede orde. Daarbij moet dan worden bedacht, dat de bediening van Woord en sacrament uitsluitend de taak van den Dienaar des Woords is, terwijl de regeering der gemeente, het oefenen van opzicht en tucht en de handhaving der orde mede tot de taak der ouderlingen behoort.
De bediening des Woords is dus de eerste en hoogste taak van den dienaar. Hij heeft het Woord der verzoening in ons gelegd. Zoo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade, wij bidden u van Christus wege: Laat u met God verzoenen. Hij heeft ons geboden Hem den volke te prediken als Rechter van levenden en dooden. Daarbij-zijn zij gebonden aan Gods onfeilbaar Woord, om dat met al de gaven die de Heere hen schonk en naar zijn ganschen inhoud in wet en evangelie, schaduw en vervulling voor te stellen, als levende getuigen der waarheid, onderwezen op de School des Geestes; gebruik makende van alles wat dienstbaar kan zijn aan de ontsluiting des Woords. Dit Woord moet grondig worden verklaard en toegepast naar de behoefte der gemeente in zijn geheel en van de afzonderlijke personen. Die ooren heeft die hoore wat de Geest tot de gemeente zegt. De Dienaar moet er innerlijk door den goddelijken Geest van vergewist zijn, dat, als hij het Amen uitspreekt dit Amen in den hemel wordt bevestigd en aanvaard ten leven en ten doode. Hij verkondigt de bekeering tot God, de verzoe ning met Hem door het geloof in Christus. Hij moet den vollen Raad Gods verkondigen en daaraan niets toevoegen noch daarvan iets afdoen. Aan dat onfeilbare Woord Gods, is Gods gemeente gebonden. Dan is hij de mond Gods tot het volk en de mond des volks aan den troon der genade.
Doch hij mag niet vergeten dat hij met de gemeente verkeerd in een wereld vol van dwaling en leu gen, daarom moet hij ook met de Heilige Schrift weerleggen de dwalingen en de ketterijen, die tegen de zuivere leer strijden. H'j mag de strijdbijl niet begraven om schouder aan schouder te staan met de vijanden van de waarheid die naar de godzaligheid is. Hij zou daardoor toonen den schat niet te dragen in zijn aarden vat. Hij moet het Woord Gods brengen in de openbare samenkomsten der gemeente, het den rechtvaardige aanzeggende dat het hem wel zal gaan en het wee dan goddelooze. Hij stelle den onbekeerde voor, met den Apostel weenende, dat zij zijn vijanden van het kruis van Christus en hen biddende dat zij zich met God laten verzoenen. Ook roept hij den naam des Heeren in gebed en dankzegging aan en al het volk zegge Amen, Halleluja!
Hiermede hangt nu echter ook samen dat hij het zaad der kerk onderwijst in de waarheid die naaide godzaligheid is. De leden der gemeente moet hij onderrichten aan hun huizen en den kranken het licht des Woords doen schijnen met een bewogen gemoed, als ambassadeur van Christus.
Bij de bediening des Woords sluit aan de bediening der sacramenten: de teekenen en zegelen van Gods genadeverbod. Hij mag in Jezus naam het brood breken en den wijn vergieten en noodigen die Sions Vorst erkennen als hun Heere; die het leven hunner hand verloren en hunne gerechtigheid en leven buiten zichzelven in Christus zoeken. Hij mag het zaad der gemeente doopen in den driemaal heiligen naam des Heeren.
Het derde deel van zijn werk is toezicht te houden over ouderlingen en diakenen door onderlinge tucht te oefenen en elkander te houden bij de zuiverheid der leer en des levens. Met de ouderlingen moet hij Gods gemeente in goede orde en tucht houden, die hen erkent als ambtsdragers van Christus, als mannen Gods, die over de kudde zijn gesteld. De apostel vermaant de geloovigen de zoodanigen in groote waarde te houden om huns werks wille, als die waken voor hunne zielen. Zij zijn uitdeelers der menigerlei genade Gods. Zij hebben toe te zien dat de geloovigen en hun zaad zich gedragen naar den Woorde Gods. Zij zullen zorgen, zooveel in hen is, dat het Verbond Gods bij Doop en Avondmaal niet ontheiligd worde opdat Gods toorn niet over de gansche gemeente aangestoken worde.
Tegen de onboetvaardigen zal gehandeld worden met de kerkelijke tucht en de boetvaardigen zullen weder in den schoot der kerk opgenomen worden.
Uit het feit, dat in dit artikel niet uitdrukkelijk worden genoemd: de catechisatie, het huisbezoek, het ziekenbezoek en de huwelijksbevestiging, mag zeker niet worden afgeleid dat zij niet tot het ambt van den dienaar zou den behooren. Heel deze arbeid toch kan onder de bediening des Woords in ruimeren zin worden gerangschikt en besloten.
De catechisatie toch is de onderwijzing van de jeugd der gemeente in het Woord Gods, dat aan Gods Kerk is toebetrouwd. De huwelijksbevestiging is niet alleen een vragen om een zegen voor de pas gehuwden, maar een handeling der kerk, door den Dienaar, waardoor zij voor hare leden bevestigt, wat in den kring der familie en der overheid is geschied. De nieuwe cel in het burgerlijk leven neemt zij op in haar schoot, om nu met hen te handelen naar des Heeren ordinantiën. Met hen, en het zaad dat God hen zal schenken. Huisbezoek en ziekenbezoek hebben de dienaren met de ouderlingen gemeen. Huisbezoek is zeker de hoofdtaak van den ouderling, doch behoort ook tot het ambt van den Dienaar. De wijze waarop dit alles moet geschieden laten wij thans rusten om nu ook een enkel woord te wijden aan het ambt der ouderlingen. Een enkel woord, want over dit alles zouden reeksen artikelen geschreven kunnen worden, wat echter thans onze bedoeling niet is.
Het ambt of de taak der ouderlingen.
Wie mogen naar het Woord Gods tot ouderlingen worden verkozen? Reeds het Convent te Wezel wees op de vereischten die de apostel Paulus stelde: ,een onbestraffelijk leven, zuivere religie, uitstekende godzaligheid, en geestelijke wijsheid, waarbij het bovenal nuttig zal wezen, dat eenige kennis ook van burgerlijke zaken gevoegd worde. Vóór alle dingen echter zullen zij zoo ver mogelijk verwijderd zijn van alle eerzucht en begeerte naar roem, ja ook van alle vermoeden van eerbejag. (Artikelen van Wezel 1568, I V : 6). De apostel Paulus staat op twee plaatsen met nadruk stil bij de vereischten tot het ambt . van ouderling. Wel een bewijs, dat het eene zaak van het hoogste gewicht is, dat hierop naarstig worde acht gegeven. Dan alleen zijn het waarachtige ambtsdragers. In I Tim. 3 : i—7 en Titus 1 : 5—9 somt hij de volgende vereischten op:
Hij wijst op de persoonlijke eischen als christen.
Dit is een getrouw woord: zoo iemand tot eens opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk. De apostel schrijft dit aan Timotheiis, om er op aan te dringen, degenen, die tot het ambt lust gevoelen naarstig te onderzoeken of zij er ook geschikt voor zijn, en waardig zijn het te bekleeden.
Een opziener dan moet onberispelijk zijn. Hij moet een goeden naam hebben in en buiten de gemeente. Er mag geen rechtmatige verdenking op hem rusten, ook al is hij onvolmaakt en zondig met alle menschen.
Eéner vrouwe man. Hier wordt niet gezegd dat hij gehuwd moet zijn, doch het telwoord is gebruikt; hij mag slechts man zijn van ééne vrouw. De bedoeling is ook niet om het tweede huwelijk den ambtsdrager te verbieden, doch de zin is, dat hij niet tot meer vrouwen in huwelijksverband mag staan, wat in dien tijd onder de heidenchristenen nog wel scheen voor te komen. Zoo iemand mocht in geen geval tot opziener worden verkozen.
Hij moet zijn wakker, niet lui en traag, maar vaardig tot zijn werk en vurig van geest.
Voorts matig, met het verstand de begeerten leidend, verstandig, niet dolzinnig en onbezonnen. Ook moet hij eerbaar zijn, dat wil zeggen, achtbaar, welvoegelijk.
Gaarne herbergende, dus gastvrij, vooral jegens de vreemde broeders en zusters in het geloof. Dit was van groote beteekenis, omdat de vreemde doorgaans van de herbergzaamheid zijner medemenschen afhing. Bekwaam om te leeren, dus om een ander te onderwijzen. Dit is nog iets anders dan eenige kennis der waarheid te bezitten, hij moet het ook aan anderen kunnen mededeelen. Calvijn merkt hierbij op: Velen houden wat zij weten in zich verborgen, óf omdat zij eene onbekwame tong hebben, óf omdat hun verstand niet helder genoeg is, óf omdat zij niet eenvoudig genoeg zijn in hunne wijze van spreken. Dezulken moeten zich voegen tot andere dingen; want zij, die het volk moeten leeren, behooren ertoe bekwaam te zijn." Hij moet het woord in het leven der menschen indragen, zoodat het een licht is dat hun gansche leven doorschijnt. Het hart eens wijzen maakt zijnen mond verstandig, en zal op zijne lippen de leering vermeerderen. .
De goeden liefhebbend. Recht vaardig en heilig. Die vasthoudt aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat hij machtig zij beide om te vermanen, door de gezonde leer en om de tegensprekers te wederleggen.
Hij moet niet genegen zijn tot den wijn, geen smijter, die er op in slaat en tot handtastelijkheden zou overgaan. Geen vuilgewinzoeker, vuil, hebzuchtig. Geen vechter, dit is ruziemaker. Niet geldgierig en geen nieuweling, dit is iemand, die pas uit het heidendom in de gemeente ingeplant is; dit zou hem opgeblazen kunnen maken, zoodat hij in 't oordeel des duivels zou vallen. Niet eigenzinnig, met eigen opinie ingenomen; zelfingenomen. Niet genegen tot toornigheid.
Dan wijst de apostel ook op de vereischten als huisvader in zijn gezin.
Die zijn eigen huis, vrouw, kinderen en dienstbaren wel regeert; zijne kinderen in onderdanigheid houdende met alle stemmigheid. Want indien iemand zijn eigen huis niet weet te regeeren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorg dragen. Het eischt toch meer regeerkunst Gods Huis, dan eigen huis te regeeren. Zoo eischt het Gods Woord.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Kerkeraad en de Belijdenis.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's