Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Uitspraak! II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Uitspraak! II

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens het schrijven van het Cl. Best. van Amersfoort leert dus Dr. de L. v. W. dat het einde aller dingen zal zijn, dat ook dood en hel worden teniet gedaan. Daarop laat het Cl. Best. volgen: Afgedacht van onze persoonlijke gevoelens wenschen wij er den nadruk op te leggen, dat dit absoluut niet vrijzinnig is."
Twee dingen vallen in deze uitspraak op. Ten eerste gaat het niet over de vraag of die leer van de wederherstelling aller dingen met het woord vrijzinnig moet worden aangeduid, maar hoe wij hebben te oordeelen naar de H. Schrift en onze belijdenisschriften over deze leer. Daarover spreekt het Cl. Best. niet. Het is dan ook volkomen zeker dat de Schrift van een dergelijke terechtbrenging van menschen en duivelen niets leert, integendeel uitspreekt, dat voor den verloren mensch en de duivelen geen redding daagt in der eeuwigheid. Deze waarheid wordt door de Kerk van Christus beleden en ook in onzen Catechismus en geloofsbelijdenis is deze leer uitdrukkelijk als belijdenis onzer Kerk opgenomen.
Doch naar Schrift en belijdenis vraagt ook dit Cl. Best. niet. De kwestie waar het om gaat ontwijkt het en met groote autoriteit komt het verzekeren dat deze leer absoluut niet vrijzinnig is.
Hierbij komt nog, dat wel kan worden gezegd, dat dit vaststaat, nog wel absoluut, afgezien van hun persoonlijke gevoelens, doch dit zou moeten worden bewezen. Immers het is zoo klaar als de dag dat juist hun persoonlijke gevoelens hierin het beslissende woord spreken. Want aan objectieve, voor ieder vaststaande, normen is deze uitspraak allerminst ontleend.
Wij wezen er reeds op dat het niet gaat om het gebruik van een woord, maar om de Schriftuurlijke waardeering der zaak, die aan de orde is. Daarvan maken de H e c ren zich af. De zaak wordt weggedoezeld achter onware en vrome phrasen.
Dr. Bavinck merkt over deze leer op: Deze leer (van de wederherstelling aller dingen) is feitelijk niet van christelijken maar van heidenschen oorsprong en draagt geen Schriftuurlijk, maar een wijsgeerig karakter. Het is het pantheïsme, dat eraan ten grondslag ligt en alle dingen, gelijk zij uit God voortkomen, zoo ook geleidelijk tot Hem terugkeeren doet. (Dogmatiek IV, 2 bl. 792).
Wij grepen even vooruit op onze af te leiden conclusie. Indien vrijzinnig, naar gangbare opvatting wil zeggen: los van de bijzondere Godsopenbaring in de H. S., dus vrij van zinnen, dan is deze leer zeker vrijzinnig van karakter. Ook de Ethischen zijn in meer dan een opzicht van den vrijzinnigen zuurdeesem niet vrij. Zoo is b.v. hun Schriftbeschouwing in wezen puur modern.
Doch alvorens de uitspraak van het Cl. Best. nog nader te toetsen aan Schrift en belijdenis, willen wij den lezer inleiden in dit gedeelte van de dwaalleer van Dr. de L. v. W.
Hij is dus ook voorstander van de leer der wederherstelling aller dingen.
Wij gaan nu uit van de leer der H. S., dat er een eeuwig leven, maar ook een eeuwige rampzaligheid is. Deze leer der H. S. is alle eeuwen door de Christelijke Kerk beleden en in hare belijdenisschriften neergelegd. In onzen Catechismus en artikel 37 der geloofsbelijdenis is deze waarheid beleden door onze Kerken. Maar tegen deze leer der Schrift werden bezwaren geopperd. De eeuwige straf werd bestreden, als ware zij in strijd met de goedheid en de liefde Gods. Ook met de rechtvaardigheid Gods zou zij niet overeenstemmen. En met die opvattingen trachtte men de uitspraken der Schrift in overeenstemming te brengen.
Doch daarop gaan wij nog niet in, doch bepalen ons er toe den lezer, de leer van de wederherstelling aller dingen, die ook door Dr. de Lind wordt aangehangen, nader uiteen te zetten in hare historische ontwikkeling.
Het zijn vooral drie hypothesen die werden opgebouwd, waarin de eeuwigheid der helsche straf wordt ontkend. Ten eerste zijn er velen, die leeren, dat er een mogelijkheid van bekeering overblijft, niet alleen in den tusschentoestand tot op het eindgericht toe, maar ook daarna nog en tot in alle eeuwigheid. Of er dus een hel is, en een eeuwige straf, hangt dus af van den vrijen wil des menschen. Indien hij voortdurend zich verzet tegen den eisch der bekeering, wikkelt hij zich steeds dieper en vaster in de zonde, en verlengt zijn straf. Wijl echter de prediking van geloof en bekeering nooit ophoudt en de wil des menschen steeds vrij blijft, wordt eene eeuwige straf in de hel zeer onwaarschijnlijk en vleit men zich liever met de hoop, dat ten slotte allen tot bekeering komen en het eeuwige leven ingaan. Deze leer komt dus neer op een voortgaande loutering. Deze leer kwam veel voor in de achttiende eeuw, maar telt ook heden nog vele aanhangers. Ook Ethischen blijken meermalen deze theorie te zijn toegedaan. Het ligt voor de hand dat wij Dr. de Lind niet moeten zoeken onder de aanhangers van deze theorie, met zijn vrije wilsleer.
Een tweede theorie staat bekend onder den naam van de leer der conditioneele (voorwaardelijke) onsterfelijkheid. Het eerst leerden de Socinianen, dat de zielen niet van nature onsterfelijk zijn, maar dit eerst worden in geval van gehoorzaamheid, door een gave Gods. Daaruit volgde, dat de goddeloozen en de duivelen krachtens een natuurlijke vergankelijkheid eenmaal moesten ophouden te bestaan. Socinus sprak dit nog niet zoo duidelijk uit, maar zijn volgelingen leerden, zonder omwegen, dat de tweede dood in vernietiging bestond. Die vernietiging kan dan vroeger of later plaats hebben, korter of langer na den dood, of bij, of na het eindgericht.
Tegenwoordig vindt deze leer van het conditionalisme (leer der voorwaardelijke onsterfelijkheid) in alle landen vele aanhangers. Ook vele Ethischen scharen zich bij deze leer. Dus, volgens deze leer wordt niemand voor eeuwig rampzalig, want God vernietigt het bestaan dergenen die niet zalig worden. De goddeloozen worden niet zalig, maar ook niet rampzalig, want zij worden vernietigd en houden op te bestaan. In dit verband hebben wij slechts met een enkel woord gewezen op deze beide theoriën, zonder dat wij daarop nader ingaan. Dat zij in lijnrechten strijd zijn met de Heilige Schrift, kan voor ieder duidelijk zijn. Ook van die tweede theorie, der conditioneele onsterfelijkheid, is Dr. de Lind geen aanhanger, maar hij schaart zich onder de voorstanders van de leer van het absoluut universalisme, dat is dus de leer dat in den meest letterlijken zin van het woord alle schepselen gered en behouden worden; dat niemand en niets verloren gaat, dat zelfs satan en alle duivelen tenslotte behouden worden.
Deze leer nu willen we eerst nader onderzoeken in haar wording en beteekenis, om dan de uitspraak van het Cl. Bestuur nader te belichten. Wederherstelling aller dingen, met een vreemd woord apokatastasis. Deze naam of uitdrukking is ontleend aan Handl. 3 : 21: welken de hemel moet ontvangen tot den tijd der wederoprichting aller dingen." Het woord werd door Aristoteles gebruikt voor het terugbrengen tot de oorspronkelijke orde.
Maar, gelijk thans iedereen erkent, houdt deze plaats volstrekt niet in wat met dewederherstelling aller dingen wordt bedoeld, zooals zij boven werd omschreven. De bedoeling is óf herstelling van alles wat door de profeten is voorzegd (er volgt toch op: die God gesproken heeft door den mond van alle zijne heilige profeten van alle eeuw; zoo o.a. Zahn t,p,), óf wederoprichting aller dingen, die naar de Schriften, daartoe zijn bestemd. Maar allerminst is de beteekenis, dat alle schepselen, die onder den vloek zijn, eens gered en gezaligd zullen worden, zonder onderscheid, zoodat niemand en niets voor eeuwig verloren gaat.
Tweeërlei kan dus de uitlegging zijn van Handel. 3: 21: In de kantteekening van de St. V. wordt het aldus omschreven: óf dat alles vervuld zal zijn wat door de profeten is aangekondigd. . . . óf dat alle dingen, die God daarvoor bestemd en daartoe verodineerd heeft, zullen opgericht worden, niet alleen de menschen, maar ook de dingen der schepping, zooals in Rom. 8 : 20 en 2 Petr. 3 : 13 nader wordt aangegeven.
Deze tekst herinnert aan Matheus 17 : 11. De Farizeën hadden gezegd, dat, vóórdat de Messias kwam eerst Elia komen moest en dan zegt Jezus tot de discipelen, die Hem hieromtrent een vraag hadden gesteld: Elia zal wel eerst komen, en alles weder oprichten; maar ik zeg u, dat Elia gekomen is. . . . toen verstonden de discipelen dat Hij hun van Johannes den Dooper gesproken had.
„En alles weder opnieuw plaatsen" staat er eigenlijk; d.w.z. vóór de komst van den Messias gereed maken. Op deze plaats moeten wij, in verband met de Israëlietische verwachting, waarvan sprake is, het „alles" tot Israël beperken. De voorlooper maakt alles voor de komst van den Messias gereed. Hand 3 : 2 1 vinden we het in den ruimsten zin van den Messias zelf. (Grosheide op Math. 17 : 11).
Naar die wederoprichting aller dingen, dus wat daarvoor naar Gods bestel in aanmerking komt, verwijst ons de Heere Jezus ook in Math. 19 128.
En Jezus zeide tot hen: Voorwaar ik zeg u, dat gij die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, ordeelende de twaalf geslachten Israëls.
Het woord wedergeboorte ziet hier blijkens het volgende op een totale verandering aller dingen. Nu is de Zoon des menschen vernederd, straks zit Hij in heerlijkheid, dan is heel de toestand gewijzigd. Bedoeld zal zijn een wedergeboorte van hemel en aarde, d.w.z. een verandering die niet het wezen aantast, maar toch alles vernieuwt, Jez. 65 : 17; 66 : 22; 2 Petr. 3 : 13; Op 21 :: 1, 5. (Grosheide t. p.)
We merken dus op, dat het recht zetten aller dingen, een wedergeboorte zal zijn, waarin ook hemel en aarde zullen betrokken zijn.
De Schrift leert nergens, dat eenmaal alle menschen en zelfs alle duivelen zullen zalig worden. De leer „der wederbrenging aller dingen" is dan ook ten allen tijde slechts door enkele personen geleerd. Deze leer is, (wij merkten het reeds op) niet van christelijken doch van heidenschen oorsprong en zij draagt geen schriftuurlijk doch een wijsgeerig karakter. Het is het pantheïsme, dat er aan ten grondslag ligt en alle dingen, gelijk zij uit God voortkomen, zoo ook successief tot Hem terugkeeren doet. God is hier geen Wetgever en Rechter, die eenmaal de wereld in rechtmatigheid oordeelen zal, maar eene onbewuste, immanente kracht, die alles voortstuwt tot het einde en eens alles tot zich herneemt. De zonde is hier geen onwettigheid, maar een noodzakelijk moment in de wereldontwikkeling. En de verlossing in Christus is geen juridisch (rechterlijk) herstel, en geen zedelijke vernieuwing, maar een physisch proces, dat alles beheerscht. (Bavinck IV. bl. 792). De leer nu van den terugkeer in God van alle dingen komt reeds voor in de Indische en Grieksche wijsbegeerte, ging van daar over in Gnosticisme en Neoplatonisme, en werd dan het eerst in de christelijke theologie voorgedragen door Origenes. Hij leerde dat, wie in dit leven geen boete doet, na dit leven in de toekomende eeuw zich kan beteren en zoo komen alle schepselen, zelfs de duivelen tot het genot der goddelijke goedheid. Nu spreekt Origenes echter meermalen van eene eeuwige straf in de hel, maar dat is dan slechts voor practisch doel, voor de onontwikkelden noodig. Hij droeg deze leer esoterisch voor, d.w.z. voor ingewijden bestemd, omdat ze voor allen niet heilzaam was om te hooren.
Volgens Origenes zijn alle geesten oorspronkelijk door God gelijk geschapen, doch de daden van den vrijen wil brengen ongelijkheid en veroorzaken, dat de zielen der menschen ter loutering in een stoffelijke wereld verplaatst en aan lichamen verbonden worden. Doch deze loutering gaat na den dood voort eveneens na het eindgericht, totdat uit en door de grootst mogelijke verscheidenheid de gelijkheid weer te voorschijn treedt, en alle geesten weer tot God terugkeeren in dienzelfden toestand, waarin zij oorspronkelijk bij Hem verkeerden.
Maar, omdat de vrije wil blijft is ook eeuwig de val mogelijk. De geest kan evengoed van het goede tot het kwade terugvallen als omgekeerd. Er is dus volgens Origenes eene voortdurende wisseling van afval en wederbrenging aller dingen; een eindelooze kringloop. Eindeloos is dan de eeuwenrij naar voren en naar achteren volgens den aartsketter Origenes. Als hem dan ook wordt tegengeworpen dat er voor de zonde tegen den Heiligen Geest geen vergeving is, noch in deze noch in de toekomende eeuw; dan zit Origenes volstrekt niet verlegen, maar zegt: op de toekomende eeuw, volgen nog vele eeuwen, tijdperken, kringloopen. Daarin is bekeering mogelijk. Doch op dat woord van den Heere Jezus komen we nog terug.
Origenes stelde de gerechtigheid Gods geheel ten achter bij de goedheid en de liefde. Hij huldigde een opvatting van den wil, waarbij deze nooit stabiel kon worden, zoodat het kwade niet meer gekozen kan worden. De zonde is bij hem meer zwakte en verduistering, dan vijandschap tegen God. (P. R. E.3 Bnd. I S. 616; Loofs Lietfaden S. 201; R. Seeberg Dogmengeschichte Bnd. I S. 552. B. de Moor II p. 412).
Deze gedachte van een wederherstelling aller dingen vond 'in het Oosten bij mannen als Gregorius Naz, Gregorius Nyss, Thedorus van Mopsuestia en anderen meer of minder ingang.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 november 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De Uitspraak! II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 november 1933

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's