Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het licht der wereld. - IV.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het licht der wereld. - IV.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben het licht der wereld, die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. Joh. 8 : 12.

De tekst spreekt verder over het licht des levens en het klinkt zoo radicaal en absoluut, dat ieder kan verstaan, hoe hier nog wat ander«; wordt bedoeld dan het levenslicht, waarover wij spreken, als wij zeggen, dat iemand het eerste levenslicht aanschouwde om daarmede zijn geboorte in deze wereld aan te duiden.
Toch is ook dat weer een beeld, waardoor de betrekking van het licht en het leven wordt aangewezen.
Als de Christus echter spreekt van het licht des levens, getuigt Hij als degene, die het Leven in zich heeft. Onze aandacht wordt gevestigd op den oorsprong van alle leven zelf en dus op de onvergankelijke en eeuwige Bron, waaraan alle dingen hun wording en bestaan te danken hebben.
Wij worden geplaatst voor de groote vragen onzer existentie, die alleen in den Christus Gods een antwoord vermogen te erlangen. Het leven is een verborgenheid en buiten de Godsopenbaring, zooals die wordt verstaan door het waarachtige leven der religie, hetwelk ons de H. Schrift voorstelt, is er geen kennis van deze verborgenheid, waarin de mensch rust en vrede vinden kan. Niet zonder oorzaak belijdt daarom de Kerk, dat zij gelooft in God, den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. Telkens weer wijst de H. Schrift op de verhevenheid Gods boven alles, wat de mensch als God of als goddelijk meent te kunnen vereeren, door den nadruk te leggen op het feit, dat Hij is de Schepper.
Voor de theologie, die haar fundament heeft in Gods Woord, is dan ook het stuk der schepping van groot gewicht. Uit het begrip, dat zij daaromtrent vermag te vormen, tracht zij haar licht te doen schijnen over de vraagstukken, welke dit aardsche leven voor ons bewustzijn oproept. Immers daarin is een levensbetrekking begrepen, tusschen God en schepping, die over alle schepselen gaat en algeheele afhankelijkheid van al wat zich op aarde roert moet inhouden van den hoogsten Wil, die zijn scheppend woord deed uitgaan. Dezelfde Schepper heeft de teugels van het bewind der wereld in de hand. Hij is de Werker in alle dingen. Hij leidt het levensproces naar. Zijn doel. Hij voert de geschiedenis naar het door Hem gestelde einde.
Hoog verheven boven ons eindige stervelingen, zoodat wij niet vermogen in te dringen in Zijn raad en bestel, als Hij daarvan geen mededeeling doet, regeert Hij op een wijze, die voor ons vaak verborgen is en ons als voor raadselen stelt. Doch het geloof ziet het en vertrouwt op Zijn almachtige goedheid en Zijn onkreukbare gerechtigheid.
Die levensbetrekking van schepsel tot Schepper, heeft niet alleen tengevolge, dat wij in alle deelen afhankelijk zijn van Hem, maar wijl de mensch als redelijk en zedelijk wezen is geschapen, verschijnt die levensbetrekking voor den mensch als een redelijke en zedelijke, d.w.z. de mensch is niet alleen geroepen om daarvan kennis te dragen, zoodat hij weet, dat hij met God van doen heeft, maar ook zoo, dat hij tegenover God als persoon tegenover persoon staat en dat onder den eisch eener volkomen gehoorzaamheid aan Zijn wil.
De levensbetrekking der afhankelijkheid wordt aldus gekend als een betrekking van zedelijke gebondenheid om Zijn wil te doen. Diezelfde levensbetrekking houdt ook in, dat God de Heere, hoewel Hij is de verhevene, de eeuwige, die van geen schepsel afhankelijk is en het leven in zich zelf heeft, toch weer zoo dicht bij een iegelijk van ons is, dat wij in Hem zijn en ons bewegen en leven, zooals de Schrift zegt.
Daarmede valt dus heel ons leven onder Zijn wil en bestel en dientengevolge kan men de aardsche dingen niet afzonderen als een gebied, hetwelk voor den mensch alleen is, een terrein, waarop hij heer en meester kan zijn, alsof God zich daarmede niet bemoeide. Het is een drogreden, wanneer men zich verschuilt achter de meening, dat God te zeer boven deze aardsche aangelegenheden zou verheven zijn om zich er mede te bemoeien. Dergelijke redeneeringen zijn niet zeldzaam, doch de Schrift maakt deze tot ijdelheid, als zij zegt, dat zelfs geen muschken ter aarde valt zonder Zijn wil.
Slechts duisternis kan de mensch aan zulke drogredenen overgeven en doen droomen van een God, die de wereld overgeeft aan den mensch om daarmede naar zijn hart te handelen.
Alle leven in dit ondermaansche heeft zijn bron en oorsprong alzoo in den Wil Gods, die het door Zijn scheppende kracht voortbracht en onderhoudt. Het Leven is het leven Gods en daarbuiten is geen onafhankelijk leven. Daarom gaat ook alle levenslicht van Hem uit, doch wie zal dit zien, dan hij wiens oog voor het licht der eeuwigheid werd ontdekt, zoodat hij den luister van het Leven van alle leven aanaanschouwt.
Wij hebben er op gewezen, hoe de mensch, wien dat wordt gegeven, allereerst de duisternis ontdekt, waarin wij hier op aarde in den gevallen staat verkeeren. De belofte van deh Christus in onzen tekst spreekt echter niet van de duisternis, maar van het licht des levens. Zij opent dus geheel nieuwe vergezichten in den glans der eeuwigheid en om daarvan iets meer te verstaan kunnen wij wederom het beeld van het aardsche levenslicht gebruiken. Hoe schoon is de werking van het licht in de schepping hier beneden? Wie maalt de heerlijkheid van den dageraad, de weelde van de lente, als de aarde zich verheugt in den stralenden zonneschijn? Wie teekent al de pracht en den rijkdom "van den vollen zomerdag, die de kracht van het licht openbaart als de aarde haar vrucht geeft en zelfs de verstervende zomerpracht van dorrenden herfst geeft een wonderbaar spel van kleur en tint in den afnemenden glans van de najaarszon.
I s het noodig nog te gewagen van den invloed, die ook op ons innerlijk leven wordt uitgeoefend door het licht? Immers neen, want zelfs de dieren des velds en het gevogelte des hemels begroeten verheugd de stralende zon. De mensch is zich van dit 'alles klaar bewust en zijn leven getuigt daarvan.
Zoo zal ook het eeuwigheidslicht niet nalaten de heerlijkheid van het Leven te openbaren en de ziel op te heffen tot aanschouwing van de deugden Gods, die ongekende vreugde wekken in het godvruchtige hart. Zwak is de vergelijking van het aardsche licht bij de glansen der eeuwigheid. Zij wekken een geheel nieuw leven der ziel. Eeuwige gestalten rijzen op voor het bewustzijn des geloofs, als de drieëenige God den luister van Zijn beeld doet afmalen in het gemoed. Dan wordt Hij gekend als de Vader der barmhartigheid, die zich openbaart in den Zoon en lieflijk is de leiding van den H. Geest, die uit de verborgenheden Gods der ziele mededeeling doet, haar voerende naar de oorden des lichts.
Onuitsprekelijk is het--voor Gods kind, als het Vaderhart Gods zich opent en een blik schenkt in Zijn eeuwige liefde, die zich uitstrekt tot den mensch, schoon deze Hem in het aangezicht wederstond.
Ondoorgrondelijk is het goddelijk bestel, dat zelfs den Eeniggeborene overgaf om een weg te banen door den dood en de machten der hel te overwinnen,opdat een verloren volk het licht des levens zou aanschouwen in eeuwigheid en het eeuwige leven deelachtig zijn. Ondoorgrondelijk, wijl Hij zijn gerechtigheid niet kan laten varen en den Zoon aan het oordeel onderwierp, dat den goddelooze trof, opdat Zijn liefde den weg opende tot verzoening en verlossing van een wederspannig kroost.
Hoezeer wordt de menschelijke hoogmoed ter neder geslagen als Gods kind dien Zoon aanschouwt, die zich vernederde tot in den dood des kruises, omdat het zijn spijze is te doen den Wil des Vaders.
Hoe smelt ook de laatste schijn van verdienste weg in het hart van den overtreder der wet, als hij een oog krijgt voor de gehoorzaamheid van Hem, die geen zonde heeft gekend noch gedaan. In Hem ontwaart hij dien volkomen en volmaakten mensch, bij wiens aanblik de ijdelheid van zijn verdorven natuur niet kan verborgen blijven. Hij ziet zich gesteld voor het beeld dier volmaakte godsvrucht, welke hij derft vanwege de zonde. Doch in het licht van Zijne gerechtigheid mengt zich de luister Zijner goddelijke heerlijkheid, vol van genade en waarheid, der genade, wijl Hij kwam als de Zoon van Gods liefde. In die heerlijkheid van den Christus wordt de Middelaar Gods en der menschen ontdekt en als Hij spreekt: gij zult het licht des levens hebben, sterkt deze belofte de hope, dat men in Zijn licht zal wandelen en leven.
Kinderen des lichts zijn ze, die in Zijn leven worden ingelijfd, want de Vader heeft hen in den Christus gegenereerd. Hij heeft voor hen weggelegd, dat zij uit Hem zullen leven, opdat zij de heerlijkheid van den Middelaar zullen deelachtig zijn. Zoo zullen zij met Hem èèn plante worden, die het zegt: Ik ben de weg en de waarheid en het leven, en daarin wordt de belofte vervuld, dat zij het licht des levens zullen hebben. In deze geheimnisvolle betrekking tot den Christus is derhalve een nieuwe levensbetrekking, welke uit de kracht van dat leven eeuwig is en zich verheugt in de heerlijkheid van het licht.
Daarmede zijn alle gaven Gods in den Christus weggelegd ook aan Gods kinderen geschonken: gaven van kennis, van gerechtigheid en heiligheid, van eeuwige zaligheid en leven. En het is klaar, dat deze levensbetrekking niet meer kan verbroken worden, wijl zij in de eeuwige liefde Gods haar fundament heeft en door het welbehagen Gods is geordineerd.
De kinderen Gods mogen zich in deze hemelsche vreugde verheugen, wanneer de schatkamer der genade opengaat en schoon zij gebonden aan dit aardsche bestaan nog te strijden hebben met de duisternis, werkt toch de heilige Geest een goed toeverzicht op den Vader der barmhartigheid, hetwelk gedragen door den geest van Christus aan de beloften Gods niet twijfelt en ook in dit aardsche tranendal een onvergankelijke kracht geeft om te volharden in het geloof. Een eeuwige dageraad is opgegaan in hun hart en de zonne der gerechtigheid doet haar eeuwige glansen schijnen over de donkere nevelen van het graf, daar zij de stem van den Christus vernemen en de kracht Zijns Woords ervaren: Ik leef en gij zult leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Het licht der wereld. - IV.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 februari 1934

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's