Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerkeraad en de Belijdenis. in.(III)

Bekijk het origineel

De Kerkeraad en de Belijdenis. in.(III)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo moeten dan de ouderlingen beantwoorden aan de eischen door de Heilige Schrift gesteld, zooals we de vorige maal hebben nagegaan.
De ouderlingen zijn de opzieners der kudde, Hand. 20 : 28; Fil. i : 1. De huisverzorgers Gods, Tit. i : 7. De voorstanders, Rom. 12 : 8. De voorgangers, Hebr. 13 : 7. Uitdrukkelijk wordt hen de regeering en de tucht opgedragen. Zoo hebt dan acht op uzelve, en op de geheele kudde over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door zijn eigen bloed." '
De gemeente wordt vermaand hen te gehoorzamen en de verschuldigde ambtseere te geven, opdat zoo het heil der Kerk worde bevorderd en Gods naam geëerd en geprezen. „Dat de ouderlingen die wel regeeren, dubbele eer waardig geacht worden, voornamelijk die arbeiden in het Woord en de leer."
Ook wordt voor hunne eer gewaakt als wordt geboden door Paulus: „Neem tegen eenen ouderling geene beschuldiging aan, anders dan onder twee of drie getuigen." Elders vermaant de apostel: Zijt uwen voorgangeren gehoorzaam en zijt hun onderdanig; want zij waken voor uwe zielen, als die rekenschap geven zullen: opdat zij dat doen mogen met vreugde, en niet al zuchtende; want dat is u nietnuttig. Hebr. 13 : 17. De ouderlingen, die waarlijk ambtsdragers zijn hebben een voortreffelijk werk. Zij vormen met de dienaren des Woords dus den kerkeraad. Hun ambt, hun taak, hun bediening is, zoo werd reeds op het Convent te Wezel uitgesproken, naarstig de wacht te houden en de hun toevertrouwde gemeenteleden van huis tot huis te bezoeken, vooral ten tijde des Avondmaals, en dat zij nauwkeurig onderzoek doen naar het leven, en naar bevind van zaken de leden der gemeente dienen met vermaning, onderwijzing en vertroosting. In de Dortsche kerkenorde van 161819 werd hun taak aldus omschreven in artikel 23: Der ouderlingen ambt is, behalve hetgeen dat boven, in artikel 16, gezegd is, hun met den Dienaar des Woords gemeen te zijn, opzicht te hebben, dat de dienaren, mitsgaders hunne andere Medehelpers en Diakener hun ambt getrouwelijk bedienen, en de bezoeking te doen, naar dat de gelegenheid des tijds en der plaats tot stichting der gemeente, zoo voor als na het Nachtmaal, kan lijden, om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten en te onderwijzen, en ook anderen tot de christelijke religie te vermanen.
In artikel 16 was als taak van den Dienaar des Woords ook dit gezegd: „en ten laatste met de ouderlingen de kerkelijke discipline te oefenen en te bezorgen dat alles eerlijk en met orde geschiede."
Zoo behooren dvn tot het ambt der ouderlingen een drietal zaken, ie. De regeering der gemeente met de Dienaren des Woords, waarin opgesloten ligt het houden van opzich en tucht over de gemeente. 2e. Het houden van opzicht op hun medeambtsdragers, op de Dienaren des Woords en de Diakenen. 3e. Het huisbezoek. ie.
De regeering en de tucht der kerk. De regeering der kerk is een gewichtig stuk in den dienst der ouderlingen. Het doel dezer regeering toch is het Koningschap van Christus te doen zegevieren in het midden van Zijn kerk, die met Zijn bloed is gekocht en door Zijn Geest gereinigd. Het Woord des Heeren moet regel en richtsnoer zijn voor handel en wandel. Dat deze kerkelijke macht in wezen is onderscheiden van de staatsmacht hebben we vroeger reeds opgemerkt. Deze macht draagt een ge; heel eigen karakter en een eigen doel in den opbouw van het lichaam van Christus en den eerbaren en godzaligen wandel der christenen, opdat Christus en met Hem de Vader en de Heilige Geest worde gekend, geërd en geprezen en gehoorzaamd.
Het ambt der ouderlingen is daarom dienend. De gemeente moet worden geregeerd; orde en tucht moet worden gehandhaafd. De gemeente moet worden geleid in de wegen des Heeren. Daarop moet de ambtsdrager bedacht zijn, als hij uitgaat in den Naam des Heeren, om te vermanen, te waarschuwen, terecht te wijzen. Daarbij is de gemeente en hare leden verplicht tot gehoorzaamheid. Maar de band der gehoorzaamheid loopt over Christus en Zijn Woord. Dan alleen kan een beroep worden gedaan op het Woord: Wie u verwerpt, verwerpt Mij en wie Mij verwerpt, verwerpt dengene die Mij gezonden heeft. Daarom behoort de gehoorzaamheid aan het ambt te geschieden met een gewillig hart; om des Heeren wille.
Nu oefenen echter de Dienaren en ouderlingen het opzicht en de tucht niet uit los van elkander, maar als college, als raad der kerk. Herderlijk werk kan een afzonderlijk ouderling natuurlijk doen. Hij kan en moet de leden der gemeente bezoeken, den eenzamen, zieken en zwakken naar omstandigheden behandelen met het oog op zijn eeuwige belangen.
Dit is zeer bepaald zijn roeping, gelijk het formulier van bevestiging het uitdrukt: dat hij met raad en troost alle gemeene christenen zal dienen.
Doch een regeerdaad kan hij alléén niet verrichten, evenmin als de predikant afzonderlijk dat kan. Hij kan geen beslissende daad verrichten inzake tuchtoefening of anderzins. Dit moet geschieden door den Kerkeraad. Slechts in vereeniging met elkander kunnen zij de regeermacht uitoefenen, door bepaalde besluiten te nemen. Deze bevoegdheid nu ontleenen zij aan Gods Woord zooals we reeds uit de Schrift hierboven hebben aangewezen. De kerkeraad behartigt de zaken der gemeente in den Naam van Christus, zoodat zij genoemd kunnen worden: het oog, het oor en de mond der kerk. De lezer zal verstaan dat het thans nog niet gaat over de vraag hoe het bij ons in de Hervormde kerk is gesteld, maar, hoe het naar den Woorde Gods behoort te zijn. We hebben dan straks de maatstaf om de toestanden onder ons te meten en naar de orde des Woords te beoordeelen. Ieder zal wel gevoelen, dat die beoordeeling niet gunstig zal kunnen zijn. Immers waar zijn zulke ambtsdragers en waar is zulk eene gemeente! Terwijl daarbij komt de machteloosheid wat de regeering der kerk aangaat, door de synodale organisatie, die Gods Woord terzijde stelt en eigen verordeningen handhaaft.
2e. Tot het ambt der ouderlingen behoort verder ook het opzicht over hun mede-ambtsdragers. Zij behooren te waken dat niemand op onwettige wijze, en niet beantwoordende aan de eischen der Schrift, komt in het ambt. Onderstreep dat eens, en leg het vast in uw geheugen. Daarop moeten we later terugkomen. Op hen rust de verantwoordelijkheid, dat de gemeente geleid en bestuurd wordt naar de orde van des Heeren Woord. Zoowel tegen inmenging der overheid als het opdringen van ongeschikte menschen zal men op zijn hoede behooren te zijn. Zij mogen niet zwichten voor den drang der massa, die zonder de bijzonderheden te kunnen beoordeelen een onwaardige tot het ambt zou willen brengen. Doch, zoo is er nog veel meer waarop de kerkeraad heeft acht te geven. Maar eerst wordt hier gesproken van het toezicht op elkander als ambtsdragers, opdat ieder getrouwelijk zijn plicht vervulle. Zoo moet worden gewaakt tegen vervalsching der leer en verzuim van plichtsbetrachting.
Het formulier van bevestiging legt er bijzonder nadruk op, dat op de leer zal worden acht gegeven door de ouderlingen. Toezicht: op de leer en den wandel van de Dienaren des Woords, ten einde alles tot stichting der kerk gericht moge worden, en dat geen vreemde leer worde voorgesteld, volgens hetgeen wij lezen Hand. 20 : 28, waar de apostel vermaant naarstig wacht te houden tegen de wolven, die in de schaapskooi van Christus mochten komen.
Dit opzicht is zeer noodig omdat Christus het geboden heeft en mede van het werk van de ouderlingen hangt het wel en wee van de kudde af.
Het Woord der waarheid moet recht worden gesneden. De gezant mag niet lui of ontrouw zijn. Zoo waarschuwt Paulus de ouderlingen te Ephese, dat zij toch hun roeping zullen vervullen, want, zoo zegt hij, ik weet, dat na mijn vertrek zware wolven tot u zullen inkomen, die de kudde niet zullen sparen, en uit uzelve zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich. Handd. 20 : 29—31..
Zij moeten echter ook acht geven op hun mede-ouderlingen en de diakenen ,opdat ieder zich naar de orde des Woords kwijte van zijn plicht.
Om nu deze gewichtige roeping te kunnen vervullen moeten zij. zooals het Formulier zegt, Gods Woord naarstig onderzoeken en zichzelven geduriglijk oefenen in de overlegging van de verborgenheden des geloofs.
Hunne zinnen moeten geoefend zijn in het onderscheiden der waarheid. Zij behooren de dwalingen te onderkennen, of zij in den ouden vorm of in een nieuw gewaad worden voorgedragen. Welk een zware verantwoording ligt hier op hun schouders. Doch vergeten we niet dat, bijeen leven uit het geloof de leiding des Geestes, die in al de waarheid leidt, is toegezegd.
Natuurlijk moet alles geschieden in den geest der liefde, zooals de Koning der Kerk verordend heeft.
3e. Het huisbezoek. Het huisbezoek moet als een. voorname taak van den ouderling worden beschouwd. Het is een werk vas geheel bijzonderen aard. Het gaat bij het huisbezoek om de enkele personen en hun verband in het gezin. Huisbezoek is persoonlijke zielszorg. Het huisbezoek sluit bij de bediening des Woords aan en onderzoekt naar de vrucht in het persoonlijke en huiselijke leven, zonder aanzien des persoons. Christus is de goede Herder, die Zijn leven stelde voor Zijne schapen, maar Hij blijft de groote Herder der schapen, die Zijne herderszorg immer uitstrekt over zijne kudde. Hij predikte niet alleen voor de schare, maar Hij sprak ook met den enkele. Hij had een gesprek met de Samaritaansche vrouw bij den put te Sichar en won haar voor Zijn Koninkrijk als een gegevene des Vaders. Hij troostte de boetvaardige zondaars en zocht de weenende Maria op, opdat zij ervoer: Hij heeft mijn tranen willen drogen. Hij herstelde den gevallen Petrus in zijn ambt en gaf hem de opdracht: Weid Mijne schapen. Zoo hebben de apostelen het bevel des Meesters om Zijne kudde te weiden verstaan en ook voor de persoonlijke behandeling der zielen oog en hart gehad. Over het algemeen is het zeker gewenscht, dat bij het officieele huisbezoek de Dienaar des Woords vergezeld zij van een ouderling en dat de ouderlingen twee aan twee huisbezoek doen, want (Voetius wees er terecht op) wij weten niet hoe plotseling zich het geval kan voordoen, dat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta. Ja, er zijn gevallen, dat het volstrekt niet geraden is alleen het bezoek te doen, met het oog op laster, verdraaien van woorden enz.
De ouderlingen hebben dus de dure roeping en de heerlijke taak, hoe moeilijk ook, om geregeld de gemeenteleden te bezoeken, ten einde te handelen over den eeuwigen staat der menschen, de toestanden in het gezin na te gaan en behooren steeds het hoofddoel van hun komst in het oog te houden.
Dit huisbezoek moet regelmatig geschieden en verslag moet worden uitgebracht in den kerkeraad, opdat het heil der gemeente worde bevorderd.
Het ligt voor de hand dat hier slechts een enkele hoofdzaak wordt aangewezen. Nu waren onze vaderen gewoon het huisbezoek vooral te zien in het licht van de viering van het Heilig Avondmaal. Dat blijkt ook nog uit artikel 23 van de Dordsche kerkorde; waar we lezen: de bezoeking te doen naar de gelegenheid des tijds en der plaats tot stichting der gemeente, zoo voor als na het Nachtmaal, kan lijden. Ten slotte moet tot de taak der ouderlingen ook worden gerekend, ook anderen tot de christelijke religie te
Oorspronkelijk bedoelden deze woorden te zeggen dat de kerkeraad ambtelijk over alle bewoners van de plaats zeggenschap heeft. De Gereformeerde Kerken waren de eenig erkende kerk, en alle burgers waren eigenlijk verplicht zich bij die ware kerk te voegen. Daaruit volgde, dat allen die zich niet bij haar hadden gevoegd, hierover moesten worden vermaand. In hoever dit standpunt juist kan worden geacht in verband met het wezen en de belijdenis en den eisch van de tucht der kerk, kan hier blijven rusten. In ieder geval ligt de roeping er tot evangelisatie onder degenen die niet tot de kerk behooren en de van het geloof vervreemden, zoo mogelijk in den schoot der kerk weder te brengen. Doch deze plicht rust op ieder christen, in den levenskring waarin God hem stelt.
Naast het officieele huisbezoek bij de leden der gemeente, kan dan worden gesproken van gelegenheidsbezoek (zooals Voetius het noemt) bij kranken, zwakken, ouden van dagen, bezochten, bevoorrechten, enz.
Zoo heef tde ouderling een veelomvattende taak in het midden der gemeente waar de Koning der Kerk hem stelt om mede zijn schapen te weiden en te regeeren. Natuurlijk is daarmede de taak niet af, want een gewichtig deel van zijn ambtelijken dienst ligt in de mederegeering, in de vergadering van den kerkeraad.
Daar komen de ambtsdragers samen en spreken en handelen als Raad der Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Kerkeraad en de Belijdenis. in.(III)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 maart 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's