Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vader des Vaderlands. II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vader des Vaderlands. II

Het Calvinisme en de Tolerantie- politiek van Prins Willem van Oranje.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het tweede deel der oratie is gewijd aan de vraag: Is dan de vrijheid van religie in Calvijn's beginsel gegrond?
Prof. Visscher wijst er op, dat velen smalend de hand uitstrekken naar de rookwolk, die opsteeg van Servets brandstapel, en dat er bovendien Calvinisten zijn geweest, die aan anderen de vrijheid hebben ontzegd, waarvoor zij zelf hebben gestreden. Dat mag alles zoo zijn, doch men vergete niet, dat geniale mannen niet alleen aan de toekomst behooren, doch ook kinderen van hun tijd zijn. Het rechtsbewustzijn van de dagen van Calvijn leefde ook in hem. Ook de zachtmoedige Melanchton is van meening, dat de Overheid juist heeft gehandeld door den godslasterlijken Servet te dooden. Men heeft dus bij Calvijn onderscheid te maken tusschen de eeuwige waarheid en haar tijdelijke openbaringsvormen. (Vgl. blz. 15.)
Dit wordt nader toegelicht, waarbij de schrijver het diepgaande onderscheid laat zien, dat er is tusschen een wijsgeerige beschouwing der groote levensvragen en Calvijn's visie op de dingen, die wortelt in een rein religieus leven. Het Calvinisme wil slechts zijn aanbidding in geest en waarheid. Vandaar ook, dat het geen stoffelijke uitbeelding wil van alles wat op God en Zijn dienst betrekking heeft en daarin een tegenbeeld is van het Roomsche geloof. Het is Calvijn te doen om de waarheid van het religieuse leven, om dat leven, zooals dat wordt geopenbaard in de H. Schrift. Dat leven heeft heerschappij ook over het denken van Calvijn en wijl de waarheid zich met onmiddellijke zekerheid voor zijn bewustzijn stelt, behoeft hij niet den steun der wijsbegeerte. De vermenging van wijsbegeerte en religie wijst hij af, als verduisterende zoowel de Godskennis als des menschen zelfkennis.
Ook dit ziet men in de historie, dat het religieuse denken steeds weer wordt vertroebeld door de inmenging van wijsgeerige stroomingen, doch die geschiedenis toont ook aan, dat 't telkens weer in zuivere gestalte aan den dag treedt. Het denken der apostelen stelt zich tegenover de philosophie en ook in Calvijns theologie verschijnt wederom een zuivere religieuse levensbeschouwing. Hij versmaadt den steun der wijsbegeerte. De religie heeft haar eigen zekerheid, welke opleeft uit de kracht van Christus' opstanding.
Immers ziet het Calvinisme de gansche wereld en al wat daar in is als de vrucht van het eeuwige denken Gods, en als de vervulling van Zijn raad en welbehagen. Zijn Heilige Geest woont in alle schepselen in en roept in alle creatuur de werking des levens op. Hoe nauw echter de aanraking van God en schepsel ook moge zijn, Calvijn laat niet na op het diepe wezensonderscheid tusschen God en schepsel te wijzen, zooals dit in het geloofsleven wordt gekend en zich openbaart in een besef van de diepste afhankelijkheid. Uitvoerig zet Prof. Visscher uiteen, hoe ingrijpend diep 't onderscheid is tusschen het religieuse kennen en het wijsgeerig redeneeren over deze dingen, om voorts aan te toonen, dat Calvijn wars van alle philosophische speculatie uit de gegevens van het godvruchtige leven spreekt, dat uit de gemeenschap met God geboren wordt. (Vgl. blz. 17—19).
Verder wijdt de auteur enkele beschouwingen aan de vergelijking van Calvijn's standpunt en de methode der wetenschap, die uit wetenschappelijk oogpunt van groot belang zijn en wijst op de gevaren, welke hen bedreigen, die zich van het geheel eigen karakter van het religieuse kennen geen rekenschap geven (blz. 20—22). Uitgaande van het beginsel van de souvereiniteit Gods teekent de schrijver uit het leven der groote Godsmannen, welk een beteekenis dit voor het religieuse denken heeft in de wereldgeschiedenis. Geheel het leven der natuur en der cultuur valt onder de macht van dit beginsel. Welk een waarde dit heeft voor de beschouwing van het zedelijke leven wordt in het licht gesteld tegenover de Kantiaansche leer van een autonomie van den wil, waardoor ook het wezen der religie wordt miskend. De religie laat geen ruimte voor een zoodanige leer, waarbij het den menschelijken wil zou toekomen zichzelf een wet te zijn. Alles, ook de menschelijke wil, is van God afhankelijk. (Vgl. blz. 22—23.)
Met een verwijzing naar het onderscheid tusschen de Renaissance en de Reformatie, waarbij de schrijver de aandacht vestigt op het feit, dat Calvijn het oog gericht houdt op het oorspronkelijke Christendom, teekent Prof. V. het karakter van het Calvinisme. „Zijn ideaal is de eerste gemeente van Christus, die gedragen werd door een geloof dat de wereld overwon."
Dat geloof moest herleven. Het heeft zijne expressie in de canoniek geworden Schrift, die het Christus-beeld geeft, zooals het leefde in de eerste discipelen en die dus ook geeft het reine, nog niet door den invloed der verwording vertroebelde leven der gemeente zelve. In dat geloofsleven spreekt de expressie des geloofs hare zekerheid, die niet achter staat bij die der zintuigen. „Zij verkondigden wat het oog gezien en de hand getast heeft van het Woord des levens." (blz. 24).
Voorts wordt dit onderdeel der oratie beëindigd met eenige aanwijzingen, hoe uit een en ander de geestkracht der Calvinisten in dagen van strijd wordt verklaard, alsook de strenge zedelijke levensopvatting, waardoor het Calvinisme zich kenmerkt, en hoe de levensbeschouwing van Calvijn, dank zij de erkenning van Gods absolute souvereiniteit, de voorwaarden in zich draagt, waardoor elk levensgebied in religieus licht verschijnt en ook de meest verschillende levenssferen in een hoogere eenheid worden gegrepen. Zoo erkent het Calvinisme zoowel den vrijen Staat, als de vrije Kerk, maar beide onderworpen aan Gods gezag en Woord (blz. 25).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 april 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Vader des Vaderlands. II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 april 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's