Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reorganisatie of Reformatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie of Reformatie.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige weken geleden wezen wij op enkele symptomen van geestelijke inzinking, die zich in het Gereformeerde kamp met al zijn kerken, kerkjes en kringetjes alzoo voordoen. Er waren onder de Herv. Gereformeerden eenige verschijnselen van ongezonde ontwikkeling, maar ook bij hen, die zich langs den weg van scheiding onder de Dordsche kerkorde heb ben geschikt, was er wel een en ander, dat somber stemmen kon. Wij legden daarop den vinger, niet omdat wij een zeker leedvermaak hadden, maar om aan te toonen, dat het leven onder eene goede, degelijke kerkorde geen waarborg biedt voor geestelijke gezondheid. Om dit aan te toonen citeerden wij een stuk van Ds. Kaajan, waaruit blijken kon, hoe er in eene onder de Dordsche kerkorde levende kerkformatie, onder welker dienaren het eene gewichtige vraag is, of deze kerkformatie eigenlijk niet de eenige ware Kerk moet worden geacht, geoordeeld wordt over als Oud-Gereformeerd gedoodverfde lidmaten, die bezwaren blijken te hebben tegen den gezangen-bundel, die waarschijnlijk wel in de Geref. kerken zal worden ingevoerd. Zij konden verdwijnen uit de Gereformeerde kerken naar kleinere kerkjes. Het zou eene opluchting geven, de duffe geest zou verfrisschen en een geestelijke opbloei zou door het verlies dezer lidmaten geboren worden!
Hoewel wij nu waarlijk niet de eenigen waren, die zich aan deze ongeestelijke beschouwing gestooten hebben, werd aan schrijver dezes zijne opmerking zeer ten kwade geduid. Indien ik er nu onder de genomen ergernis een schep te veel had opgedaan, het zou mij in het geheel niet moeilijk vallen zulks te erkennen en er zelfs amende honorable over te doen. Doch daar ik alsnog van de gegrondheid dezer critiek ten volle overtuigd ben, gegrond als zij is op persoonlijke ervaring niet alleen, maar op officieele gegevens, zooals ik later nu nog wel zal aantoonen, heb ik aan zulk een schuldbekentenis geene behoefte. Ik heb de waarheid neergeschreven. Niets meer en niet minder. Ik deed zulks, hoewel ik al vele jaren aaneen geleerd heb, dat een mensch dit meestal niet in dank wordt afgenomen. Zooals ik reeds zeide, beloof ik nader bescheid aan heeren Kerkboden-schrijvers, die nog al eens aan Vondel's Rommelpot doen denken, waar hij zingt:
„Stoot die Basiliscus buiten, Smoort hem in zijn eigen gift, Maakt hem zwart, bij mond en schrift."
Ik zal mij nu echter slechts bepalen tot diezelfde gezangen-drijverij, die door Ds. Kaajan werd voortgezet. En zooals ik opmerkte en ook nu herhaal, ik doe dit niet om mij in de gezangen-kwestie van de Geref. kerken te mengen. Ik sta daar geheel buiten, zooals ik sta buiten de vraag, of men er knielbankjes begeert, zekere ritueele handelingen wenscht in te voeren. Als men in die kerk het Trojaansche paard wil binnen halen met allerlei verrassingen in de buik, het zal ons niet deren. Als men zich echter als „Gereformeerd" bij uitnemendheid aandient en men verricht dan handelingen, die weinig gereformeerd geuren, dan hebben buitenstaanders het recht daarop de aandacht te vestigen. Natuurlijk niet om er uit de hoogte op neer te zien, maar toch wel om ze in het licht des tijds te waardeeren als geestelijke verschijnselen. Zelfs treft men af en toe in groote liberale bladen, „medewerkers van gereformeerde zijde" aan, die zulks ook doen.
Nu behoef ik toch waarlijk niet aan te toonen, dat er tusschen de Herv. Gereformeerde menschen en zij, die tot de Gereformeerde kerken behooren een zeer groot onderscheid is in, laat ik nu maar zeggen, de geestelijke mentaliteit. In vele dingen staan zij, hoewel zich (afgezien dan van het verminkte artikel 36) beiden grondend op dezelfde belijdenis, toch mijlen ver van elkander af. Dat is algemeen bekend. Hoe ver deze v/el van elkander afstaan, wordt nu wederom door Ds. Kaajan bewezen. Hij toont, evenals de meeste predikanten, die tot de Geref. kerk behooren, dat hij zich veel meer verwant gevoelt met ethischen en confessioneelen uit de Herv. kerk dan met de Herv. Gereformeerden. En daarvan geeft hij nu een treffend bewijs.
|Het gebeurt af en toe in de Herv. kerk dat er verschuivingen plaats hebben, zóó dat gemeenten, die de Gereformeerde richting in groote meerderheid schenen toegedaan, door stembus-machinaties naar links keeren, modern of ethisch worden. Gewoonlijk geschiedt zulks door samenwerking van groepen, die door Gereformeerdenhaat voor een oogenblik worden saamgehouden. Het omgekeerde, dat een ethische of moderne gemeente in Gereformeerde handen valt, komt ook wel eens een enkele maal voor. Als er een Gereformeerde meerderheid komt, dan is het gevolg, dat er een Geref. predikant beroepen wordt en in het tegenovergestelde geval dan wordt aan de Gereformeerden vaak elke predikant van Geref. beginselen ontzegd. Delven de Gereformeerden het onderspit, dan leert de ervaring, dat ze zich, hoe gebrekkig soms ook, zeiven trachten te helpen. Schelden en schimpen op de opgedrongen predikanten, die zij niet willen hooren, wordt slechts zeer zelden vernomen. Hoogstens verneemt men de klacht over confessioneelen, die met ethischen en modernen in bond den laatsten onkerkelijken kroeghouder aanbrengen om de zegenrijke overwinning te helpen bevechten met zijn stem. Maar heel anders wordt het als er een Gereformeerde bondsman komt.
Zoodra deze zijn dienstwerk aanvangt, begint er dan eene actie, die vaak slechts als minderwaardig kan worden gekarakteriseerd. Het is niet zeldzaam, dat zich dan een verbitterde haat openbaart tegen het Gereformeerde volk, dat geen gezangen begeert. Dan blijkt het, hoe weinig ware christen-zin onder al de vrome liefheid der vurige gezangen-minnaars leeft. Op dikwijls stuitende en ergerlijke wijze wordt uiting gegeven aan den innerlijken afkeer van het trouwe Gereformeerde volk. Daaruit blijkt, hoe onder den ijver voor al die mooie liederen toch een geest leeft, die de apostel als „een klinkend metaal of een luidende schel" karakteriseert, omdat er de liefde, die God vraagt, niet in is.
Ja, die gezangen vinden zij dan zoo dierbaar en luide heffen zij aan: „Ik zie voor mijn volmaking blinken een eindeloos verschiet". En tot dat eindelooze verschiet stellen zij dan al zingend de liefde tot het Gereformeerde volk maar uit, want neen, die menschen kunnen zij nu juist luchten noch zien!
En wat doet nu Ds. Kaajan in zijn hartstochtelijken ijver voor gezangen? Op zulke haters van het Gereformeerde volk doet hij een beroep, dat de goegemeente moet bewijzen, hoe geestelijk verkeerd het tot nu toe in de Gereformeerde kerk is geweest. Zie hier wat in het Utrechtsch Dagblad van i i Febr. 1.1. wordt meegedeeld:

DE GEZANGEN-QUAESTIE.

„De dominé's de knechtjes van Kerkeraads- en gemeenteleden". In de Utrechtsche (Gereformeerde) Kerkbode heeft Ds. Kaajan onlangs in nog al scherpe bewoordingen critiek uitgeoefend op het afwerend gebaar, dat in Gereformeerde kringen wordt gemaakt tegen de invoering van gezangen. Die kritiek hebben wij toen in ons blad vermeld. Natuurlijk is tegen die critiek weer verzet aangeteekend, door degenen, die van gezangen in de kerk niets willen weten. In de heden verschenen Kerkbode maakt Ds. Kaajan melding van een brief die door hem ontvangen is naar aanleiding van zijn hierbedoelde critiek op het verzet tegen de gezangen. De brief is afkomstig uit Wezep en luidt als volgt:
„Met volkomen instemming lazen wij een dezer dagen uw stukje over de Gezangenkwestie in de Gereformeerde Kerken. Wij eeren U, dat U den moed hebt dit zoo te zeggen als U het zegt, daar behoort moed toe. Doch het is niet anders. Ondergeteekende is lid der Hervormde Kerk. Ook daar is een duffe geest gekomen in vele gemeenten. Waar voorheen goede en bloeiende gemeenten waren, waar zuiver Gods Woord werd verkondigd en niet de vrome mensch, heeft men de Gezangen prijs gegeven. Er wordt Zondag op Zondag gepreekt over den vromen mensch. Men noemt dit dan bevinding. En de dominé's, die zich voor zulk een prediking leenen, zijn diep ingeleiden, enz. Daar is niets tegen te doen. En de dominé's zijn de knechtjes van kerkeraads- en gemeenteleden, die, als men hun vraagt wat Gereformeerd is, niet anders weten te zeggen: zooals onze dominé preekt. De dominé mag geen radio hebben, geen liedje op het orgel spelen enz. Een zeker dominé had een radio onder een kleedje. Studeeren behoeft niet meer. Hoe dwazer taal men uitslaat, hoe zuiverder. Dit zijn geliefkoosde termen: de mensch is een doode hond, maar moet gearresteerd worden, enz. We zouden U boekdeelen kunnen schrijven aangaande de toestanden op de Veluwe, Zuid-Holland, enz. Nu houden wij er niet van over andere kerken te spreken, doch U hebt goed gezien: de domme menschen deelen de lakens uit en kerkeraden en gemeenten bezwijken. Over 't algemeen is bij U het kerkelijk leven nog tamelijk gezond, doch bin_ nen niet te langen tijd gaat het bij U precies als in vele bondsgemeenten op de Veluwe. Schrift en Belijdenis kent men niet, maar men moet diep zijn ingeleid en zich eens hebben willen verdrinken, enz."
Nu vraag ik mij toch af, hoe het mogelijk is, dat een ernstig man zich op een dergelijke wijze laat verheerlijken om zijn moedigen gezangen-ijver. Is dit nu een waardig document, waar de stof zoovele duimen dik op ligt en kan dit nu als een argument gelden? In de Geref. kerken heeft men tot heden nooit gezangen gebruikt. Hoe „duf" moet het daar dan nu wel zijn geworden, dat dit schoone bewijsstuk als prikkel kan dienen om zich toch vooral gezangen aan te schaffen. Het komt mij voor, dat de Gereformeerde kerken zelden meer beleedigd werden dan door zulk een pleidooi voor gezangen.
Ik wil aannemen, dat Ds. Kaajan zich niet goed rekenschap heeft gegeven van de repliek, die hij nu nogmaals meende te moeten voeren. Maar één ding blijkt uit deze argeloosheid: de „Heeren" der Gereformeerde kerk, want „knechtjes der kerkeraadsleden" willen zij natuurlijk niet zijn, gevoelen zich het best op hun gemak in ethische en confessioneele kringen der Herv. kerk. Verwondering behoeft dit niet te baren. Als deze Heeren nog student zijn, is de N.C.S.V. hun geliefkoosd verzameloord. En wat zij daar opdeden, blijkt vaak een stuwkracht in hun later leven. Daar hooren de gezangen bij.
Nogmaals vestig ik er de aandacht op, dat de gezangen-vraag in de Geref. kerk ons als zoodanig geen belang inboezemt. Wel betreur ik de ongeestelijke, oppervlakkige wijze, waarop Ds. Kaajan aan zijn gezangen-ijver lucht geeft. Daartegen ging ons verzet, omdat er eene verwording en ook een verval in openbaar wordt, een geest, die niet aan de liefde van Christus is ontsproten, die leert het verlatene en afgedrevene te zoeken. Wie zich met deze Heeren niet kan vereenigen, die mag verdwijnen naar Christelijk Gereformeerden of Oud-Gereformeerden. De Hervormde kerk komt er niet voor in aanmerking. Misschien is deze al te ver uit den gezichtskring verdwenen. Of komen zij daar later allen weer terug, als het Trojaansche paard zijn werk heeft gedaan!
De Heeren zullen het wel niet gelooven, maar met droefenis zien we aan, hoe langzaam maar zeker de tijd komt, waarop men zal zeggen: „wat onderscheidt ons nog van de„ k erk, waaruit wij zijn uitgegaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Reorganisatie of Reformatie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 februari 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's